ECLI:NL:GHAMS:2022:860
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van klaagschrift inzake inbeslagname motorhesje/vest
Op 22 maart 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.J. van Rijsbergen, verzocht om opheffing van het beslag op een motorhesje/vest met daarop vermeld '[naam 1]'. Het klaagschrift was op 17 november 2021 ingediend en de advocaat-generaal had op 28 december 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 8 maart 2022 was klager niet verschenen.
Het hof heeft de relevante stukken in de strafzaak bekeken en de advocaat-generaal en de raadsman gehoord. De beoordeling van het hof richtte zich op de vraag of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag rechtvaardigde. Het hof oordeelde dat het beslag was gelegd op grond van artikel 94 Sv en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter in een later stadium tot verbeurdverklaring van het motorhesje/vest zou besluiten. De raadsman had betoogd dat het onwaarschijnlijk was dat het motorhesje/vest in hoger beroep verbeurd zou worden verklaard, maar het hof volgde dit niet.
Uiteindelijk verklaarde het hof het klaagschrift ongegrond, met de beslissing dat de beschikking onverwijld aan klager moest worden betekend. De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met mr. E. van Die als voorzitter en mr. M.E. de Waard als griffier.