In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, de moeder van de aangeefster, was in eerste aanleg veroordeeld voor belaging. De tenlastelegging omvatte het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door het versturen van brieven, het doen van telefoontjes en het sturen van spraakberichten via Whatsapp. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 16 mei 2022 was uitgesproken.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 januari 2023 heeft het hof de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden. De aangeefster heeft verklaard dat zij al lange tijd een moeizame relatie met haar moeder heeft en dat contact met haar moeder voor haar zeer belastend is. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte na een stopgesprek met de politie op 29 september 2020, waarin haar duidelijk werd gemaakt dat haar dochter geen contact meer wenste, nog slechts één belpoging heeft gedaan. Het hof oordeelt dat de gedragingen van de verdachte niet als stelselmatig kunnen worden aangemerkt, waardoor de tenlastelegging van belaging niet kan worden bewezen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde handelen. De kosten worden door beide partijen gedragen.