In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van diefstal in vereniging van een Samsung telefoon ter waarde van ongeveer 479 euro. De diefstal vond plaats op 17 december 2021, waarbij de verdachte samen met twee onbekend gebleven personen handelde. De diefstal werd op een geraffineerde wijze gepleegd, waarbij de telefoon in folie werd gewikkeld en in de winkel werd verstopt. De verdachte heeft verklaard dat hij op het laatste moment bij de diefstal betrokken raakte en dat hij de opbrengst zou delen met de mededaders.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de onbekend gebleven personen, wat leidt tot de conclusie dat het tenlastegelegde medeplegen van diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van het voorarrest. De straf is gegrond op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof heeft benadrukt dat winkeldiefstal aanzienlijke schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerden bedrijf.
De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte ook vrijgesproken van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, omdat dit niet bewezen kon worden verklaard. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.