ECLI:NL:GHAMS:2023:2528
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- R.D. van Heffen
- A.P.M. van Rijn
- P. Greve
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding voor kosten rechtsbijstand in strafzaken op basis van billijkheid
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan over een gezamenlijk verzoekschrift van twee verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2] B.V., met betrekking tot de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in een strafzaak. Het verzoekschrift is op 14 april 2022 ingediend en betreft kosten die zijn gemaakt in verband met rechtsbijstand in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. De verzoekers hebben een totaalbedrag van € 610.744,58 aan kosten opgevoerd, naast € 550,00 voor de verzoekschriftprocedure. De advocaat-generaal heeft echter een deel van deze kosten afgewezen, stellende dat deze slechts indirect verband hielden met de strafzaak en dat er gronden van billijkheid waren om de vergoeding met 25% te matigen.
Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal en de verzoekers zorgvuldig afgewogen. Het hof oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand die verband hielden met geschillen tussen de verzoekers en een derde partij, [bedrijf], in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof verwierp ook het standpunt van de advocaat-generaal dat de verzoekers de strafzaak aan eigen handelen te wijten hadden, en concludeerde dat de kosten niet bovenmatig waren gezien de complexiteit van de zaak.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de verzoekers een schadevergoeding toe te kennen van € 610.239,58 voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en € 1.185,00 voor de kosten in de verzoekschriftprocedure. De totale vergoeding bedraagt dus € 611.424,58. Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.