Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[de vader] ,
,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, [kind 1]. De ouders, de vader en de moeder, waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin het gezag over [kind 1] was beëindigd en de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (de GI) was benoemd tot voogdes. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [kind 1] uitgeoefend tot aan de bestreden beschikking, maar de rechtbank had geoordeeld dat het gezag moest worden beëindigd vanwege de onveilige opvoedsituatie en de ernstige verslavingsproblematiek van de ouders.
Het hof heeft vastgesteld dat [kind 1] in een onveilige thuissituatie is opgegroeid, met ernstige zorgen over de opvoedingssituatie. De ouders hebben in het verleden niet in staat gebleken om een veilige en toereikende opvoedingsomgeving te creëren. Ondanks de geboden hulpverlening is er geen vooruitgang geboekt in de situatie van de ouders, en is er geen perspectief op terugplaatsing van [kind 1] bij hen binnen een aanvaardbare termijn. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van [kind 1] is dat haar plaatsing in het pleeggezin wordt bestendigd, en dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding te dragen.
De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarmee de beëindiging van het gezag van de ouders over [kind 1] wordt bevestigd. Het hof heeft ook verzocht om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, ter attentie van het openbaar register.