Uitspraak
Procesgang
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
nade bewezenverklaarde periode. Het hof wijzigt daarom de datum ‘9 maart 2020’ in de laatste alinea van pagina 4 van het vonnis van de rechtbank in ‘24 juli 2019’.
Gerechtshof Amsterdam
Op 16 juni 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 april 2021. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, waarbij de betrokkene werd veroordeeld tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 61.004,00. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank had de betrokkene verplicht om € 60.578,55 te betalen aan de Staat.
In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met aanpassing van de bewijs- en strafmaatoverwegingen. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel is onderzocht over een langere periode dan de pleegperiode van de bewezenverklaarde feiten. Het hof heeft de datum in de ontnemingsrapportage aangepast van '9 maart 2020' naar '24 juli 2019'. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar dit werd verworpen door het hof, dat het veroordelend vonnis in de strafzaak bevestigde.
Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is om de betalingsverplichting te verminderen, ondanks de compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, die op 16 juni 2023 in openbare zitting heeft geoordeeld.