ECLI:NL:GHAMS:2023:719
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, die is ingesteld op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De betrokkene, geboren in 1988, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank Noord-Holland had op 24 november 2022 de betrokkene de verplichting opgelegd om € 17.000,00 te betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, evenals tegen een eerdere veroordeling van 17 juli 2020.
Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 2 maart 2023 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman. Het hof heeft geconcludeerd dat de behandeling in hoger beroep niet heeft geleid tot andere overwegingen of een andere beslissing dan die van de rechtbank. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd. Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de griffier, hoewel twee van de rechters buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.