Uitspraak
zaak A), 13-302260-19 (hierna:
zaak B), 13-024615-19 (hierna:
zaak C),
13-702326-18 (tul) en 13-026600-19 (tul) tegen:
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
1 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmiddelen
[naam01]:
het hof begrijpt steeds: de verdachte) had problemen met zijn pinpas en hij zou het geld eerst naar mij overmaken. Ik besloot, nadat het geld om mijn rekening stond, het bedrag van € 200,00 voor NN1 te pinnen op het Rokin. Om het geld naar mij te kunnen overmaken heeft NN1 mij eerst toegevoegd op WhatsApp. Via WhatsApp heb ik NN1 een open betaalverzoek gestuurd. Met een open betaalverzoek kan de ontvanger zelf het bedrag kiezen. NN1 liet eerst zien met € 10,00 dat het werkte. Ik zag inderdaad dat er € 10,00 was bijgeschreven op mijn rekening via het betaalverzoek. Hierna stuurde NN1 mij een tweede bedrag van € 190,00. Ik heb na ontvangst van de bedragen € 200,00 voor NN1 gepind.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]
BESLISSING
€ 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) bestaande uit € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
[benadeelde partij01] , ter zake van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) bestaande uit € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.