ECLI:NL:GHAMS:2024:2704

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
200.338.968/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over wilsbekwaamheid en vrije wilsvorming bij testament

In deze zaak heeft klaagster, samen met haar broer, een klacht ingediend tegen de notaris die het testament van hun overleden vader heeft opgemaakt. Klaagster is onterfd en verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van het testament. Volgens klaagster heeft de notaris de vrije en onafhankelijke wilsvorming van de erflater onvoldoende gewaarborgd en heeft zij niet adequaat onderzoek gedaan naar de wilsbekwaamheid van de erflater. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat, die de klacht ongegrond had verklaard.

De zaak is behandeld in hoger beroep, waarbij klaagster en de notaris met hun gemachtigden zijn verschenen. Klaagster heeft aangevoerd dat de notaris niet onder vier ogen met de erflater heeft gesproken, wat volgens haar noodzakelijk was gezien de omstandigheden, zoals de invloed van de echtgenote van de erflater. De notaris heeft echter betoogd dat zij voldoende aandacht heeft besteed aan de wilsbekwaamheid van de erflater en dat er geen reden was om aan zijn wilsbekwaamheid te twijfelen. Het hof heeft de argumenten van klaagster en de notaris zorgvuldig gewogen.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de erflater. De beslissing van de kamer is bevestigd, en de klacht van klaagster is ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.338.968/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/424009 / KL RK 23-86
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 1 oktober 2024
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
appellante,
gemachtigde: mr. K.G.A.C. Scheper, advocaat te 's-Hertogenbosch,
tegen
mr. [geïntimeerde] ,
toegevoegd notaris te [Plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.C.J. Höfelt, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klaagster en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster is, samen met haar broer, in het testament van haar overleden vader onterfd. Klaagster verwijt de notaris dat zij bij de totstandkoming van dit testament onzorgvuldig heeft gehandeld. De notaris heeft volgens klaagster de vrije en onafhankelijke wilsvorming van erflater onvoldoende gewaarborgd. Daarnaast heeft zij onvoldoende onderzoek gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflater.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagster heeft op 15 maart 2024 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 16 februari 2024 (ECLI:NL:TNORARL:2024:6).
2.2.
De notaris heeft op 21 mei 2024 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 juni 2024. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Klaagster heeft wel aangevoerd dat de feiten onvolledig zijn, omdat niet is opgenomen dat de (tweede) echtgenote van erflater en hun dochter als gevolg van het testament de enig erfgenamen zijn. Dit staat echter niet als onbetwist vast, in aanmerking genomen de geheimhoudingsplicht van de notaris.
De feiten komen neer op het volgende.
3.1.
Bij akte van 7 oktober 2016 heeft de notaris het testament gepasseerd van de vader van klaagster (hierna: erflater), toen [x] jaar oud.
3.2.
Klaagster en haar broer zijn kinderen uit het eerste huwelijk van erflater.
Erflater heeft in zijn testament uitdrukkelijk bepaald dat hij klaagster en haar broer als erfgenamen uitsluit. Het hof kan niet vaststellen wie wel tot erfgenamen zijn benoemd. Aan klaagster en haar broer is een bedrag gelegateerd ter grootte van hun legitieme portie. Erflater heeft zijn echtgenote tot executeur benoemd.
3.3.
Erflater is op [overlijdensdatum] overleden.
3.4.
Bij e-mail van 21 november 2022 heeft klaagster aan de notaris vragen gesteld over de totstandkoming van het testament.
3.5.
Bij brief van 30 december 2022 heeft de notaris het volgende, voor zover van belang, geantwoord:
“(…)
* Uit mijn aantekeningen blijkt dat op 2 september 2016 het eerste gesprek op kantoor met uw vader heeft plaatsgevonden. Daaraan voorafgaand heeft mijn
(oud-)collega, kandidaat-notaris mr.[naam kandidaat-notaris],
telefonisch contact gehad met mevrouw[stiefmoeder klaagster]
voor het maken/inplannen van de afspraak. Bij de bespreking op kantoor waren mevrouw[naam kandidaat-notaris]
en ik samen aanwezig.
* Op 19 september 2016 heeft een tweede bespreking met mij plaatsgevonden, eveneens in het bijzijn van mevrouw[naam kandidaat-notaris]
. Naar aanleiding van die bespreking is op 27 september het eerste concept van het testament aan uw vader toegestuurd.* Op 3 oktober heeft de bespreking van het concept plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze bespreking heb ik op 4 oktober een gewijzigd concept gezonden. Bij dit concept heb ik ook een berekening gemaakt waaruit blijkt hoeveel vermogen na overlijden bij de betreffende verkrijgers terecht zou komen en hoeveel erfbelasting er zou zijn verschuldigd. Er is toen dus uitgerekend hoeveel ongeveer aan u zou toekomen.
* Vervolgens is de akte op 7 oktober getekend.
Voor de goede orde merk ik nog op dat ik na 27september 2016 de conceptakten tweemaal heb gewijzigd, maar dat deze wijzigingen slechts details en aanvullingen betroffen en geen directe betrekking hadden op uw onterving.
Het al dan niet volgen van het protocol wilsbekwaamheid
Uit mijn aantekeningen blijktnietdat door mevrouw[naam kandidaat-notaris]
en/of mij is getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van uw vader. Verder herinner ik mij uw vader nog en kan ik mij enige twijfel ook niet herinneren.
Ik heb uw vader dus vier keer gezien en deze gesprekken hebben noch bij mij noch bij mijn collega, mevrouw[naam kandidaat-notaris]
, aanleiding gegeven om te twijfelen aan uw vaders wilsbekwaamheid. Het eerste gesprek was oriënterend van aard, in de drie daaropvolgende gesprekken was uw vader consistent in zijn wensen. Hij kon zijn wil onafhankelijk en in eigen bewoordingen verklaren. Mocht dat anders zijn geweest dan had ik aanleiding gehad om hem bijvoorbeeld apart te spreken. Nu was daar geen aanleiding voor en heb ik het echtpaar gezamenlijk gesproken.
Verdere gang van zaken
In deze brief heb ik geprobeerd zo zorgvuldig mogelijk antwoord te geven op uw vragen. Ik ben van mening dat ik u gelet op mijn geheimhouding niet meer informatie mag verschaffen. (…)
3.6.
Bij e-mail van 19 april 2023 heeft (de advocaat van) klaagster nadere vragen aan de notaris gesteld, onder meer over de wijze waarop de notaris onderzoek heeft gedaan naar de vrije wilsvorming en wilsbekwaamheid van erflater. Bij brief van 30 mei 2023 heeft de notaris daarop gereageerd.

4.De klacht

Klaagster verwijt de notaris:
onzorgvuldig handelen;
onvoldoende onderzoek naar en/of borgen van de onafhankelijke vrije wilsvorming van erflater;
het nalaten om zich op toereikende wijze te overtuigen van de wilsbekwaamheid van erflater, hoewel daarvoor indicatoren aanwezig waren;
beschadiging van het vertrouwen in het notariaat;
beschadiging van het vertrouwen in de beroepsuitoefening van de notaris.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen de notaris ongegrond verklaard.
5.2.
Het hof merkt op dat uitsluitend de klachtonderdelen b en c zullen worden beoordeeld. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de klachtonderdelen a, d en e niet als zelfstandige klachtonderdelen kunnen worden beschouwd. In de klachtonderdelen b en c betoogt klaagster waaruit het vermeende onzorgvuldig handelen (neergelegd in klachtonderdeel a) bestaat. In de klachtonderdelen d en e beschrijft klaagster de gevolgen van de beweerde onzorgvuldige gedragingen.
Klachtonderdeel b (onafhankelijke vrije wilsvorming onvoldoende geborgd)
5.3.
Volgens klaagster heeft erflater onder invloed van zijn echtgenote de kinderen uit zijn eerste huwelijk onterfd ten gunste van zijn echtgenote en haar dochter. Uit de door klaagster ingewonnen inlichtingen bij de notaris blijkt dat de notaris op geen enkel moment met erflater onder vier ogen heeft gesproken. Niet tijdens het passeren van het testament en niet tijdens de drie daaraan voorafgaande besprekingen. De notaris heeft hierdoor onvoldoende gewaarborgd dat erflater op een vrije en onafhankelijke wijze zijn wil heeft kunnen vormen. In hoger beroep voert klaagster aan dat er tal van (concrete) omstandigheden waren die de notaris extra alert hadden moeten maken op een mogelijke beïnvloeding door de echtgenote. Klaagster voert de volgende omstandigheden aan:
- de echtgenote heeft de notaris benaderd voor het opmaken van het testament;
- de echtgenote had een direct belang bij het passeren van het testament; het testament bevoordeelt de echtgenote en haar dochter ten nadele van klaagster en haar broer;
- er was sprake van een stiefouder-situatie;
- de ingrijpende gevolgen van het bestreden testament; in het bijzonder de onterving van klaagster en haar broer. Klaagster en erflater hadden goed contact met elkaar; onder deze omstandigheden is de onterving ongebruikelijk te noemen;
- de hoge leeftijd van erflater op het moment van het bespreken en het passeren van de akte; zijn slechte gehoor en het leeftijdsverschil tussen erflater en zijn echtgenote.
Onder de voornoemde omstandigheden had de notaris er niet voor mogen kiezen om af te wijken van het uitgangspunt om de testateur onder vier ogen te spreken.
5.4.
De notaris verweert zich als volgt. Hierbij voert zij aan dat zij beperkt wordt in haar verweer door haar geheimhoudingsplicht. Voorafgaand aan de eerste bespreking werd duidelijk dat sprake was van een samengesteld gezin. In verband daarmee heeft zij dit dossier met extra aandacht behandeld. Zo heeft de notaris de leiding van het dossier van de kandidaat-notaris overgenomen en hebben zij (deels) samen de belangrijkste besprekingen met erflater en zijn echtgenote gevoerd. In een periode van vijf weken heeft de notaris erflater en zijn echtgenote in totaal vijf keer gesproken: vier besprekingen op kantoor en één telefonische bespreking van circa een uur. Tussen de besprekingen door is bewust enige tijd gepland; dit is een weloverwogen keuze van de notaris geweest omdat dit een goed controlemechanisme is. De familieverhoudingen, de wensen van de echtelieden en de financiële gevolgen van de gemaakte keuzes zijn tijdens deze besprekingen uitvoerig met erflater besproken. Er is de notaris op geen enkel moment gebleken van enige druk of beïnvloeding door de echtgenote op erflater. De notaris kan zich erflater herinneren als een man met een bepaalde autoriteit die goed begreep wat hem werd voorgehouden. Ter zitting in hoger beroep heeft de notaris benadrukt dat zij erflater juist veel aandacht heeft geschonken omdat hij twee kinderen uit een eerder huwelijk had. In een setting dat echtelieden 40 jaar getrouwd zijn en samen bij de notaris komen met het verzoek om testamenten op te maken is het in beginsel niet nodig en ook niet gebruikelijk om ieder van hen apart te spreken. De notaris meent overigens dat zij erflater wél op enig moment alleen heeft gesproken; met zekerheid kan zij dit niet verklaren omdat zij hiervan geen aantekening heeft gemaakt in haar dossier. De notaris stelt dat dit in ieder geval voor haar niet noodzakelijk was anders zou zij hiervan wél een aantekening hebben gemaakt. De notaris heeft zorgvuldig gehandeld en de verwijten van klaagster zijn ongegrond en onvoldoende onderbouwd, aldus de notaris.
5.5.
Volgens vaste rechtspraak is het de verantwoordelijkheid van de (kandidaat-) notaris om te waken voor de vrije en onafhankelijke wilsvorming van een testateur. De (kandidaat-)notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de testateur bij het vormen en uiten van zijn wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Dat is niet anders in de situatie dat de derde de partner van de testateur is. Het is aan de notaris overgelaten om te bepalen op welke wijze hij uitvoering geeft aan deze verplichting. Het hof is van oordeel dat een notaris in beginsel aan deze verplichting voldoet indien hij op enig moment bij de voorbereiding of het passeren van het testament met de testateur afzonderlijk de relevante aspecten van het testament bespreekt. Van de notaris die daarvoor niet kiest, mag worden verwacht dat hij zijn keuze en de daarbij gemaakte afwegingen achteraf (als daarover vragen rijzen) kan verantwoorden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval (zie hof Amsterdam 1 maart 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:559).
5.6.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van hetgeen de notaris ter zitting in eerste aanleg en hoger beroep heeft verklaard en in haar stukken heeft gesteld over de besprekingen die zij heeft gevoerd met erflater. Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris aldus genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het opstellen en passeren van het testament ervan uit mocht gaan dat erflater zijn wil vrij en onafhankelijk had gevormd, ook als ervan uitgegaan moet worden dat zij erflater steeds in aanwezigheid van zijn echtgenote heeft gesproken. De beslissing om niet op enig moment afzonderlijk met erflater het testament te bespreken, heeft de notaris naar het oordeel van het hof afdoende verantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval, zoals hiervoor in 5.4. beschreven. Klaagster heeft geen (voldoende) feiten en omstandigheden aangevoerd, die tot een ander oordeel leiden.
Klachtonderdeel c (onvoldoende onderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflater)
5.7.
Klaagster stelt dat er meerdere indicatoren aanwezig waren op grond waarvan de notaris het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid (hierna: het Stappenplan) had moeten volgen. Erflater was op hoge leeftijd ( [x] jaar ) en het initiatief voor het opmaken van zijn testament kwam van zijn echtgenote. De inhoud van het testament was, gegeven de onterving van zijn kinderen, ongebruikelijk. Klaagster gaat ervan uit dat in het voorlaatste testament zij en haar broer niet waren onterfd zodat het laatste testament ingrijpend afweek. De (enkele) verklaring van de notaris dat zij niet heeft getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van erflater is onvoldoende om op basis daarvan gerechtvaardigd te kunnen stellen dat nader onderzoek niet geboden was. De aanwezigheid van de voornoemde indicatoren had volgens klaagster voor de notaris aanleiding moeten zijn om een nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflater in te stellen. De notaris heeft dit nagelaten. Van een zorgvuldige toetsing van de wilsbekwaamheid van erflater is geen sprake geweest.
5.8.
De notaris brengt naar voren – zo blijkt ook uit haar dossieraantekeningen en uit het overleg dat zij naar aanleiding van deze klacht met haar (voormalige) kandidaat-notaris heeft gevoerd – dat zij destijds geen enkele reden had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Tijdens de vijf besprekingen die de notaris met erflater heeft gevoerd begreep erflater goed wat hem werd voorgehouden; hij stelde ook veel vragen. Erflater was duidelijk, consequent en ondubbelzinnig in zijn wensen met betrekking tot de inhoud van zijn testament. De notaris heeft daarnaast ook herhaaldelijk enkele testvragen gesteld. Zo is gevraagd naar de leeftijd en de namen van de kinderen. De antwoorden van erflater gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Ook vier jaar later, bij gelegenheid van de levering van zijn woonhuis bij een andere notaris, is er kennelijk geoordeeld dat erflater voldoende wilsbekwaam was. Het Stappenplan hoefde daarom niet te worden gevolgd; slechts bij gerede twijfel is hiertoe aanleiding. Klaagster heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de notaris nader onderzoek had moeten verrichten naar de wilsbekwaamheid van erflater.
5.9.
Het hof oordeelt als volgt. Klaagster heeft feiten naar voren gebracht (rov. 5.7), waaruit zij afleidt dat de notaris gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid van erflater had moeten hebben. Het hof is, net als de kamer, van oordeel dat de notaris in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater en dat zij geen aanleiding had om aan zijn wilsbekwaamheid te twijfelen. Primair mag worden uitgegaan van de eigen waarneming van de notaris. De notaris heeft op vijf verschillende momenten met erflater gesproken en tijdens deze gesprekken was hij volgens de notaris helder van geest, consistent in zijn wensen en kon hij de gevolgen van zijn keuzes overzien. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die aanleiding geven om vraagtekens te plaatsen bij de juistheid van het relaas van de notaris omtrent deze gang van zaken en haar waarnemingen. De door klaagster aangevoerde feiten en omstandigheden zijn, gelet op de eigen waarneming van de notaris in vijf gesprekken met erflater, van onvoldoende gewicht om tot een ander oordeel te komen.
Conclusie
5.10.
Het hof is van oordeel dat voor de notaris onvoldoende reden bestond om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater, zodat de notaris het Stappenplan niet hoefde te volgen. Ook de keuze van de notaris om erflater niet op enig moment afzonderlijk te spreken heeft de notaris in voldoende mate kunnen verantwoorden, mede door de uitvoerige aandacht die de notaris aantoonbaar aan dit dossier heeft gegeven waarbij zij blijk heeft gegeven extra alert te zijn geweest op de kwestie van de vrije wilsvorming. Het hof is, net als de kamer, van oordeel dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, J.W.M. Tromp en J.T.A. van der Stok en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024 door de rolraadsheer.