ECLI:NL:GHAMS:2023:356

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.314.434/01 en 200.314.710/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en verdeling van inboedel na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2023, zijn de zorgregeling en de verdeling van de inboedel na de echtscheiding van de man en de vrouw aan de orde. De man en de vrouw zijn in 2012 gehuwd en hebben samen twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], geboren in 2009 en 2011. Na de ontbinding van hun huwelijk op 18 augustus 2022, hebben zij gezamenlijk het gezag over de kinderen. De man heeft in hoger beroep de zorgregeling aangevochten, waarbij hij verzocht om een 50/50 regeling, terwijl de vrouw zich verzet tegen deze wijziging en stelt dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw is vastgesteld en de zorgregeling is aangepast aan de behoeften van de kinderen, die steeds meer behoefte hebben aan stabiliteit en een eigen invulling van hun dag.

Daarnaast is de verdeling van de inboedel aan de orde gekomen. De man en de vrouw hebben verschillende standpunten ingenomen over de verdeling van de inboedelgoederen. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw de inboedelzaken toebedeeld krijgt, met uitzondering van bepaalde zaken die aan de man zijn toegewezen. Tevens is bepaald dat de vrouw een bedrag van € 1.001,- aan de man dient te vergoeden uit hoofde van overbedeling. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.314.434/01 en 200.314.710/01
Zaaknummers rechtbank: C/15/320772 /FA RK 21-4725 en
C/15/324173 /FA RK 22-166
Beschikking van de meervoudige kamer van 14 februari 2023 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W. Doornink te Hoorn,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S.A. Raalte te Hoorn.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 29 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 12 juli 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 29 april 2022.
2.2
De vrouw heeft op 26 september 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend. Haar verzoeken in incidenteel hoger beroep heeft zij bij akte van 3 oktober 2022 gewijzigd.
2.3
De man heeft op 3 november 2022 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een brief van de zijde van de man van 15 november 2022 met bijlagen.
2.5
De voorzitter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling, in aanwezigheid van de griffier, met [kind 1] en [kind 2] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van deze gesprekken zakelijk weergegeven.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 2 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer R. Koops.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw zijn gehuwd [in] 2012, welk huwelijk op 18 augustus 2022 is ontbonden door inschrijving van de (in zoverre niet bestreden) echtscheidingsbeschikking van 29 april 2022. Zij zijn de ouders van:
- [kind 1] , geboren [in] 2009 en
- [kind 2] , geboren [in] 2011 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
De man en de vrouw zijn ook de ouders van:
- [kind 3] , geboren [in] 2005 en
- [kind 4] , geboren [in] 2007.
3.3
Partijen droegen sinds januari 2020 gezamenlijk de zorg voor [pleegkind 1] en [pleegkind 2] - thans 9 en 13 jaar - als pleegouders. De vrouw draagt vanaf het moment dat de man de echtelijke woning verlaten heeft, in april 2021, alleen de zorg voor [pleegkind 1] en [pleegkind 2] .
3.4
Bij beschikking van de rechtbank van 2 september 2021 heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige voorzieningen, voor zover hier van belang, kort gezegd:
- bepaald dat de kinderen worden toevertrouwd aan de vrouw:
- bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal
zijn: - [kind 1] en [kind 2] verblijven om de week van zondag 14.00 uur tot zondag 14.00 uur bij de man, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de weekenden dat de pleegkinderen niet elders logeren,
- [kind 3] en [kind 4] verblijven in elk geval eenmaal per week op een in onderling overleg te bepalen dag en tijdstip bij de man, waarbij zij ‘s avonds blijven eten,
- tijdens de kerstvakantie 2021 geldt een zorgregeling zoals onder 3.10 van die beschikking overwogen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw bepaald en de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) vastgesteld:
- de kinderen verblijven bij de man:
in de even weken:
om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school;
in de oneven weken:
van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school;
waarbij de ouder bij wie [kind 1] en [kind 2] verblijven hen steeds naar de andere ouder dan wel naar school brengt,
- daarnaast is de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen vastgesteld:
de kinderen verblijven:
zomervakantie:
in de zomervakantie 2022 de eerste twee weken en de vijfde week bij de vrouw, de derde, vierde en zesde week bij de man,
in de zomervakantie 2023 en verder: de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man,
voorjaarsvakantie:
in de oneven jaren bij de man en in de even jaren bij de vrouw,
Eerste Paasdag:
in een even week bij de man, in een oneven week bij de vrouw,
Tweede Paasdag:
in een even week bij de man, in een oneven week bij de vrouw,
meivakantie:
in de even week bij de man, in de oneven week bij de vrouw,
Eerste Pinksterdag:
in de even weken bij de man en in de oneven weken bij de vrouw,
Tweede Pinksterdag:
in de even weken bij de man en in de oneven weken bij de vrouw,
herfstvakantie:
in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw,
kerstvakantie:
in de even weken bij de man en in de oneven weken bij de vrouw,
Kerstavond:vanaf 19.00 uur tot Tweede Kerstdag 10.00 uur: in de even jaren bij de man, in de oneven jaren bij de vrouw,
Tweede Kerstdag:van 10.00 uur tot 21.00 uur: in de oneven jaren bij de man, in de even jaren bij de vrouw;
Oudejaarsdag:van 19.00 uur tot Nieuwjaarsdag 14.00 uur: in de even jaren bij de man, in de oneven jaren bij de vrouw,
Nieuwjaarsdag:van 14.00 uur tot 19.00 uur: in de oneven jaren bij de man, in de even jaren bij de vrouw,
verjaardag vrouw en Moederdag:bij de vrouw,
verjaardag man en Vaderdag:bij de man,
de ouder bij wie de kinderen verblijven brengt de kinderen naar de andere ouder. Het wisselmoment is op zondag 19.00 uur. Gedurende de feestdagen waarbij de kinderen een dag
bij een van de ouders zullen verblijven zijn zij bij de betreffende ouder van 10.00 uur tot 19.00 uur,
- de inboedel is verdeeld als overwogen in r.o. 2.12.25.
4.2
De man verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw te bepalen dat de regeling inzake de zorgregeling aldus zal zijn dat de kinderen om de week van zondag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man zullen verblijven, alsmede te bepalen dat het als productie 13 overgelegde overzicht van de vakanties en feestdagen van 2023 onderdeel zullen uitmaken van de door het hof te geven beschikking,
alsmede te bepalen dat de verdeling van de inboedelgoederen zal plaatsvinden op de door de vrouw in productie 15 omschreven wijze en daarbij te bepalen dat de vrouw dienaangaande uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 4.000,- aan de man dient te betalen.
4.3
De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep de verzoeken van de man af te wijzen.
4.4
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vrouw, na wijziging van haar verzoeken bij akte van 3 oktober 2022, een vakantie- en feestdagenregeling te bepalen overeenkomstig punt 3 van haar gewijzigde verzoek, althans een in goede justitie te bepalen vakantie- en feestdagen regeling.
4.5
De man verzoekt in incidenteel hoger beroep het verzoek van de vrouw af te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak met zaaknummer 200.314.434/01
De zorg- en vakantieregeling
Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechter worden voorgelegd, waarbij de rechter een zodanige beslissing neemt als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan – voor zover in deze zaak van belang – omvatten: a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
De standpunten van de man en de vrouw
5.2
In principaal hoger beroep stelt de man zich op het volgende standpunt.
Sinds de beschikking inzake de voorlopige voorzieningen van 2 september 2021 gold tussen de man en de kinderen een 50/50 regeling. In de bestreden beschikking is de zorgregeling voor de man ten onrechte sterk beperkt. De man wil volwaardig invulling geven aan het vaderschap en acht dit – mede met het oog op rust en duidelijkheid – ook in het belang van de kinderen. De 50/50 regeling verliep goed nadat de kinderen hieraan gewend waren. Ook gaat [kind 1] sinds september 2022 naar de middelbare school in [plaats A] , waar de man woont, waardoor het logisch zou zijn dat hij meer tijd bij de man doorbrengt.
Daarnaast heeft de man gemerkt dat ondanks de duidelijke vakantiedagenregeling toch nog discussie is over de aanvangstijden. Daarom verzoekt de man deze vast te leggen door middel van aanhechting van productie 13.
5.3
De vrouw verweert zich in principaal hoger beroep als volgt.
De co-ouderschapsregeling die tot de bestreden beschikking gold, zorgde voor veel onrust bij de kinderen. Zij misten de vrouw en het leven op het platteland. Zij kwamen uitgeput thuis na een week bij de man. Uit de bestreden beschikking blijkt dat de rechtbank de mening van de kinderen heeft meegewogen in haar oordeel. Dit vindt de vrouw terecht, de kinderen zijn tieners en gaan steeds meer hun eigen gang. Zij moeten daarvoor de ruimte krijgen net als [kind 3] en [kind 4] . Bovendien is de afgelopen periode gebleken dat overleg tussen partijen stroef verloopt en de man er niet voor openstaat om weekenden te ruilen. Deze manier van communiceren is geen goede basis voor een co-ouderschapsregeling. Daarbij komt dat de man fulltime werkt en daardoor weinig tijd voor de kinderen heeft. De vrouw had gedurende het huwelijk ook altijd al werk aan huis waardoor zij er veel voor de kinderen kon zijn.
In het voorstel van de man voor de vakantie- en feestdagenregeling trekt hij meer omgangsdagen naar zich toe. Dit zorgt voor meer onrust doordat de kinderen dan veel spullen van de ene ouder naar de andere ouder moeten meenemen, aldus de vrouw.
5.4
De vrouw voert in incidenteel hoger beroep het volgende aan.
De zorgregeling in de bestreden beschikking ten aanzien van de kerstvakantie betekent een groot aantal wisselingen van verblijf voor de kinderen. Om te voorkomen dat de kinderen continu op en neer moeten reizen stelt de vrouw voor geen specifieke regeling op te nemen voor de feestdagen in deze vakantie, maar enkel aan te sluiten bij de verdeling van de kerstvakantie. Verder verzoekt de vrouw een specifieke regeling vast te stellen ten aanzien van het aanvangsmoment van de vakanties.
5.5
De man verweert zich in incidenteel hoger beroep en stelt dat hij graag wil dat de kinderen bij de verjaardagen van de ouders, die in de kerstvakantie vallen, aanwezig kunnen zijn. Verder vindt de man het voorstel van de vrouw ten aanzien van de aanvangsmomenten onduidelijk. De man is het daarom niet eens met de voorstellen van de vrouw.
Het advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het is in het belang van de kinderen dat de rechtbank goed heeft geluisterd naar de kinderen. De raad hoort dat de kinderen loyaal zijn aan beide ouders. Het is in het belang van de kinderen dat de ouders de afspraken over de zorgregeling richting de kinderen uitdragen en eenduidig uitleggen.
De raad heeft zich niet gebogen over de verdeling van de vakantie- en feestdagen. Hiermee dienen de ouders zelf aan de slag te gaan met behulp van hulpverlening. Een raadsonderzoek naar de verdeling van de zorg is onnodig aangezien hierover reeds voldoende duidelijk is, aldus de raad.
De beoordeling van het hof
5.7
Ten aanzien van de zorgregeling overweegt het hof als volgt.
Het hof sluit zich aan bij en neemt over hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit onderwerp heeft overwogen. De kinderen geven veel om hun beide ouders en zijn graag bij de man. Maar uit de stukken, het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de kindgesprekken blijkt dat de co-ouderschapsregeling zoals die inzake de voorlopige voorzieningen was bepaald, te veel was voor de kinderen. De kinderen zijn buitenkinderen en zij genieten van het leven op het platteland. Zij zijn gewend aan het grote huishouden, waarbij zij wonen op hetzelfde erf als hun grootouders, met hun pleegzusjes en oudere broer en zus. Bovendien zijn de kinderen inmiddels tieners die (steeds) meer behoefte hebben aan een eigen invulling van hun dag. Ten aanzien van beide kinderen geldt verder dat zij over een elektrische fiets beschikken waardoor zij gemakkelijker grote afstanden afleggen. Het argument van de man dat hij in [plaats A] woont, waar [kind 1] op school zit, is daardoor minder relevant geworden. [kind 1] fietst eenvoudig door naar het erf wat als zijn thuis voelt en waar hij direct na thuiskomst naar buiten kan. De zorgregeling die bij de bestreden beschikking is bepaald, is daarom meer passend bij de kinderen dan de co-ouderschapsregeling zoals door de man verzocht. Binnen de huidige zorgregeling zien de kinderen de man op regelmatige basis waardoor hun band behouden blijft. Het grootste deel van hun tijd spenderen zij echter op het erf bij de vrouw thuis, zoals zij gewend zijn. Het hof acht het in het belang van de kinderen om hierbij aan te sluiten en zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Tijdens de kindgesprekken is de overnachting van woensdag op donderdag ter sprake gekomen. Aangezien hierover geen verzoek voorligt kan het hof hierover niet beslissen. De man zou er echter goed aan doen om hierover in gesprek te gaan met de kinderen, met name met [kind 2] , en te luisteren naar hun wensen.
5.8
Ten aanzien van de vakantie- en feestdagenregeling overweegt het hof als volgt.
Ten eerste resulteren de verzoeken van de man erin dat hij de wisselmomenten op verschillende feestdagen van in de avond van de feestdag om 19.00 uur (met enkele uitzonderingen), wil verleggen naar de volgende ochtend om 10.00 uur. De vrouw verweert zich hiertegen. Het hof is ten aanzien hiervan van oordeel dat dit niet past binnen de verdeling van de zorg waarbij het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw is bepaald. Hierdoor zullen de meeste van hun spullen ook met name bij de vrouw zijn, waardoor het handig is om dezelfde avond terug te gaan naar de vrouw. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Ten tweede begrijpt het hof dat de vrouw aanvullend op de vakantieregeling in de bestreden beschikking verzoekt het aanvangsmoment te bepalen op afwisselend vrijdag uit school dan wel vrijdag om 19.00 uur. De man lijkt een aanvangsmoment op vrijdag uit school voor te staan. Om de kinderen de gelegenheid te geven zich, bijvoorbeeld met spullen, voor te bereiden op een langer verblijf bij de man, zal het hof het aanvangsmoment voor de vakanties vaststellen op vrijdag om 19.00 uur.
Ten derde begrijpt het hof dat de vrouw de kerstvakantie door de verschillende wisselmomenten druk vindt. Zij heeft aangegeven dat zij geen waarde hecht aan haar verjaardag, die op 31 december valt. De man heeft verklaard te hechten aan verdeling van de verschillende feestdagen in de kerstvakantie, waaronder zijn verjaardag. Het verdelen van de kerstvakantie bij helfte, waardoor onder meer beide kerstdagen in één jaar bij dezelfde ouder zouden worden gevierd, acht het hof echter niet in het belang van de kinderen. De kinderen hebben tegen de bestaande regeling ook geen bezwaren geuit. Zij zijn gebaat bij de duidelijkheid die sinds de bestreden beschikking ten aanzien van de verdeling van de feestdagen in de kerstvakantie geldt. Het hof zal daarom de in de bestreden beschikking vastgelegde verdeling van de kerstdagen tussen beide ouders bekrachtigen. Het staat partijen natuurlijk vrij in onderling overleg af te wijken van deze regeling en af te spreken dat de kinderen voor de verjaardag van de vrouw niet van verblijf wisselen.
Ten vierde verzoekt de man om de zomervakanties om het jaar de eerste dan wel de tweede helft tussen de ouders te verdelen. Dit verzoek zal het hof toewijzen.
Ten vijfde blijkt ten aanzien van de Pinkster- en Paasdagen dat de ouders in feite hetzelfde wensen als bij de bestreden beschikking is bepaald. Doordat de eerste feestdag altijd op een zondag valt en de tweede feestdag altijd op een maandag (die immers in een nieuwe week valt), worden de twee individuele feestdagen altijd tussen partijen verdeeld door deze om en om bij hen te bepalen in de even en oneven weken. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien hiervan dan ook bekrachtigen.
Ten zesde begrijpt het hof dat de ouders een gelijkluidende regeling ten aanzien van Hemelvaartsdag verzoeken, in die zin dat de kinderen deze dag in de even weken bij de man doorbrengen en in de oneven weken bij de vrouw. In de bestreden beschikking was voor deze feestdag geen regeling vastgesteld. Deze verzoeken zal het hof toewijzen.
Ten slotte wijst het hof erop dat het hierbij voorbijgaat aan de uitlating van [kind 2] in het kindgesprek, dat zij drie aaneengesloten weken zomervakantie bij de man te veel vindt, omdat hierover geen verzoek ter beslissing van het hof voorligt. Het hof adviseert de man hierover in gesprek te gaan met [kind 2] en daar gezamenlijk een oplossing voor te zoeken.
5.9
Ter zitting in hoger beroep hebben partijen ingestemd met deelname aan het traject Ouderschap Blijft om onder begeleiding van gezamenlijke hulpverlening te werken aan verbetering van de onderlinge communicatie en samenwerking. Het hof acht dit van groot belang voor de kinderen omdat een betere communicatie bijdraagt aan onbelast contact met hun beide ouders en een ontspannen uitvoering van de zorgregeling.
In de zaak met zaaknummer 200.314.710/01
De verdeling
De standpunten van de man en de vrouw
5.1
De man is van mening dat uit de bestreden beschikking niet duidelijk blijkt hoe de inboedel dient te worden verdeeld. Duidelijk is dat moet worden gedobbeld maar er wordt enerzijds verwezen naar de productie 13 van de vrouw waarin alleen de overige inboedelgoederen beschreven staan terwijl er anderzijds ook wordt gesproken over de waarde van de inboedelgoederen, wat doet vermoeden dat het over alle inboedelgoederen gaat. Daarnaast heeft de rechtbank nagelaten zich uit te laten over de door de vrouw verzochte vergoeding van € 1.001,- aan de man. Als oplossing draagt de man aan dat de vrouw het grootste deel van de inboedelgoederen mag houden zoals nu al het geval is, tegen een vergoeding aan de man van € 4.000,- uit hoofde van overbedeling.
5.11
De vrouw is van mening dat de verdeling van de inboedel zoals in de bestreden beschikking is bepaald volledig duidelijk is. Gelet op die verdeling hoefde de rechtbank niet meer te beslissen op het verzoek van de vrouw tot vergoeding van € 1.001,- aan de man. Daarnaast begrijpt de vrouw niet waar de man het bedrag van € 4.000,- aan overbedeling vandaan haalt. De man heeft een groot deel van de inboedel meegenomen toen hij uit de voormalig echtelijke woning vertrok, aldus de vrouw.
De beoordeling van het hof
5.12
Het hof overweegt als volgt. De inboedel maakte onderdeel uit van de wettelijke gemeenschap van goederen van partijen en dient dan ook verdeeld te worden. Partijen hebben geen gezamenlijke waardebepaling van de betreffende zaken aan het hof voorgelegd, zodat niet aan de hand van een door partijen gemaakte waardebepaling een vergoeding vanwege over- of onderbedeling kan worden vastgesteld.
Gelet op de standpunten van partijen acht het hof het redelijk om bij de verdeling van de inboedelzaken, voor zover dit nog ter beslissing in hoger beroep aan het hof voorligt, aan te sluiten bij hetgeen de vrouw in eerste aanleg hierover heeft verzocht bij de punten 37 en 39 in haar ‘Verweerschrift op zelfstandig verzoek tevens aanvulling c.q. wijziging van het verzoek’. In genoemde punten 37 en 39 wordt verwezen naar producties 13 en 15; productie 13 bevat een opsomming van de vrouw van “alle zich thans in de echtelijke woning bevindende inboedelgoederen” en productie 15 bevat een door de vrouw opgestelde waardbepaling. In overeenstemming met die punten en producties, beslist het hof dat de vrouw de inboedelzaken toebedeeld krijgt overeenkomstig haar opstelling in genoemde productie 13, met uitzondering van de zaken genoemd onder “Overig” en de BBQ, navigatie, bootkussens, fleecedekens, plastic stellingen, schroeven, poetsspullen, gasflessen, Festool gereedschap, X-box spellen (GTA, PGR, HALO), bijl, legerschep, bomenzaag en het beeldje van het 12,5 jaar jubileum. Deze laatstgenoemde zaken worden toebedeeld aan de man, waarbij het hof erop wijst dat de “externe harde schijf” en de “harde schijf uit de la” reeds op grond van de beschikking van de rechtbank (dictum onder 3.7.) aan de man zijn toebedeeld. Overeenkomstig het door de vrouw gedane verzoek dient zij uit hoofde van overbedeling € 1.001,- aan de man te vergoeden. Dat de man gerechtigd zou zijn tot een hogere vergoeding, zoals hij heeft verzocht, heeft hij in het licht van de stellingen van de vrouw niet voldoende onderbouwd.
In overeenstemming met de bestreden beschikking dienen de op de laatste pagina van productie 13 genoemde goederen, vermeld onder het kopje ‘Overig” te worden verdeeld door middel van dobbelen, op de wijze zoals door de rechtbank bepaald. Omdat de vrouw onder het kopje “Overig” niet een volledige opsomming heeft gegeven van de spullen die over zijn van de webwinkel, dient zij deze lijst eerst nog aan te vullen, zoals de rechtbank reeds heeft bepaald. Het hof zal dit onderdeel van de wijze van verdeling van de inboedel bekrachtigen.
Ter zitting in hoger beroep hebben partijen gesproken over de waarde van de auto. De verdeling van de auto ligt echter niet ter beslissing aan het hof voor.
5.13
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.314.434/01
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 29 april 2022, voor zover deze ziet op de verdeling van de zomervakanties, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de kinderen in de zomervakanties in de oneven jaren de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw verblijven, en in de even jaren andersom;
bepaalt in aanvulling op de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 29 april 2022:
-het aanvangsmoment van het verblijf van de kinderen in de vakanties bij de man is op vrijdag 19.00 uur;
-op Hemelvaartsdag verblijven de kinderen in de even weken bij de man en in de oneven weken bij de vrouw;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
In de zaak met zaaknummer 200.314.710/01
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 29 april 2022, voor zover de daarin bepaalde verdeling ter beoordeling aan het hof voorligt, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vrouw alle zaken genoemd in haar productie 13 toebedeeld krijgt, met uitzondering van de zaken genoemd onder “Overig” en de BBQ, navigatie, bootkussens, fleece dekens, plastic stellingen, schroeven, poetsspullen, gasflessen, Festool gereedschap, X-box spellen (GTA, PGR, HALO), bijl, legerschep, bomenzaag en het beeldje voor het 12,5 jaar werkjubileum van de man en deelt laatstgenoemde goederen toe aan de man;
bekrachtigt de wijze van verdeling van de inboedelzaken bedoeld onder productie 13 van de vrouw onder “Overig”;
bepaalt dat de vrouw uit hoofde van overbedeling van de inboedel € 1.001,- aan de man dient te vergoeden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, mr. J.M. van Baardewijk en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 14 februari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.