ECLI:NL:GHAMS:2023:1454

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.320.279/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vernietiging van de erkenning door de man van [kind 1] en de rol van de biologische vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van [kind 1] door de man. De man had in 2018 [kind 1] erkend, maar verzocht nu om vernietiging van deze erkenning, omdat hij niet de biologische vader is. De rechtbank had eerder zijn verzoek afgewezen, en het hof onderschrijft deze beslissing. Het hof oordeelt dat het in het belang van [kind 1] is dat de familierechtelijke relatie met de man, die zij als haar vader beschouwt, in stand blijft. De man had op het moment van erkenning kennis van het feit dat hij niet de biologische vader was, en zijn verzoek tot vernietiging is niet gegrond op dwaling of andere wilsgebreken. De vrouw, die de moeder van [kind 1] is, heeft betoogd dat de erkenning niet in het belang van het kind is en dat de man bewust voor de erkenning heeft gekozen. Het hof benadrukt het belang van statusvoorlichting voor [kind 1], maar stelt dat dit niet betekent dat de juridische erkenning moet worden vernietigd. De rol van de man in het leven van [kind 1] is cruciaal, en de kans dat de biologische vader een actieve rol zal spelen is zeer klein. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.320.279/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/327117/FA RK 22-1763
Beschikking van de meervoudige kamer van 27 juni 2023 in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. C.J. Avis-Knuit te Hoofddorp,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.J. Sol te Hilversum.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna: [kind 1] ), vertegenwoordigd door mr. M.J. van der Loo, advocaat te Haarlem, in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over [kind 1] .
Als informant is aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers NH (hierna: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de rechtbank) van 10 november 2022 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 13 december 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voornoemde beschikking van 10 november 2022.
2.2
De vrouw heeft op 13 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een bericht van de man van 30 maart 2023.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 31 maart 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw M. Hoogervorst namens de raad;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager.
De bijzondere curator is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben van 2015 tot en met november 2021 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [kind 2] geboren, [in] 2018 te [plaats A] .
3.2
De vrouw is tevens de moeder van:
- [kind 3] , geboren [in] 2007 te [plaats A] ;
- [kind 4] , geboren [in] 2010 te [plaats A] ;
- [kind 1] , geboren [in] 2015 te [plaats A] .
3.3
De man heeft [kind 2] en [kind 1] (hierna gezamenlijk: de kinderen) op 8 maart 2018 erkend.
3.4
Bij – de in zoverre niet bestreden - beschikking van 10 november 2022 zijn partijen gezamenlijk belast met het gezag over [kind 2] . De vrouw is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over [kind 1] .
3.5
Bij beschikking van 29 april 2022 heeft de rechtbank mr. M.J. van der Loo tot bijzondere curator over de kinderen benoemd. Op 10 juni 2022 heeft de bijzondere curator verslag en advies uitgebracht aan de rechtbank.
3.6
Bij beschikking van 18 augustus 2022 heeft de kinderrechter in de rechtbank (hierna: de kinderrechter) de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar met ingang van 18 augustus 2022 tot 18 augustus 2023.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning van [kind 1] en het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de door de man gedane erkenning van [kind 1] afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen bij de man verblijven:
totdat de man over eigen woonruimte beschikt:
- iedere zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur;
vanaf het moment dat de man over eigen woonruimte beschikt:
- de ene week van vrijdag uit school/BSO tot zondag 19.00 uur;
- de andere week op zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur;
- de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen.
Verder heeft de rechtbank bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna: kinderalimentatie) een bedrag van € 125,- per kind per maand aan de vrouw dient te voldoen, met ingang van 3 november 2022.
4.2
De man verzoekt, na wijziging van zijn verzoek ter zitting in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, primair alsnog het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning door de man van [kind 1] toe te wijzen en subsidiair alsnog het verzoek van de man tot vernietiging van de door hem gedane erkenning van [kind 1] toe te wijzen. Daarnaast verzoekt hij alsnog af te wijzen de verzoeken tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [kind 1] en tot het vaststellen van een door hem te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [kind 1] .
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan de orde is de vraag of de door de man gedane erkenning van [kind 1] dient te worden vernietigd.
5.2
Op grond van artikel 1:205 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend:
a. door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
b. door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
c. door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden is bewogen toestemming tot erkenning te geven.
5.3
De man betoogt dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de door hem gedane erkenning van [kind 1] heeft afgewezen. Het is de man recent gebleken dat de biologische vader van [kind 1] niet zo uit beeld is als de vrouw heeft doen voorkomen. De biologische vader van [kind 1] is niet alleen op de hoogte van haar bestaan, maar heeft ook een tatoeage met haar naam in zijn nek laten zetten. Daarnaast heeft de moeder van de biologische vader babyfoto's van [kind 1] op haar Facebookpagina staan. Mogelijk heeft [kind 1] wel wat te verwachten van haar biologische vader. Omtrent deze nieuwe informatie heeft de man gedwaald, op grond waarvan hij subsidiair alsnog verzoekt zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning toe te wijzen. De man vindt het van essentieel belang dat [kind 1] goed en volledig wordt geïnformeerd wordt over haar afstamming. Hij gunt het [kind 1] ook om te weten wie haar echte vader is. Hij betwijfelt echter of de vrouw haar zal inlichten. Niet valt in te zien waarom de goede band tussen [kind 1] en [kind 2] niet behouden kan blijven als [kind 1] wordt geïnformeerd over haar afstamming. De meisjes groeien al jaren met elkaar op en dit zal niet veranderen. Bij vernietiging van de erkenning zal hij [kind 1] blijven zien en voor haar blijven zorgen, ook financieel, maar daartoe bestaat dan geen juridische verplichting meer, aldus de man.
5.4
De vrouw betoogt dat het verzoek van de bijzondere curator terecht is afgewezen. Vernietiging van de door de man gedane erkenning is niet in het belang van [kind 1] . Zij betwist dat de man heeft gedwaald op het moment van erkenning. De man was destijds bekend met alles wat speelde rondom de geboorte van [kind 1] . Namelijk dat de
biologische vader van [kind 1] bij de geboorte is geweest en dat ongeveer een maand daarna
alle contacten zijn verbroken. Ook met de moeder van de biologische vader is kort daarna alle contact verbroken. De raad is destijds betrokken geweest vanwege het geweld van de zijde van de biologische vader, waarvoor ook een huis- en contactverbod zijn uitgesproken. De biologische vader was een bekende van de politie en er was sprake van agressie en een alcohol- en drugsverslaving. Er is geen enkel contact met de biologische vader en dat zal ook zo blijven. De man heeft bewust voor de erkenning gekozen. Op dat moment vervulde hij al twee jaar zijn rol als haar vader. De vrouw vreest dat de vernietiging van de erkenning zal leiden tot een verwijdering tussen [kind 1] en de man. De familierechtelijke betrekking tussen [kind 1] en de man zal worden verbroken, hoewel sprake is van family life en een feitelijke vader-dochterrelatie. Dit is niet in het belang van [kind 1] . De man speelt een grote rol in het leven van [kind 1] en het is van belang dat hij deze rol behoudt.
Ook de vrouw is van mening dat [kind 1] volledig moet worden geïnformeerd over haar afstamming. In overleg met de gezinsmanager en een derde (deskundige) partij wordt besproken hoe en wanneer dit het beste kan worden verteld aan [kind 1] . Het is immers essentieel dat de statusvoorlichting zorgvuldig gebeurt, aldus de vrouw.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de raad geen eensluidend advies kan geven gelet op de bestreden beschikking en het rapport van de bijzondere curator. Wel kan de raad een aantal punten in overweging geven aan partijen en het hof. De raad vindt het bezien vanuit het perspectief van [kind 1] zorgelijk dat degene die in haar ogen haar vader is, dat ongedaan wil maken, na voor haar te hebben gezorgd. [kind 1] heeft op dit moment geen belang bij vernietiging van de erkenning door de man. Erkenning door de biologische vader is niet te verwachten. Echter kan haar eigen belang veranderen op latere leeftijd. De raad acht statusvoorlichting erg belangrijk voor [kind 1] , maar dat staat los van de erkenning. Voor dit doel hoeft de erkenning niet ongedaan gemaakt te worden.
Daar staat tegenover dat door de ingezette procedure bijna geen weg meer terug bestaat. De raad acht het van belang dat partijen zich realiseren dat de procedure schade kan opleveren voor het zelfbeeld van [kind 1] . Zij kan zich afgewezen voelen. Ook in het geval de erkenning in stand blijft, kan zij de boodschap krijgen dat de man tegen zijn zin haar vader moet blijven. De raad geeft de man dan ook in overweging zijn verzoek in te trekken.
5.6
Het hof is op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat de rechtbank op goede gronden het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de door de man gedane erkenning van [kind 1] heeft afgewezen. Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank. Daaraan voegt het hof nog het volgende toe. Geconstateerd kan worden dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat de man een zeer belangrijke rol speelt in het leven van [kind 1] . Zij was nog maar enkele maanden oud toen de man in haar leven kwam en sindsdien heeft hij de rol van haar vader op zich genomen. Al bijna acht jaar lang weet [kind 1] niet beter dan dat de man haar vader is. Ook de man beschouwt haar als een eigen dochter, voor wie hij naar eigen zeggen altijd zal zorgen en voor wie hij altijd haar papa zal blijven. Hij is alleen niet haar biologische vader. De man meent dat de juridische situatie in overeenstemming moet worden gebracht met de feitelijke situatie, zoals ook de bijzondere curator in haar verslag heeft geconcludeerd. Het hof acht dit – net als de rechtbank – niet in het belang van [kind 1] . Met de raad verwacht het hof niet dat de biologische vader van [kind 1] de rol van juridische vader op zich zal nemen. De vrouw heeft immers onweersproken gesteld dat de biologische vader van [kind 1] in de afgelopen zeven-en-een-half jaar geen enkel initiatief heeft ondernomen om in contact te komen met zijn dochter, terwijl hij bij haar geboorte aanwezig is geweest, kennelijk een tatoeage met haar beeltenis heeft en – volgens de man – hem een aantal jaar geleden nog bij zijn keel heeft gegrepen met de boodschap goed voor zijn dochter te zorgen. Met de vernietiging van de door de man gedane erkenning is de kans groot dat [kind 1] daarna geen juridische vader meer zal krijgen en een andere achternaam zal moeten gaan dragen. Het hof acht dit niet in het belang van [kind 1] , ook niet gelet op de band met haar zusje [kind 2] met wie zij samen opgroeit. [kind 1] heeft belang bij het in stand blijven van de familierechtelijke betrekking met de man, die zij in sociaal en affectief opzicht als haar vader ziet.
Het verzoek lijkt in belangrijke mate te zijn ingegeven door de noodzaak van statusvoorlichting. Het hof onderschrijft het – ook door de vrouw gedeelde – belang dat [kind 1] over haar biologische afstamming ingelicht wordt, maar dit belang van [kind 1] brengt, op zichzelf genomen, nog niet mee dat de bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen [kind 1] en de man op dit moment zouden moeten worden verbroken door middel van vernietiging van de erkenning.
Het hof acht het – net als de vrouw – van belang dat de statusvoorlichting zorgvuldig en op een veilige manier gebeurt, zeker gezien de omstandigheid dat [kind 1] in de afgelopen periode het nodige heeft meegemaakt, zoals het uiteengaan van haar ouders en het doubleren in groep 3. Ter zitting in hoger beroep heeft de GI naar voren gebracht dat inmiddels een professionele partij betrokken is, die in overleg met de ouders de statusvoorlichting zal voorbereiden en hen daarin zal bijstaan en adviseren. De GI verwacht binnen twee weken een terugkoppeling van deze partij en het advies zal worden gevolgd. Gelet op de betrokkenheid van de GI gaat het hof ervan uit dat [kind 1] binnen afzienbare tijd zal worden geïnformeerd over haar afstamming.
Het primaire verzoek van de man zal worden afgewezen.
5.7
Het hof is van oordeel dat het (subsidiaire) verzoek van de man tot vernietiging van de door hem gedane erkenning van [kind 1] op grond van dwaling moet worden afgewezen.
In beginsel kan een erkenner niet terugkomen op de door hem verrichte rechtshandeling, ook niet als hij niet de biologische vader is van het kind. Hij kan alleen vernietiging van de door hem verrichte erkenning verzoeken als hij daartoe door een wilsgebrek als bedoeld in art. 1:205, lid 1 sub b BW is bewogen. Bij erkenner is geen sprake geweest van een onjuiste voorstelling van zaken omtrent zijn biologisch vaderschap. Vast staat immers dat de man op het moment van de erkenning van [kind 1] wist dat hij niet haar biologische vader was. De man heeft nog aangevoerd dat hij zich nimmer heeft gerealiseerd wat de juridische consequenties zijn van de erkenning en deze pas besefte nadat de relatie met de vrouw verbroken was, maar voor een beroep op dwaling is dat onvoldoende. Het lag op de weg van de man om zich behoorlijk te vergewissen van de rechtsgevolgen van de erkenning. Als hij dat voorafgaand aan de erkenning niet heeft gedaan, heeft hij de door hem gestelde verkeerde voorstelling van zaken vooral aan zichzelf te wijten. Ten slotte levert de – door de vrouw betwiste – stelling van de man dat [kind 1] mogelijk nog iets te verwachten heeft van haar biologische vader en dat hij dit niet wist op het moment van erkenning – evenmin grond voor dwaling op.
Hetgeen de man overigens nog heeft aangevoerd is onvoldoende om te concluderen dat hij door een wilsgebrek als bedoeld in art. 1:205, lid sub b BW is bewogen tot erkenning.
5.8
Nu de eerste grief van de man faalt, komt het hof niet toe aan zijn overige – voorwaardelijk ingestelde – grieven met betrekking tot de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling tussen de man en [kind 1] en de door de man te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [kind 1] .
5.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 10 november 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.M. van Baardewijk, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier, en is op 27 juni 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.