Op 17 februari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd op 10 november 2020 te Zaandam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft bepaald dat een gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Daarnaast heeft het hof een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 50,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot schadevergoeding voor het overige is afgewezen. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade is vastgesteld op 10 november 2020. De uitspraak is gedaan door mr. R.D. van Heffen, in bijzijn van griffier L.M. van Leeuwen.