In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2022. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende, gelegen aan [A-straat] te [Z], voor het kalenderjaar 2015. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 432.000, wat door belanghebbende als te hoog werd betwist. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 7 november 2023 heeft belanghebbende zijn bezwaren tegen de vastgestelde WOZ-waarde toegelicht. Hij voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met waardedrukkende factoren, zoals de ligging van de woning aan een drukke weg, de aanwezigheid van huurwoningen in de omgeving, en terugkerende lekkages in de woning. De rechtbank had echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn stelling dat de WOZ-waarde niet te hoog was, voldoende had onderbouwd. Het Hof wees erop dat de waarde van de woning jaarlijks opnieuw moet worden vastgesteld en dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om alle transactiegegevens van vergelijkingsobjecten te overleggen. De stellingen van belanghebbende over de erfpachtcorrecties en andere beginselen van behoorlijk bestuur werden eveneens verworpen. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.