ECLI:NL:GHAMS:2023:1076

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.318.910/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking van de kantonrechter inzake onderbewindstelling en benoeming nieuwe bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter van 22 september 2022. De rechthebbende, een moeder van meerderjarige kinderen en een minderjarige, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen de opheffing van haar bewind. De kantonrechter had het verzoek van Rabarber Bewind tot opheffing van het bewind toegewezen, maar de rechthebbende was van mening dat de gronden voor het bewind nog steeds aanwezig waren. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2023 werd duidelijk dat de rechthebbende niet in staat was haar financiën zelf te beheren en dat hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende was. Het hof oordeelde dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en herstelde het bewind over de goederen van de rechthebbende. Tevens werd Rabarber Bewind ontslagen als bewindvoerder en werd [Y] van [X] en [Y] Beschermingsbewind benoemd als nieuwe bewindvoerder. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.318.910/01
Zaaknummer rechtbank: 10058686 EB VERZ 22-11710
Beschikking van de meervoudige kamer van 2 mei 2023 in de zaak van
[de rechthebbende] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J.A. Neslo te Almere.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] );
- [kind 4] (hierna te noemen: [kind 4] );
hierna gezamenlijk ook te noemen: de meerderjarige kinderen van de rechthebbende;
- [kind 5] (hierna te noemen: [kind 5] );
- Rabarber Bewind;
- [X] en [Y] Beschermingsbewind.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 22 september 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 17 november 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van de kantonrechter van 22 september 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 maart 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat;
- Rabarber Bewind, vertegenwoordigd door [Z] (hierna te noemen: [Z] ).
[Y] (hierna te noemen: [Y] ), vertegenwoordigster van [X] en [Y] Beschermingsbewind, en de meerderjarige kinderen van de rechthebbende zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
[Z] heeft bij bericht van 1 maart 2023 na de mondelinge behandeling, op verzoek van het hof, het verzoekschrift tot onderbewindstelling van 20 september 2016, het plan van aanpak bewind, de beschikking van de kantonrechter van 18 oktober 2016, het overzicht van de schulden van de rechthebbende op 30 augustus 2016 aan het hof toegezonden.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1971 te [geboorteplaats] , Suriname. De rechthebbende is de moeder van genoemde meerderjarige kinderen en de minderjarige [kind 5] .
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 18 oktober 2016 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke/ geestelijke toestand en verkwisting/het hebben van problematische schulden, met benoeming van Rabarber Bewind tot bewindvoerder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van Rabarber Bewind tot opheffing van het bewind, toegewezen. Het bewind is met ingang van 1 oktober 2022 opgeheven.
4.2
De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te beslissen dat Rabarber Bewind wordt ontslagen als bewindvoerder en [Y] van [X] en [Y] Beschermingsbewind tot opvolgend bewindvoerder wordt benoemd.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten van partijen
5.1
De rechthebbende stelt dat de gronden voor het bewind nog aanwezig zijn. Zij acht zichzelf op dit moment niet in staat om haar financiën zelf te beheren. Omdat zij geen spaargeld meer heeft, moet zij haar kinderen om hulp vragen bij onvoorziene uitgaven. Dit kan niet van de kinderen worden gevergd en zij wil haar kinderen hiermee ook niet belasten. De vraag of zij het financieel gaat redden, zorgt bovendien voor veel stress bij de rechthebbende. Ook is hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende toereikend. De rechthebbende wilde geen opheffing van het bewind, maar wilde wel dat een andere bewindvoerder zou worden benoemd. [Z] was niet streng genoeg voor haar en gaf haar geen inzage in haar financiële situatie. Dit leidde tot spanningen en strijd tussen [Z] en de rechthebbende. [Y] is bereid de rol van bewindvoerder op zich te nemen, aldus de rechthebbende.
5.2
[Z] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep onder meer verklaard dat hij in 2016 bewindvoerder van de rechthebbende is geworden, omdat zij veel schulden had. In totaal bedroegen de schulden ruim € 100.000,-, maar deze zijn inmiddels afgelost. Toen de rechthebbende onder bewind kwam te staan, was het idee dat zij altijd een bewindvoerder nodig zou hebben omdat er in de loop van de jaren bij de rechthebbende geen sprake was van enig lerend vermogen ten aanzien van haar financiën. Wanneer de rechthebbende wist dat er geld op haar rekening was gestort, wilde zij daarover beschikken en bleef zij om geld vragen. Op een gegeven moment gaf de rechthebbende aan dat zij daadwerkelijk zelf haar geld wilde beheren. [Z] heeft daarom de kantonrechter verzocht het bewind op te heffen. Aan het einde van het bewind stond er ongeveer € 1.500,- op de rekening van de rechthebbende. [Z] heeft inmiddels de eindrekening- en verantwoording afgelegd en deze is goedgekeurd, aldus zijn verklaring ter zitting.
Het wettelijk kader
5.3
Op grond van artikel 1:448 lid 1, sub e, van het Burgerlijk Wetboek (BW) eindigt de taak van de bewindvoerder door ontslag dat hem door de (kanton)rechter met ingang van een door deze bepaalde dag wordt verleend. Op grond van lid twee wordt het ontslag hem verleend op eigen verzoek, wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
Op grond van artikel 1:449 lid 2 BW kan de rechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken.
De beoordeling
5.4
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de schulden van de rechthebbende weliswaar zijn afbetaald, maar dat het de rechthebbende niet lukt om haar financiële situatie zelf op orde te houden. Zo lukt het haar niet om geld opzij te zetten, zodat zij kan sparen; het geld dat binnenkomt, geeft zij direct uit. Een voorbeeld hiervan is het bedrag van € 30.000,-, dat zij heeft ontvangen omdat zij slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire. Dit bedrag heeft zij in een half jaar opgemaakt. Ook heeft zij tijdens de onderbewindstelling voortdurend aan haar bewindvoerder om extra geld gevraagd. Zij begreep niet dat het niet mogelijk was extra geld te ontvangen en overzag de consequenties van het direct uitgeven van haar leefgeld onvoldoende. Daarbij acht het hof het, zoals de rechthebbende zelf heeft aangegeven, onwenselijk dat de kinderen van de rechthebbende thans zouden moeten bijspringen om ervoor te zorgen dat de financiële situatie van de rechthebbende stabiel blijft. De rechthebbende heeft ter zitting verklaard dat dit een negatieve invloed heeft op de relatie met haar kinderen en zij wil deze hulp ook niet van hen vragen.
Het hof stelt op basis van het voorgaande vast dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat was en is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Hulp aan de rechthebbende in het vrijwillig kader is hierbij onvoldoende toereikend. Zonder een onderbewindstelling kan namelijk niet voorkomen worden dat de rechthebbende te veel geld uitgeeft. Hulpverlening vanuit het vrijwillig kader is niet bevoegd om de rechthebbende te weigeren (haar eigen) geld ter beschikbaar te stellen als zij hierom vraagt. Gelet op het vorenstaande en gelet op de uitdrukkelijke wens van de rechthebbende om het bewind voort te zetten is bewindvoering noodzakelijk gebleven. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter om het bewind op te heffen daarom vernietigen, waardoor het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende herleeft.
5.5
De rechthebbende heeft ook verzocht een andere bewindvoerder te benoemen. [Z] heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek tot benoeming van een andere bewindvoerder, zolang de datum van het einde van zijn betrokkenheid als bewindvoerder, te weten 1 oktober 2022, in stand blijft. Het hof leidt uit het dossier en het verhandelde ter zitting af dat tussen de rechthebbende en [Z] geen constructieve samenwerking meer mogelijk is en ziet hierin aanleiding een andere bewindvoerder te benoemen. [Z] heeft per 1 oktober 2022, de door de kantonrechter vastgestelde opheffingsdatum, zijn werkzaamheden beëindigd en rekening en verantwoording afgelegd. Het hof zal Rabarber Bewind daarom ontslag verlenen per 1 oktober 2022. Door de rechthebbende is een nieuwe bewindvoerder voorgesteld, te weten [Y] van [X] en [Y] Beschermingsbewind. Zij heeft door middel van een schriftelijke bereidverklaring laten weten als bewindvoerder van de rechthebbende te kunnen en willen optreden. Omdat de rechthebbende met [X] en [Y] niet de verstoorde verhouding heeft die zij met [Z] had, is voorzetting van het bewind ook zinvol. Nu er geen bezwaren tot benoeming van deze bewindvoerder zijn zal het hof haar, gelet op het bepaalde in artikel 1:435 lid 10 BW, benoemen als bewindvoerder met ingang van de dag na heden.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van
22 september 2022, en opnieuw rechtdoende:
verstaat dat het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende herleeft;
ontslaat met ingang van 1 oktober 2022 Rabarber bewind als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende;
benoemt met ingang van de dag na heden [Y] , van [X] en [Y] Beschermingsbewind te Almere, tot bewindvoerder;
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast op € 1.245,-, overeenkomstig artikel 3, lid 2, sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
draagt de ontslagen bewindvoerder op om alle voor de opvolgend bewindvoerder benodigde gegevens zo spoedig mogelijk over te dragen;
bepaalt dat de griffier van dit hof een kopie van deze beschikking zal zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, Sectie Kanton, ter aantekening in het Centraal Curatele- en Bewind Register, ook voor zover het het ontslag en de benoeming van de bewindvoerder betreft;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, M.T. Hoogland en G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh, als griffier en is op 2 mei 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.