ECLI:NL:GHAMS:2023:153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
22/00005
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding

Op 10 januari 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 69,00 die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam aan belanghebbende was opgelegd. De naheffingsaanslag was op 9 april 2020 opgelegd, waarna belanghebbende bezwaar maakte. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond op 5 mei 2020. Belanghebbende ging in beroep, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 1 december 2021 niet-ontvankelijk. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld, dat op 6 januari 2022 bij het Hof is ingekomen. De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift aangegeven dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat de naheffingsaanslag niet in stand kon blijven, omdat er geen sprake was van parkeren maar van laden en lossen. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen inhoudelijk geschil meer bestond, aangezien beide partijen het erover eens waren dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en de naheffingsaanslag inmiddels was vernietigd. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 985 bedragen. Tevens is de heffingsambtenaar gelast om het betaalde griffierecht van belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 22/00005
10 januari 2023
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], woonachtig te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)
tegen de uitspraak van 1 december 2021 in de zaak met kenmerk AMS 21/1029 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 9 april 2020 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 69,00. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 5 mei 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. In haar uitspraak van 1 december 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 6 januari 2022. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Bij brief van 24 maart 2022 en bij e-mail van 14 november 2022 hebben de heffingsambtenaar respectievelijk belanghebbende meegedeeld af te zien van een mondelinge behandeling. Partijen hebben het Hof aldus toestemming gegeven om zonder mondelinge behandeling op het hoger beroep te beslissen. Het Hof heeft daarop het onderzoek gesloten en partijen bij brief van 9 december 2022 bericht dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2.Feiten

In het verweerschrift in hoger beroep met dagtekening 24 maart 2022 heeft de heffingsambtenaar onder meer het volgende opgenomen:
“Gemachtigde heeft bij het hoger beroepschrift bewijs aangeleverd van het feit dat hij zich in de bezwaarfase als gemachtigde heeft aangemeld op 20 april 2020 (…) De uitspraak op het bezwaarschrift had daarom naar gemachtigde van belanghebbende moeten worden toegestuurd. Er is derhalve sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding en het beroep is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Naar aanleiding van vorenstaande is ook inhoudelijk naar de zaak gekeken. Ik ben van mening dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting niet in stand kan blijven, omdat uit het bezwaarschrift in combinatie met de scanfoto’s het aannemelijk is dat geen sprake was van parkeren in de zin van de Verordening, maar van laden en lossen. Ik vernietig hierbij de naheffingsaanslag parkeerbelasting (…).
Conclusie
Gezien vorenstaande verzoek ik uw Hof het hoger beroep gegrond te verklaren en aan gemachtigde een proceskostenvergoeding toe te kennen conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.”

3.Geschil in hoger beroep

Nu partijen in hoger beroep eensluidend het standpunt innemen dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft vernietigd (zie hiervoor onder 2.) bestaat in hoger beroep geen inhoudelijk geschil meer tussen partijen.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Aangezien het Hof geen reden heeft partijen niet te volgen in hun eensluidende standpunt dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard omdat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting bovendien inmiddels heeft vernietigd, verklaart het Hof het hoger beroep van belanghebbende gegrond. Het verzoek van belanghebbende tot terugwijzing van de zaak wordt afgewezen, aangezien de naheffingsaanslag inmiddels is vernietigd en er derhalve geen materieel geschil meer bestaat tussen partijen.
4.2.
Gelet op het hiervoor overwogene zal het Hof de uitspraak van de rechtbank vernietigen en de (proces)kosten voor de bezwaar- en (hoger)beroepsfase op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) vaststellen zoals hieronder is weergegeven.

5.Kosten

5.1.
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de (proces)kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet. Gelet op de geringe complexiteit van de zaak zal het Hof daarbij voor iedere fase van het geding een wegingsfactor 0,5 (licht) voor het gewicht van de zaak hanteren.
5.2.
Het Hof stelt deze kosten op grond van het Besluit vast op:
  • bezwaarfase: 1 [bezwaarschrift] x 0,5 [wegingsfactor] x € 296 = € 148;
  • beroepsfase: 1 [beroepschrift] x 0,5 [wegingsfactor] x € 837 = € 418,50;
  • hoger beroepsfase: 1 [beroepschrift] x 0,5 [wegingsfactor] x € 837 = € 418,50;
totaal € 985.

6.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • verstaat dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting is vernietigd bij besluit van 24 maart 2022;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de (proces)kosten van belanghebbende in bezwaar, beroep en hoger beroep tot een totaalbedrag van € 985;
  • gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het in beroep (€ 49) en hoger beroep (€ 134) betaalde griffierecht te vergoeden (totaal: € 183), en
  • beslist dat, indien het bedrag van de proceskostenvergoeding en het voor de behandeling van het (hoger) beroep betaalde griffierecht niet tijdig worden vergoed, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
De uitspraak is gedaan door mrs. H.E. Kostense, voorzitter, N. Djebali en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. De beslissing is op 10 januari 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.