4.Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft het volgende overwogen:
11. De rechtbank moet allereerst beoordelen of eiseres in haar beroep kan worden ontvangen.
12. Een ieder kan zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen (of in beroep) laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Voorts treedt een besluit niet in werking voordat het op de juiste wijze is bekend gemaakt. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie de aanvrager. Indien iemand zich laat vertegenwoordigen stelt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval ter beschikking aan de gemachtigde. De beslissing wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. Dat staat in de artikelen 2:1, 3:40, 3:41, 6:17, 7:12 en 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
13. De rechtbank stelt vast dat [A] beschikt over volmachten om namens eiseres te procederen. Voorts beschikt de gemachtigde over volmachten om namens [A] bezwaar te maken en beroep in te stellen. Verweerder heeft de uitspraak op bezwaar aan [A] verstuurd. Eerst nadat de gemachtigde verweerder in gebreke heeft gesteld heeft verweerder de uitspraak op bezwaar aan de gemachtigde verzonden. Waarna deze binnen zes weken na dagtekening van verzending van de uitspraak op bezwaar beroep heeft ingesteld.
14. Onder verwijzing naar de uitspraken van de Hoge Raad der Nederlanden (hierna: HR) van 5 oktober 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AD4062; r.o. 3.2 en 3.3.) en 25 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:969; r.o. 3.3.5) overweegt de rechtbank dat gelet op het bepaalde in artikel 3:40 en 6:17 van de Awb de uitspraak op bezwaar door verzending daarvan aan [A] niet op de juiste wijze is bekend gemaakt. Dat betekent dat de beroepstermijn eerst is gaan lopen de dag nadat de uitspraak op bezwaar aan de gemachtigde is verzonden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vorengaande eiseres tijdig beroep heeft ingesteld. 15. Dat verweerder de uitspraak op bezwaar aanvankelijk niet naar de gemachtigde heeft verzonden omdat hij niet beschikte over het adres van de gemachtigde omdat dit bij het scannen van de bezwaarschriften is weggevallen, doet daaraan niet af. Zoals blijkt uit het door verweerder aan de rechtbank doorgezonden bezwaarschrift waarop het adres van de gemachtigde onderaan de bladzijde goed is te lezen, beschikte verweerder immers wel over het adres dat stond vermeld onderaan de bezwaarschriften. Dat bij het scannen de onderkant van het bezwaarschrift aanvankelijk niet goed is overgenomen maakt niet dat eiseres, [A] of de gemachtigde verantwoordelijk zijn voor het later indienen van het beroepschrift. [A] was ook niet gehouden de uitspraak op bezwaar door te zenden naar de gemachtigde. Fouten die worden gemaakt bij het scannen van stukken door verweerder komen en blijven voor rekening en risico van verweerder.
16. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verweerder het horen van eiseres achterwege heeft kunnen laten.
17. Artikel 25, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat in afwijking van artikel 7:2 van de Awb, een belanghebbende op zijn verzoek wordt gehoord.
18. Vast staat dat eiseres in het bezwaarschrift heeft verzocht te worden gehoord zodat een hoorzitting niet achterwege had mogen blijven.
Dat zoals verweerder stelt niet is gereageerd op zijn brief waarin [A] vijf weken de gelegenheid is geboden om contact op te nemen om een hoorzitting te plannen, leidt niet tot een ander oordeel. Immers is deze brief aan [A] verzonden terwijl zij een gemachtigde in de arm heeft genomen en op grond van artikel 6:17 alsdan alle stukken (ook) aan de gemachtigde dienen te worden verzonden. Omdat deze brief de gemachtigde niet althans te laat heeft bereikt, is hierdoor geen goede uitnodiging gedaan om contact op te nemen om een hoorzitting te plannen.
19. De grief van eiseres slaagt derhalve. Gelet hierop en het verzoek van eiseres om verweerder opnieuw op de bezwaren te laten beslissen, kan de bestreden uitspraak op bezwaar niet in stand blijven en moet die worden vernietigd.
20. De rechtbank overweegt nog dat aan de schending van de hoorplicht in het onderhavige geval niet kan worden voorbijgegaan omdat partijen het over de feiten niet eens zijn. Immers wordt in het bezwaarschrift de douanewaarde bestreden.
Er is dan ook geen grond zelf in de zaak te voorzien, zodat de rechtbank verweerder zal opdragen opnieuw op de bezwaren te beslissen met inachtneming van de uitspraak.
21. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en heeft eiseres recht op een veroordeling van verweerder in de kosten van de procedures en vergoeding van het griffierecht.
22. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.787 (1 punt voor het indien van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 269 én 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759). ”