ECLI:NL:GHAMS:2022:3493

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
23-003193-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van gemeenteambtenaren via sociale media door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van belediging van twee gemeenteambtenaren, [benadeelde partij01] en [benadeelde partij02], gedurende de rechtmatige uitoefening van hun functie. De verdachte heeft op verschillende momenten beledigende berichten en afbeeldingen geplaatst op Facebook, die de eer en goede naam van de ambtenaren hebben aangetast. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 april 2017 [benadeelde partij01] beledigde door hem te beschuldigen van crimineel gedrag en op 26 april 2017 [benadeelde partij02] beledigde met vergelijkbare beledigende uitlatingen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, en de vorderingen van de benadeelde partijen tot € 150,00 toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen was, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de feiten 1 en 2. De verdachte is vrijgesproken van feit 3. Het hof heeft de straf gehandhaafd en de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van belediging van ambtenaren en de gevolgen van uitingen op sociale media voor hun persoonlijke en professionele leven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003193-18
datum uitspraak: 5 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-184847-17 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1963,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is ter zake van de feiten 1, 2 en 3 namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 13 april 2017 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij01] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding heeft beledigd door (middels een [account01] “ [verdachte01] ”) een bericht op [website01] te plaatsen/delen met als inhoud: “De voorste man noemt zich een handhaver van de Gemeente Uithoorn [benadeelde partij01] , hij is hier alleen te stom voor en wil zijn bevindingen niet op papier zetten, is dus de crimineel voor de gemeente Uithoorn”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

2.Hij op of omstreeks 26 april 2017 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk een buitengewoon opsporingsambtenaar, te weten [benadeelde partij02] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding heeft beledigd door (middels een [account01] “ [verdachte01] ”) (een) bericht(en) op [website01] te plaatsen/delen met als inhoud:

1. Vandaag weer ongeoorloofd bezoek gehad van [naam01] zonder zich te melden, met als je [benadeelde partij02] dan opbelt is hij er niet en pas woensdag beschikbaar heb nieuws voor je pleur op man vieze gluiperd” en/of “lieg gewoon niet mafketel” en/of
2. “ Alleen [benadeelde partij02] zal ik even aanspreken wat hij heeft meegenomen uit de tent die sukkel staat gewoon op camera” en/of
3. “ kijk dat aapje klimmen”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3.primairhij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 5 mei 2017 tot en met 23 mei 2017 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [benadeelde partij02] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht (middels een [account01] “ [verdachte01] ”) (een) bericht(en) op [website01] te plaatsen/delen met als inhoud (onder meer):

1. Vorige week kwam [benadeelde partij02] wederom mijn terrein op voor de volgende malafide actie en dan ook nog het dak van de container stuk lopen voor iets wat al lang bekend was”
2. “ Daarnaast loop en klimt meneer [naam02] op onverantwoorde wijze ook nog eens op een andermans spullen met gevolg dat er nu lekkage is ontstaan” en hierbij een schermafdruk van een camerabeeld te plaatsen”

3.subsidiairhij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 5 mei 2017 tot en met 23 mei 2017 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk een buitengewoon opsporingsambtenaar, te weten [benadeelde partij02] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding heeft beledigd door (middels een [account01] “ [verdachte01] ”) (een) bericht(en) op [website01] te plaatsen/delen met als inhoud:

1. Vorige week kwam [benadeelde partij02] wederom mijn terrein op voor de volgende malafide actie en dan ook nog het dak van de container stuk lopen voor iets wat al lang bekend was”
2. “ Daarnaast loop en klimt meneer [naam02] op onverantwoorde wijze ook nog eens op een andermans spullen met gevolg dat er nu lekkage is ontstaan” en hierbij een schermafdruk van een camerabeeld te plaatsen
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt en tot een gedeeltelijk andere beslissing wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 1, feit 2 en feit 3 moet worden vrijgesproken. Wat betreft feit 1 heeft hij hiertoe aangevoerd dat de woorden “te stom” en “crimineel” gelet op de context waarin de verdachte deze uitlatingen heeft gedaan – gericht tegen een gemeenteambtenaar die handelt in strijd met wet- en regelgeving – en gelet op het forum waarop het is geschreven en de persoon van de verdachte kennende, geen belediging opleveren. Wat betreft feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat, daargelaten de overige termen, de woorden “kijk dat aapje klimmen”, gegeven de omstandigheden, bezwaarlijk als beledigend zijn aan te merken. En wat betreft feit 3 heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de uitingen van de verdachte overeenkomen met de waarheid, betrekking hebben op het gedrag van [benadeelde partij02] (in plaats van op zijn persoon) en deze uitingen daarom niet kunnen worden aangemerkt als smaadschrift noch als belediging.
Feit 1 en feit 2: belediging van een ambtenaar
Vaststaat dat de verdachte op 13 april 2017 op [benadeelde partij01] aangever [benadeelde partij01] “te stom” en “crimineel” heeft genoemd (feit 1) en dat hij op 26 april 2017 op [benadeelde partij01] over aangever [benadeelde partij02] de woorden “maffia”, “vieze gluiperd”, “mafketel”, “sukkel” en “kijk dat aapje klimmen” heeft gebruikt (feit 2).
Het hof staat voor de vraag of deze uitingen belediging in de zin van artikel 266, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opleveren, zoals aan de verdachte is tenlastegelegd. In lijn met de overwegingen van de rechtbank overweegt het hof dat sprake is van zogenoemde eenvoudige belediging wanneer iemands eer of goede naam wordt aangerand, oftewel: wanneer iemands morele integriteit wordt aangetast. Een van de manieren waarop belediging kan plaatsvinden, is in het openbaar (mondeling, bij geschrift of afbeelding). Van een in het openbaar gedane uiting is sprake als de uiting is gedaan onder zodanige omstandigheden of op zodanige wijze dat zij in beginsel kan worden gehoord door anderen dan degene tegen wie de uiting is gedaan. Dat geldt ook indien de uiting wordt gedaan via de moderne communicatiemiddelen, zoals in deze zaak via een voor meerderen toegankelijk [account01].
In de eerste plaats dient het hof de vraag te beantwoorden of de uiting op zichzelf beledigend is, oftewel: of deze al dan niet op zichzelf geschikt is om iemands waardigheid die hem in het maatschappelijk verkeer toekomt, aan te randen. In de tweede plaats is het de vraag of de context waarin de uiting is gedaan het beledigend karakter van die uiting wegneemt dan wel of die context aan de uiting die op zichzelf niet beledigend is, dat karakter wel verleent.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat de woorden “te stom”, “vieze gluiperd”, “mafketel” en “sukkel” naar hun aard en op zichzelf beledigend zijn. Het betreffen immers uitingen die naar algemeen spraakgebruik scheldwoorden zijn en dus op zichzelf geschikt om iemand te beledigen. Van bijzondere omstandigheden waaronder deze uitingen zijn gedaan, en die het beledigende karakter aan de uitingen kunnen ontnemen, is het hof niet gebleken. De vraag of deze (dus) beledigende uitingen onder de vrijheid van meningsuiting vallen, is een vraag die hierna aan de orde zal komen. De woorden “crimineel”, “maffia” en “kijk dat aapje klimmen” acht het hof, evenals de rechtbank, niet op zichzelf beledigend. Deze uitingen zouden immers neutraal gebruikt kunnen worden, maar in de context waarin de verdachte deze uitingen heeft gedaan, zijn deze woorden evident als scheldwoorden bedoeld. De context verleent dan ook het beledigende karakter aan deze woorden. De toon van de berichten is denigrerend en de berichten hebben kennelijk ten doel de eer of goede naam van de aangevers aan te randen.
Anders dan de rechtbank acht het hof bewezen dat ook de belediging jegens [benadeelde partij01] kan worden aangemerkt als een belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in de zin van artikel 267, eerste lid, sub 2 Sr (feit 1). Uit het politiedossier volgt reeds dat [benadeelde partij01] was ingehuurd door de gemeente Uithoorn als toezichthouder en in die hoedanigheid van de gemeente de opdracht kreeg een onderzoek in te stellen naar aanleiding van een zogenoemde asbestmelding en een verzoek tot handhaving. De Hoge Raad vat het begrip “ambtenaar” in strafrechtelijke zin ruim op en overweegt dat daaronder tevens is begrepen degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd (ECLI:NL:HR:2009:BG7743). Daarvan is sprake. Voorts heeft [benadeelde partij01] ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat hij destijds was aangesteld als ambtenaar.
Naar het oordeel van het hof zijn de ambtenaren [benadeelde partij01] en [benadeelde partij02] door de uitingen van de verdachte in hun eer en goede naam aangerand gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, waarmee wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd.
Vrijspraak feit 3
Op 5 mei 2017 heeft de verdachte op [benadeelde partij01] berichten geplaatst waarin, kort gezegd, staat dat [benadeelde partij02] zich wederom op het terrein van de verdachte heeft bevonden, voor de volgende “malafide actie”, en dat [benadeelde partij02] op onverantwoorde wijze op andermans spullen (te weten een container) is geklommen en heeft gelopen, met lekkage tot gevolg.
Smaad(schrift), zoals primair is tenlastegelegd, is alleen strafbaar indien er opzet is op de aanranding van iemands eer of goede naam. Het vereiste opzet zal in het algemeen mede kunnen worden afgeleid uit objectieve omstandigheden, zoals de inhoud en de vorm van de uiting en de wijze waarop deze wordt gedaan. Daargelaten de vraag of de uitingen de eer of goede naam van [benadeelde partij02] werkelijk hebben aangerand, is het hof, gelet op de feitelijke en beschrijvende bewoordingen die de verdachte in de [berichten01] heeft gebezigd, van oordeel dat hieruit niet kan worden afgeleid dat de verdachte het opzet had met deze berichten de eer of goede naam van [benadeelde partij02] aan te randen. Dit leidt tot vrijspraak.
Belediging, zoals subsidiair is tenlastegelegd, vereist eenzelfde opzet, zodat de verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken. In vergelijking met feit 2 is de toonzetting in de berichten onder feit 3 een andere en gaat het in deze uitingen om het gedrag van [benadeelde partij02] en niet, althans niet hoofdzakelijk, om zijn persoon.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder
3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 13 april 2017 te Uithoorn opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij01] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar bij geschrift en afbeelding heeft beledigd door (middels een [account01] “ [verdachte01] ”) een bericht op [website01] te plaatsen met als inhoud: “De voorste man noemt zich een handhaver van de Gemeente Uithoorn [benadeelde partij01] , hij is hier alleen te stom voor en wil zijn bevindingen niet op papier zetten, is dus de crimineel voor de gemeente Uithoorn”;

2.hij op 26 april 2017 te Uithoorn opzettelijk een buitengewoon opsporingsambtenaar, te weten [benadeelde partij02] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar bij geschrift en afbeelding heeft beledigd door (middels een [account01] “ [verdachte01] ”) berichten op [website01] te plaatsen met als inhoud:

1. Vandaag weer ongeoorloofd bezoek gehad van [naam01] zonder zich te melden, met als je [benadeelde partij02] dan opbelt is hij er niet en pas woensdag beschikbaar heb nieuws voor je pleur op man vieze gluiperd” en “lieg gewoon niet mafketel” en
2. “ Alleen [benadeelde partij02] zal ik even aanspreken wat hij heeft meegenomen uit de tent die sukkel staat gewoon op camera” en
3. “ kijk dat aapje klimmen”.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft zich in hoger beroep subsidiair op het standpunt gesteld dat de uitingen van de verdachte vallen onder de vrijheid van meningsuiting die wordt beschermd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze bepaling verzet zich tegen een veroordeling van de verdachte voor de gewraakte uitingen, met als gevolg dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hoewel de raadsman dit verweer enkel uitdrukkelijk heeft gevoerd in het kader van feit 3, waarvan de verdachte door het hof wordt vrijgesproken, begrijpt het hof het pleidooi van de raadsman aldus dat dit verweer ook wordt gevoerd ter zake van feit 1 en feit 2.
Het hof overweegt als volgt.
De vrijheid van meningsuiting is één van de belangrijkste fundamenten van een democratische rechtsstaat en gaat niet alleen op voor opvattingen die in de samenleving op breed draagvlak kunnen rekenen, maar ook, juist, voor die opvattingen die mogelijk choqueren, kwetsen of verontrusten. In een goed functionerende democratische samenleving is het van essentieel belang dat burgers hun mening kunnen uiten en aan maatschappelijke discussies kunnen deelnemen.
Dit betekent echter niet dat de vrijheid van meningsuiting onbeperkt is. Ook uit het tweede lid van artikel 10 EVRM blijkt dat deze vrijheid kan worden onderworpen aan beperkingen die bij wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn, onder andere in het belang van de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen.
De strafbaarstelling van artikel 266 Sr is een dergelijke wettelijke beperking. Het hof moet beoordelen of een veroordeling van de verdachte ter zake van dit feit een ontoelaatbare inbreuk oplevert op de vrijheid van meningsuiting (ECLI:NL:HR:2018:541).
Artikel 266, tweede lid, Sr biedt hiervoor een kader. Dit artikellid bevat een bijzondere rechtvaardigingsgrond die beoogt ruimte te scheppen voor politieke gevoelsuitingen, ook als die gepaard gaan met beledigingen. Niet strafbaar zijn uitingen die ertoe strekken een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen. Hierbij geldt als vereiste dat de uitingen er niet op mogen zijn gericht in ander opzicht of zwaarder te grieven dan uit die strekking voortvloeit. Onder invloed van het EVRM dient de term ‘openbare belangen’ ruim te worden uitgelegd. Hieronder valt het belang van een publiek debat over politieke kwesties en kwesties van algemeen belang.
De verdachte komt geen succesvol beroep toe op artikel 266, tweede lid, Sr en een veroordeling van de verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten is niet in strijd met artikel 10 EVRM. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de verdachte de grens van het toelaatbare heeft overschreden. De bewezenverklaarde uitingen van de verdachte strekken er niet toe een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen en leveren geen bijdrage aan een publiek debat over politieke kwesties of kwesties van algemeen belang, en zijn bovendien onnodig grievend. Enige inhoudelijke bijdrage aan welk publiek debat ook – buiten die van het uiten van persoonlijke frustratie van de verdachte richting en over het handelen van de aangevers – is in de woorden die de verdachte heeft gebruikt niet te ontdekken. De omstandigheid dat de verdachte zich niet gehoord voelde (en voelt) door de gemeente Uithoorn en/of haar ambtenaren, levert geen rechtvaardiging op voor het beledigen van de ambtenaren [benadeelde partij01] en [benadeelde partij02] op een wijze die hiervoor is weergegeven.
Ook anderszins is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de achtergrond van de feiten: het langdurige geschil tussen de verdachte en de gemeente Uithoorn en het nalaten van die gemeente om de verdachte serieus te nemen en open en normaal te benaderen. Verder heeft de raadsman gewezen op de forse overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee gemeenteambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Door het plaatsen van berichten en afbeeldingen op [benadeelde partij01] met daarin beledigende teksten heeft de verdachte aangevers [benadeelde partij01] en [benadeelde partij02] in hun eer en goede naam aangetast. Uitspraken op het internet kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de aangevers. Zij hebben beschreven hoezeer de berichten op [benadeelde partij01] nadelige gevolgen hebben voor hun privéleven en voor het uitoefenen van hun werkzaamheden. Met het plegen van de feiten heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans levenssfeer.
Het hof stelt vast dat de strafbare handelingen van de verdachte voortkomen uit een langdurend conflict met de gemeente Uithoorn. Alhoewel het hof zich, met de rechtbank, kan voorstellen dat de verdachte de gang van zaken als frustrerend heeft ervaren, is het plaatsen van beledigende berichten niet de juiste manier om daaraan uiting te geven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bij het hof niet de indruk gewekt dat hij voornemens is aan zijn frustratie jegens de gemeente Uithoorn en haar ambtenaren, welke frustratie tot op de dag van vandaag voortduurt, op een andere (niet strafbare) wijze uiting te geven.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 november 2022 is hij eerder in het kader van zijn langlopende conflict met de gemeente Uithoorn wegens strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Bovendien liep de verdachte, toen hij feit 1 en feit 2 pleegde, in een proeftijd. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof acht, alles afwegende, evenals de rechtbank een onvoorwaardelijke geldboete van € 750,00 passend en geboden. Hoewel het hof, anders dan de rechtbank, de verdachte integraal vrijspreekt van
feit 3, acht het hof de strafverzwarende omstandigheid in feit 1 (belediging van een ambtenaar), anders dan de rechtbank, bewezen en weegt dit ook in strafverzwarende zin mee.
Redelijke termijn
Namens de verdachte is op 13 september 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst thans op 5 december 2022 arrest. Dit betekent dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep met 2 jaren en bijna 3 maanden is overschreden.
Op voornoemde geldboete wordt echter geen vermindering toegepast nu het gaat om een geldboete die minder beloopt dan € 1.000,00. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het hof van oordeel dat met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM deze schending voldoende is gecompenseerd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 850,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 150,00, met toepassing van de wettelijke rente, proceskosten en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair verzocht de vordering te
matigen gelet op de lagere vergoedingen die doorgaans worden toegekend in vergelijkbare zaken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof stelt die schade vast op na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering dient te worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente, proceskosten en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair verzocht de vordering te matigen gelet op de lagere vergoedingen die doorgaans worden toegekend in vergelijkbare zaken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof stelt die schade vast op na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in
zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 april 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij02] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij02] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 26 april 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. S. Jongeling en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2022.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]