In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de heffingsambtenaar van de gemeente [Z]. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende, gelegen aan de [A-straat] te [Z], voor het kalenderjaar 2015. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 281.500, wat door belanghebbende als te hoog werd betwist. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 7 november 2023 heeft belanghebbende zijn bezwaren tegen de vastgestelde waarde toegelicht. Hij voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende transparantie bood over de gebruikte vergelijkingsobjecten en dat de toegepaste erfpachtcorrecties te hoog waren. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten adequaat waren. Het hof verwierp ook de argumenten van belanghebbende over de erfpachtcorrecties en de toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Het hof concludeerde dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan en dat de WOZ-waarde van de woning terecht was vastgesteld op € 281.500. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.