Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Beëindiging van het gebruik
3.Beoordeling
eerste vier grievenheeft Tadhamon, naar het hof begrijpt, in de kern betoogd dat tussen partijen een gebruiksovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt. Omdat dit niet (langer) in geschil is tussen partijen, neemt ook het hof dit tot uitgangspunt. Dit leidt echter niet tot vernietiging van het bestreden vonnis, gelet op het volgende.
grieven I tot en met VII en IXbetoogt. Voor de opzegging van een bruikleenovereenkomst bestaat immers geen bijzondere wettelijke regeling. De wettelijke bepalingen die zien op de duur en het einde van bruikleenovereenkomsten zijn bovendien van regelend recht. Daarvan kon dus worden afgeweken met de overige bepalingen. Ook artikel 6:265 BW is niet van toepassing, omdat Dynamo de gebruiksovereenkomst niet heeft ontbonden, maar opgezegd. Voor een opzegging is niet vereist dat de wederpartij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
negende griefte kennen gegeven dat de voorzieningenrechter op zichzelf alle relevante belangen heeft betrokken bij haar oordeel over de opzegtermijn. Zij vindt echter, zo blijkt ook uit haar
achtste grief, dat deze belangenafweging tot het oordeel had moeten leiden dat de gebruiksovereenkomst niet mocht worden opgezegd. Gelet op wat in 3.4. tot en met 3.8. is overwogen, volgt het hof dit standpunt niet.
de achtste griefvan Tadhamon af, waarbij is betoogd dat aannemelijk is dat zij geen andere ruimte zal kunnen vinden.
tiende griefvan Tadhamon stuit hierop af. Deze grief is ook gericht tegen het compenseren van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft hieraan echter op goede gronden ten grondslag gelegd dat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld. Dynamo heeft immers mogen opzeggen, maar niet met inachtneming van een termijn van vier weken.