Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De nadere beoordeling
3.De beslissing
tijdelijkeverdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast waarbij [minderjarige] bij de vader verblijft:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de zorgregeling en het gezag over de minderjarige [minderjarige]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling en ondertoezichtstelling van de minderjarige. De vader, verweerder in principaal hoger beroep, heeft zich verzet tegen deze verzoeken. Het hof heeft in zijn eerdere tussenbeschikking van 14 februari 2023 de tijdelijke zorgregeling tussen de vader en de minderjarige vastgesteld en de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om advies over de mogelijkheden voor gezamenlijk gezag. De Raad heeft geadviseerd het gezamenlijk gezag in stand te houden, ondanks de zorgen over de communicatie tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat voor de minderjarige bij het gezamenlijk gezag en heeft de bestreden beschikking bekrachtigd. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ondertoezichtstelling, omdat de Raad geen aanleiding heeft gezien voor een dergelijke maatregel. De zorgregeling is tijdelijk vastgesteld met een opbouw naar een definitieve regeling, waarbij de minderjarige om de week bij de vader verblijft. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en de rol van hulpverlening in het proces.