Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3],
[geïntimeerde sub 4] ,
[geïntimeerde sub 5],
[geïntimeerde sub 6],
[geïntimeerde sub 7],
[geïntimeerde sub 8],
[geïntimeerde sub 9] ,
[geïntimeerde sub 10],
[geïntimeerde sub 11],
[geïntimeerde sub 12],
[geïntimeerde sub 13],
[geïntimeerde sub 14],
[geïntimeerde sub 15],
[geïntimeerde sub 16],
[geïntimeerde sub 17],
[geïntimeerde sub 18],
[geïntimeerde sub 19]
[geïntimeerde sub 20],
[geïntimeerde sub 21],
[geïntimeerde sub 22],
[geïntimeerde sub 23],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
hebben in het principaal appel geconcludeerd, zo begrijpt het hof, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover daarin de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen.
heeft in het incidenteel appel geconcludeerd, zo begrijpt het hof, tot afwijzing daarvan.
3.Feiten
4.Beoordeling
a. te verklaren voor recht dat het gebruik dat [geïntimeerden] maken van de percelen van [appellant] zonder titel is en onrechtmatig, en dat [geïntimeerden] door dat gebruik niet te staken onrechtmatig handelen jegens [appellant] ;
c. [geïntimeerden] te gebieden de door hen opgerichte bouwwerken en grondverhardingen en de hen toebehorende roerende zaken (te weten: meubilair en vervoermiddelen) op de percelen van [appellant] te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom;
te verklaren voor recht dat [geïntimeerden] door hun bezitsdaden onrechtmatig jegens [appellant] hebben gehandeld en dat zij voor de aldus door [appellant] geleden schade aansprakelijk zijn, welke schade moet worden opgemaakt bij staat,
In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen onder I van [geïntimeerden] (zie 4.2 onder a. tot en met l.) toegewezen, de vordering onder II afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
“schematisch aangegeven op bijlage 4 die aan dit vonnis wordt gehecht en daarvan deel uitmaakt”.In het proces-verbaal dat is opgemaakt van de comparitie en aansluitende descente die op 19 juli 2018 door de rechtbank is gehouden, is opgenomen dat
“de rechter ziet dat alle tuinen een afgesloten indruk maken en globaal overeen lijken te stemmen met de grenzen zoals aangegeven in productie 4 cva.”In het licht van deze gedingstukken is het hof van oordeel dat het dictum voldoende duidelijk is.