Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1],
beiden wonend te [woonplaats 2],
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
advocaat mr. J.B. de Jong te Almere.
1.De zaak in het kort
2.2. Het geding in hoger beroep
- memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, met producties.
3.Feiten
4.BeoordelingDe procedure bij de rechtbank
- € 95.000,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente;
- € 2.195,00 voor de kosten die [appellant] heeft gemaakt om de schade te bepalen;
- de proceskosten waaronder de beslagkosten.
Voor het gebrek in de fundering van het bijgebouw overweegt de rechtbank dat dit aan een normaal gebruik in de weg staat en dat dit gebrek een non-conformiteit oplevert. De rechtbank heeft vervolgens geconcludeerd dat [geïntimeerden] in verzuim zijn komen te verkeren. Omdat de rechtbank zich onvoldoende in staat acht om de schade vast te stellen zijn partijen hierop in de gelegenheid gesteld om zich hierover bij akte nader uit te laten.
grief 1 in het incidenteel hoger beroepte bespreken. [geïntimeerden] betogen met deze grief dat [appellant] geen enkele schade heeft geleden omdat zij van het begin af aan (dus al voorafgaand aan de ontdekking van het funderingsgebrek) plannen had om het bijgebouw geheel te slopen en in plaats daarvan een aanbouw te realiseren. De rechtbank is ten onrechte aan deze (ook in eerste aanleg al opgebrachte) stelling voorbij gegaan, aldus [geïntimeerden] Zij komen met twee argumenten om hun grief te onderbouwen: [appellant] had er geen enkel probleem mee dat [geïntimeerden] de terrastegels uit de achtertuin meenamen en [appellant] stelde vragen over de vloerverwarming, de gebruikte tegels en de techniek daarvan die erop wijzen dat zij plannen had om een aanbouw te realiseren.
Het hof volgt [geïntimeerden] niet hierin. De argumenten, mede in het licht van de verklaring die [appellant] heeft gegeven omtrent de terrastegels (zij vond ze niet mooi) en de vloerverwarming (zij wilde een nieuwe tegel over de bestaande vloer leggen) waarmee [appellant] gemotiveerd verweer heeft gevoerd, kunnen naar oordeel van het hof onvoldoende dragen dat [appellant] al vanaf het begin van plan is geweest om het bijgebouw te slopen. Zoals [appellant] in eerste aanleg heeft tegengeworpen wijst, bovendien, het feit dat zij na de levering van de woning eerst meerdere inspecties heeft laten uitvoeren, vervolgens ruim een half jaar heeft gewacht met de verbouwing en pas naderhand een extra hypotheeklening heeft moeten afsluiten voor die verbouwing erop dat zij niet van meet af aan al plannen had om de garage geheel te slopen en te vervangen door een volledig nieuwe aanbouw.
Deze grief faalt.
grief 2 in het principaal hoger beroepkomt [appellant] op tegen de conclusie van de rechtbank dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten over de gebrekkige dakconstructie. [appellant] stelt dat er geen finale kwijting is afgesproken en dat de vaststellingsovereenkomst alleen zag op de gebreken aan de deuren en aan één balk van het bijgebouw. Dat de dakconstructie ondeugdelijk was en niet professioneel was uitgevoerd, dat het dak diende te worden vervangen en dat betreding van het dak onveilig was is niet aan de orde geweest. In dat verband zou een bedrag van € 1.500,00 ook te laag zijn geweest. Bovendien waren deze gebreken op dat moment ook nog niet bekend.
De grief faalt.
grief 1 in principaal hoger beroepkomt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de schade die specifiek verband houdt met het gebrek aan de fundering wordt begroot op een bedrag van € 20.000,00 inclusief btw.
Kern van deze grief is dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de kosten van herstel € 20.000,- bedragen en daarbij uitgaat van de kosten die zijn begroot in het rapport van Abelen. [appellant] heeft zelf in totaal drie offertes overgelegd (Alphens en Bouw 2000 in eerste aanleg en Prefab Expert in hoger beroep). De bedragen waarop deze offertes uitkomen zijn aanmerkelijk hoger. Volgens [appellant] zijn alle genoemde offertes gebaseerd op de herbouw van een bijgebouw met de omvang van het oorspronkelijke bijgebouw.
Deze luidt als volgt:
Voor het begroten van deze schade is een abstracte redenering, zoals door de rechtbank is gevolgd, noodzakelijk. Het bijgebouw is immers niet in dezelfde staat herbouwd en de offertes die partijen hebben overgelegd dateren alle van nà de sloop van het bijgebouw. Verder gaat ook het hof ervan uit dat ten behoeve van het herstel van de gebrekkige fundering het noodzakelijk was dat het bijgebouw volledig moest worden gesloopt.
Ten slotte moet bij het begroten van de schade rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 6.3 van de koopovereenkomst: verkoper is aansprakelijk voor de herstelkosten van het gebrek dat normaal gebruik belemmert en hierbij dient rekening te worden gehouden met de aftrek ‘nieuw voor oud’.
[appellant] heeft voorts aangevoerd dat de door haar ingediende offertes ook allen zien op de herbouw van het bijgebouw. De offerte van Alphens noemt inderdaad een vrijstaand gebouw met vergelijkbare afmetingen. Voor de fundering wordt echter een volledig geïsoleerde fundering inclusief heipalen opgevoerd, zonder verdere specificatie. [geïntimeerden] brengen hier bovendien tegen in dat de fundering niet geïsoleerd was in de oude staat. De offerte van Bouw 2000 kan buiten beschouwing blijven nu deze offerte op geen enkele wijze is gespecificeerd. De offerte van Prefab begroot voor de fundering ruim 17.000 euro en voor sloopkosten ruim 8.000 euro. De sloopkosten betreffen echter het gehele bijgebouw en niet uitsluitend de fundering. Al met al is ook het hof van oordeel dat aangesloten moet worden bij de offerte van Abelen die de kosten begroot op een bedrag van € 19.218,-. Het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 20.000,- inclusief btw is daarmee redelijk. De grief faalt.
grief 3 in het principaal hoger beroepstelt [appellant] dat [geïntimeerden] ten onrechte niet in de beslagkosten zijn veroordeeld. Deze beslagkosten bedragen in totaal € 968,43. De betreffende stukken worden in hoger beroep alsnog overgelegd en het hof zal deze toewijzen. De grief slaagt.
4.4. Beslissing
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep voor het overige;
;