ECLI:NL:GHAMS:2024:2267

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
23-002468-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling na onduidelijkheden in bewijsvoering

Op 20 juni 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 30 augustus 2021 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van mishandeling van [benadeelde] op 20 december 2019 in Castricum. De tenlastelegging omvatte het slaan van [benadeelde] in het gezicht, wat resulteerde in een gebroken neus. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de verklaringen van de verdachte, de aangever en getuigen gehoord, maar deze bleken tegenstrijdig. Hoewel de verdachte werd aangewezen als de dader, waren er ook aanwijzingen dat een ander de mishandeling had gepleegd. Camerabeelden gaven geen duidelijkheid over de gebeurtenissen in de club waar het incident plaatsvond.

Het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De advocaat-generaal en de verdediging pleitten beiden voor vrijspraak, en het hof volgde dit standpunt. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Daarnaast werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare zitting van het hof op 20 juni 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002468-21
datum uitspraak: 20 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 augustus 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-139967-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2019 te Castricum, althans in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [benadeelde] te stompen/slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van de bewijsvraag komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken. De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ook naar het oordeel van het hof is niet overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 20 december 2019 bevond de verdachte zich met een aantal vrienden in club [club], een uitgaansgelegenheid in Castricum. Op enig moment ontstond in deze club een opstootje tussen de vriendengroep van de verdachte enerzijds en de vriendengroep van [benadeelde] anderzijds. Gedurende dit incident is [benadeelde] geslagen in zijn gezicht waardoor zijn neus is gebroken.
De verklaringen van de aangever, de verdachte en de getuigen lopen uiteen. Weliswaar wordt de verdachte aangewezen als degene die [benadeelde] heeft geslagen maar er zijn ook aanwijzingen dat dit door een ander persoon is gebeurd. Ook de camerabeelden, die ter terechtzitting in hoger beroep zijn bekeken, bieden geen uitsluitsel over de exacte gang van zaken in de club.
Bij die stand van zaken kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.415,75. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 600,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het oorspronkelijke schadebedrag.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. N. van der Wijngaart en mr. I.M.A. Hinfelaar, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van Eijck van Heslinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juni 2024.
mr. I.M.A. Hinfelaar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.