Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaken in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten (in beide procedures)
In de huurprocedure heeft de kantonrechter in het bestreden eindvonnis onder 2.1 en 2.2 feiten vastgesteld.
de bijdrage als bedoeld in artikel 2.1 aan [naam 1] Carwash heeft voldaan.
4.Beoordeling
grief 1bezwaar gemaakt tegen het oordeel van de rechtbank dat de vso een leemte bevat, voor zover het de locatie van de over te dragen grond betreft. Volgens Azteq bestond ook overeenstemming over de locatie van die grond. Dat blijkt uit het in de vso genoemde aantal m2, dat bovendien is gesplitst: 648 m2 voor de inrit en 723 m2 voor de bouwgrond. Nergens in de vso worden ‘circa’ maten genoemd. Evenmin is er iets opgenomen omtrent het nog niet exact bepaald zijn van de ligging van de te leveren vierkante meters grond. In artikel 1.2 wordt verwezen naar de door Azteq op 14 juli 2003 bij de gemeente ingediende aanvraag voor de bouw van een tankstation met dubbele wasstraat conform het eerder bij de gemeente ingediende schetsplan. Ook in artikel 3.4 wordt gedoeld op die bouwaanvraag. In artikel 1.5 vso is een koppeling gemaakt tussen artikel 3.4 met daarin het aantal vierkante meters (648 m2+723 m2=1.371 m2) en artikel 1.2. Ook is de bij de bouwaanvraag gevoegde plattegrond (‘schetsplan’ in artikel 1.2, hof) in de correspondentie voorafgaande aan de totstandkoming van de vso en tijdens diverse besprekingen tussen partijen steeds aan de orde geweest. De vso bevat dan ook geen leemte en de gemeente heeft tot op heden nog geen juiste grondaanbieding gedaan, aldus Azteq.
grief 2heeft Azteq bezwaar gemaakt tegen het oordeel dat de gemeente (uiteindelijk) een passend aanbod heeft gedaan. Samengevat heeft Azteq het volgende aangevoerd. Azteq had groot belang bij een langere inrit, om lange wachtrijen te voorkomen. De grondaanbiedingen weken substantieel af van het oorspronkelijke plan. De gemeente kwam onvoldoende aan het belang van Azteq tegemoet. In de uitvoerige reactie van de advocaat van Azteq in de brief van 3 oktober 2019 heeft Azteq wel degelijk tot in detail aangegeven waarom het aanbod van de gemeente onvoldoende was. Zo is daarin specifiek vermeld dat nog 42 m2 nodig was voor het bereiken van overeenstemming.
grief 3is Azteq opgekomen tegen haar veroordeling in de door de gemeente gevorderde kosten in verband met de verlegging van de riolering. Zij heeft erop gewezen dat het op grond van artikel 1.7 vso aan de gemeente is om aan te tonen dat de door haar geclaimde kosten kunnen worden toegerekend aan de nieuwbouwplannen van Azteq. Volgens Azteq heeft de gemeente dit causale verband niet aangetoond. Verder is de door artikel 3.7 van de vso voorgeschreven openbare aanbesteding niet gevolgd. Anders dan de gemeente heeft betoogd, is Azteq daarmee niet akkoord gegaan. De gemeente verwijst naar het tussen partijen gevoerde overleg destijds, maar dat zag enkel op de afstemming van de in verband met de verlegging van de gasleiding en de riolering uit te voeren werkzaamheden. In dat overleg is Azteq niet akkoord gegaan met afwijking van het afgesproken aanbestedingsbeleid. De riolering verkeerde bovendien in zeer slechte staat, was in de nabijheid al ingestort en moest hoe dan ook worden vernieuwd. Dat wordt ook bevestigd door het feit dat de nieuwbouw nog steeds niet is gerealiseerd. Van belang is verder dat het in verband met de nieuwbouw ook niet meer nodig was om de riolering te verleggen, omdat de nieuwbouw 1,5 meter smaller zou worden uitgevoerd. Het is gezien de gepasseerde tijd onredelijk en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur om nu deze buitensporige kosten aan Azteq door te belasten, aldus Azteq.
grief 4is Azteq hiertegen opgekomen. Samengevat heeft zij het volgende aangevoerd. Dit bedrag is betaald in ruil voor een intrekking van het bezwaarschrift tegen de aan ZHV verleende vergunning voor de bouw van 57 appartementen. De vso is een overeenkomst tussen drie partijen, de ontbinding is slechts partieel. De kosten zijn bovendien al grotendeels gemaakt door de nieuwbouw van het tankstation in 2013, waarin diverse geluidswerende voorzieningen zijn opgenomen. Azteq zal ook indien de vso tussen haar en de gemeente wordt ontbonden tot nieuwbouw over gaan. Zij heeft daarom belang bij behoud van deze vergoeding voor het treffen van geluidsisolerende voorzieningen. Die zijn immers nodig als gevolg van de realisatie door ZHV van het appartementencomplex. Azteq heeft door de stagnatie en herinrichting van het gebied veel meer schade geleden dan € 150.000,-. Daarom beroep zij zich in ieder geval op opschorting totdat die schade is vastgesteld.
grief 5bouwt Azteq voort op haar voorgaande grieven. In zoverre mist deze grief zelfstandige betekenis. Uit de bespreking van grief 2 volgt ook dat de in hoger beroep gewijzigde (tegen)vorderingen van Azteq niet toewijsbaar zijn. Wel ziet het hof in de uitkomst van het hoger beroep aanleiding om de proceskosten in de procedure bij de rechtbank in conventie en die in hoger beroep te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
grief 1heeft Azteq aangevoerd dat de huurovereenkomst een zelfstandig kooprecht bevat, dat zij van dat recht gebruik heeft willen maken, maar dat de gemeente daar niet aan heeft meegewerkt en dat als Azteq tijdig had kunnen kopen, zij geen huur zou zijn verschuldigd.
grieven 3 en 4zijn in wezen gegrond op het standpunt dat Azteq in de koopprocedure in hoger beroep heeft ingenomen. Zij heeft daarin betoogd dat niet zij maar de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de vso voortvloeiende verplichtingen. Dit standpunt van Azteq in de koopprocedure is echter verworpen. Dat betekent ook dat deze grieven in de huurprocedure niet slagen.