ECLI:NL:GHAMS:2024:3035

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
23-001007-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake witwassen en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, witwassen van €19.500, en het voorhanden hebben van munitie en een jammer. De zaak is ontstaan uit een onderzoek naar de verdachte, waarbij op 21 november 2016 een postpakket met het contante geldbedrag van €19.500 werd aangetroffen. Dit bedrag was verstuurd naar Italië en werd als verdacht beschouwd. De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig was van een schenking van zijn schoonouders en een lening, maar het hof oordeelde dat deze verklaringen niet geloofwaardig waren. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlasteleggingen, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor de vrijspraak. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen en het voorhanden hebben van vuurwerk en munitie. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001007-22
datum uitspraak: 16 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Overijssel van 31 oktober 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 08-997055-16 (zaak A) en 08-994568-17 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is, na verwijzing van de zaak door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden naar dit hof, gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 en 20 juni en 2 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis met uitzondering van de opgelegde straf, en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in zaak A door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen onder 1, onderdeel C (cumulatief) ten laste is gelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daarom mede gericht tegen de door de rechtbank gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de voornoemde vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is – na aanpassing van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak A (parketnummer 08-997055-16)
1.
verdachte op nader te noemen data/datum, in/op na te noemen plaats(en)/gemeente(n),
(A) in of omstreeks de periode van 10 november 2016 tot en met 30 november 2016, in de
gemeente Zwolle en/of gemeente Emmen, althans in Nederland en/of
(B) op of omstreeks 27 november 2016, in de gemeente Zwolle, althans in Nederland en/of
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel
vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
(A) - 72 bangers (artikel Super Cobra 6), althans een aantal bangers (artikel Super Cobra 6)
(zie pag. B-3188 proces-verbaal) en/of
(B) - 3 bangers (artikel Shark 3), althans een aantal bangers (artikel Shark 3) (zie pag. B-
3228 proces-verbaal) en/of
voorhanden heeft gehad en/of ter beschikking aan (een) ander(en) heeft gesteld;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 29 november 2016, in de gemeente Raalte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten:
- een (contant) geldbedrag, te weten 19.500 euro,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van enig voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (zie pag. ZD-6 t/m ZD-15);
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 29 november 2016, in de gemeente Raalte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten:
- een (contant) geldbedrag, te weten 19.500 euro,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van enig voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (zie pag. ZD-6 t/m ZD-15).
Zaak B (parketnummer 08-994568-17)
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2016 tot en met 5 december 2016, te Zwartsluis, in de gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 2 flowerbeds (artikel Kometa P7905), althans een aantal flowerbeds (artikel Kometa P7905) (zie pag. B-922 proces-verbaal) en/of
- 600 bangers (artikel Butterfly Cracker BBC 02), althans een aantal bangers (artikel Butterfly Cracker BBC 02) (zie pag. B-924 proces-verbaal) en/of
- 1 flowerbed (artikel Tropic TB201) (zie pag. B-928 proces-verbaal) en/of
- 1 flowerbed (artikel Kometa LDC 336) (zie pag. B-930 proces-verbaal) en/of
- 3 flowerbeds (artikel Tropic TB215), althans een aantal flowerbeds (Tropic TB201) (zie pag. B-932 proces-verbaal),
voorhanden heeft gehad en/of ter beschikking aan ander(en) heeft gesteld;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2016, in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 442 shells (artikel Echaton TNT 75), althans een aantal shells (artikel Echaton TNT 75) (zie pag. B-2958 proces- verbaal) en/of
- 1951 bangers (artikel Shark 3), althans een aantal bangers (artikel Shark 3) (zie pag. B-2963 proces-verbaal) en/of
- 39 bangers (artikel Super cobra 6), althans een aantal bangers (artikel Super cobra 6) (zie pag. B-2972 proces-verbaal) en/of
- 87 bangers (artikel Super cobra 7), althans een aantal bangers (artikel Super cobra 7) (zie pag. B-2974 proces-verbaal) en/of
- 35 signaalraketten (artikel Zink 902/001), althans een aantal signaalraketten (artikel Zink 902/001) (zie pag. B-2980 proces-verbaal) en/of
- 70 signaalraketten (artikel Thunderking), althans een aantal signaalraketten (artikel Thunderking) (zie pag. B-2982 proces-verbaal),
voorhanden heeft gehad en/of ter beschikking aan ander(en) heeft gesteld;
3.
hij op of omstreeks 29 november 2016 in de gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een patroonmagazijn in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 10 kogelpatronen (merk/type Cci, kaliber .22 lr), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Cci, kaliber .22 lr) (zie pag. B-1000 proces-verbaal) en/of
- 30 kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 7.65 br), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 7.65 br) (zie pag. B-1000 proces-verbaal) en/of
- 44 kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 6.35 br), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 6.35 br) (zie pag. B-1000 proces-verbaal) en/of
- 19 kogelpatronen (merk/type Speer, kaliber 9mm), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 9mm) (zie pag. B-1000 proces-verbaal) en/of
- 48 kogelpatronen (merk/type Eley, kaliber .22 lr), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Eley, kaliber .22 lr) (zie pag. B-1001 proces-verbaal),
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 29 november 2016 in de gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een jammer, heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat/die radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend (zie pag. B-3131 t/m B-3141).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de bewezenverklaringen en de strafoplegging tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem in zaak A onder 1 ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de Profoon niet aan de verdachte toebehoorde, maar aan de medeverdachte [medeverdachte] , waardoor er onvoldoende bewijs is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof overweegt als volgt.
In de keuken van de verdachte is een Profoon aangetroffen. Hoewel op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting aanwijzingen bestaan dat de Profoon door de verdachte werd gebruikt is niet voldoende duidelijk geworden of de Profoon aan de verdachte is toe te schrijven en of hij de (enige) gebruiker hiervan was. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat de verdachte telkens op de plek was waar de Profoon zich bevond. Dat heeft tot gevolg dat niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte vuurwerk aan [naam 1] en [naam 2] ter beschikking heeft gesteld of (in de voorbereiding van die overdracht) voorhanden heeft gehad. Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde, komt het hof niet toe aan de beantwoording van de vraag of het niet (kunnen) horen van de getuige [naam 1] gevolgen heeft voor de ‘
overall fairness’van de procedure.

Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van hetgeen in zaak A onder 2 ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte (a) een schenking heeft ontvangen van zijn schoonouders, (b) een lening heeft ontvangen van [naam 3] , (c) geld heeft verdiend met de handel in onder meer puppy’s en paarden en (d) dat in de handel in oud ijzer, waarin de verdachte werkzaam was, vaak met contant geld wordt betaald. Daarmee heeft de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld afgelegd, aldus de raadsvrouw.
Naar bestendige jurisprudentie is voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of, ondanks de verklaring van de verdachte, het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring van de verdachte uitblijft of niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Volgens ontvangen informatie van PostNL is op 21 november 2016 een postpakket bij een PostNL postagentschap in Raalte aangeboden door een persoon die daarbij een Nederlands rijbewijs toonde op naam van [naam 4] . Zij is de partner van de verdachte. In het postpakket werd een contant geldbedrag van € 19.500,00 aangetroffen. [1] Het geldbedrag zat in een lege wasmiddelverpakking en bestond uit verschillende coupures, waaronder bankbiljetten van € 200,00 en € 500,00. [2] Dit postpakket had als bestemming Italië en de geadresseerde kwam bij de politie van de regio Rotterdam naar voren in meerdere vuurwerkonderzoeken [3] . Volgens aanvullende informatie van PostNL heeft de medeverdachte [medeverdachte] geïnformeerd naar de verzending van het postpakket. [4]
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien een vermoeden van witwassen ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag van € 19.500,00.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zijn eerdere verklaring dat hij het postpakket aan zijn partner had gegeven om dit op de post te doen, bevestigd. [5] Het aangetroffen geldbedrag zou afkomstig zijn van een schenking die hij van zijn schoonouders had gekregen en van geld dat hij van [naam 3] had geleend, de verkoop van paarden en puppy’s en uit zijn handel in oud ijzer.
Schenking
De partner van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep als getuige verklaard dat zij en de verdachte als bijdrage voor hun trouwerij een schenking van haar ouders hebben ontvangen. Zij heeft ook verklaard dat zij uiteindelijk niks met dat geld hebben gedaan, dat dit gewoon in hun woning heeft gelegen en dat het geld bij de inval in hun woning is meegenomen. Gelet daarop acht het hof het ongeloofwaardig dat het contante geldbedrag dat is aangetroffen in het postpakket afkomstig was van de schenking die de verdachte en zijn partner van haar ouders hebben ontvangen.
Lening van [naam 3]
Door de verdediging is naar voren gebracht dat de verdachte een bedrag van € 65.000,00 zou hebben geleend van [naam 3] op 21 november 2016. Op de door de verdediging overgelegde leenovereenkomst is te lezen dat [naam 3] op 27 november 2016 € 65.000,00 heeft geleend aan de verdachte. Nu het pakket op 21 november 2016 is verzonden, acht het hof het niet geloofwaardig dat het geldbedrag in het postpakket afkomstig is van de lening van [naam 3] .
Verkoop van paarden en puppy’s
De stelling van de verdediging dat het geldbedrag uit het postpakket (onder meer) afkomstig is van de handel in paarden en puppy’s is op geen enkele wijze onderbouwd en ook overigens niet verifieerbaar, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
Metaalhandel
De enkele stelling dat in de handel in oud ijzer vaak met contant geld wordt betaald acht het hof onvoldoende om tot een concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het contante geldbedrag te komen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van in totaal € 19.500,00, dat is aangetroffen in het postpakket, uit misdrijf afkomstig was en dat de verdachte dit wist.

Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem in zaak B onder 1 en 2 ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op grond van het dossier kan niet worden bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] het vuurwerk heeft opgehaald bij de garagebox in Zwolle en naar de zeecontainer in Zwartsluis heeft gebracht, of dat hij op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte] dit deed. De Profoon was niet in gebruik bij de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte niet aan [naam 5] gevraagd om vuurwerk voor hem op te slaan, en was de garagebox in Zwolle niet meer bij de verdachte in gebruik. Ten slotte zijn de verklaringen die de medeverdachte [medeverdachte] heeft afgelegd niet betrouwbaar en kunnen deze dus ook niet voor het bewijs gebruikt worden.
Het hof overweegt als volgt. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep in de zaak van de verdachte als getuige een verklaring afgelegd. [medeverdachte] heeft hierbij volledige openheid van zaken gegeven over onder meer de gang van zaken met betrekking tot de voorraad vuurwerk, het afleveren/transporteren daarvan en de rol van de verdachte. [medeverdachte] heeft hierbij ook zichzelf belast. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd en op grond van het verhandelde ter terechtzitting geen enkele reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de door [medeverdachte] afgelegde verklaring. De verklaring van [medeverdachte] wordt daarnaast ondersteund door de overige bewijsmiddelen.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op 29 november 2016 is een huurovereenkomst van een garagebox aan de [adres 2] in Zwolle aangetroffen. Achter de huurovereenkomst vonden de verbalisanten bestellijsten van vuurwerk. [6] Bij de doorzoeking van deze garagebox aan de [adres 2] op 30 november 2016 werd een grote hoeveelheid verschillende soorten vuurwerk aangetroffen. Het zou volgens een voorlopig onderzoeksresultaat van de afdeling Centraal Onderzoek
Vuurwerk (COV) om ongeveer 740 kilogram vuurwerk gaan. [7] Op basis van de bevindingen van het COV is later vastgesteld dat het vuurwerk aan te merken is als professioneel vuurwerk. [8]
Naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem melding is op 5 december 2016 in een zeecontainer in Zwartsluis een hoeveelheid professioneel vuurwerk aangetroffen. [9] Het ging om een pallet met 400 à 450 kilogram vuurwerk. [10] Blijkens onderzoek van COV bleek het om professioneel vuurwerk te gaan. [11]
De (voormalig) medeverdachte [naam 5] heeft verklaard dat hij door de verdachte is benaderd met de vraag of hij, [naam 5] , een opslagplaats voor vuurwerk kon regelen. [naam 5] heeft toen laten weten dat een paar doosjes vuurwerk wel mogelijk waren. Hij heeft met de verdachte een afspraak gemaakt wanneer hij langs zou komen bij de container. De dozen met vuurwerk werden uiteindelijk afgeleverd door een andere persoon. [12] Deze persoon is door [naam 5] later herkend als de medeverdachte [medeverdachte] . [13]
De medeverdachte [medeverdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep als getuige verklaard dat hij door de verdachte is benaderd om te helpen met het ophalen, wegbrengen en verkopen van vuurwerk. [medeverdachte] reed samen met de verdachte naar de garagebox in Zwolle om daar vuurwerk in een busje te laden. [medeverdachte] heeft op verzoek van de verdachte ook vuurwerk weggebracht naar de zeecontainer in Zwartsluis.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat hij de garagebox in Zwolle huurde, dat hij de huur betaalde en een sleutel had. Volgens de verklaring van [medeverdachte] , die grotendeels overeenkomt met de verklaring van [naam 5] , was het de verdachte die de zaken rondom het ophalen en afleveren van het vuurwerk regelde. Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte kon beschikken over de in de garagebox en de zeecontainer aangetroffen partijen vuurwerk. Naar het oordeel van het hof kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het vuurwerk in de garagebox in Zwolle en in de zeecontainer in Zwartsluis voorhanden heeft gehad. Gelet op het feit dat de verdachte de afspraken maakte en [medeverdachte] het vuurwerk vervoerde, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking het vuurwerk voorhanden heeft gehad.

De bewijsmiddelen ten aanzien van het in zaak B onder 3 en 4 tenlastegelegde

Nu de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
Ten aanzien van het in de zaak B onder 3 tenlastegelegde:
kennisgeving van inbeslagneming van 29 november 2016 (p. BE-41 – B-43);
geschrift, te weten lijst met inbeslaggenomen voorwerpen van 29 november 2016 (p. BE-37);
proces-verbaal Onderzoek wapen van 14 februari 2017 (p. B-999 – B-1001);
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2024.
Ten aanzien van het in de zaak B onder 4 tenlastegelegde:
proces-verbaal doorzoeking [adres 1] van 1 december 2016 (p. B-3135);
geschrift, te weten lijst met inbeslaggenomen voorwerpen van 29 november 2016 (p. BE-37);
proces-verbaal van bevindingen van 27 juni 2017 (p. B-3136);
geschrift, te weten rapport van bevindingen technisch onderzoek van 27 juni 2017 inclusief biljagen (p. B-3137 – B-3139);
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2024.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 primair en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A (parketnummer 08-997055-16)
2. primair
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 29 november 2016, in de gemeente Raalte een voorwerp, te weten:
- een contant geldbedrag, te weten 19.500 euro,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Zaak B (parketnummer 08-994568-17)
1.
hij in de periode van 27 november 2016 tot en met 5 december 2016, te Zwartsluis, in de gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 2 flowerbeds (artikel Kometa P7905) en
- 600 bangers (artikel Butterfly Cracker BBC 02) en
- 1 flowerbed (artikel Tropic TB201) en
- 1 flowerbed (artikel Kometa LDC 336) en
- 3 flowerbeds (artikel Tropic TB215)
voorhanden heeft gehad;
2.
hij omstreeks 30 november 2016, in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 442 shells (artikel Echaton TNT 75) en
- 1951 bangers (artikel Shark 3) en
- 39 bangers (artikel Super cobra 6) en
- 87 bangers (artikel Super cobra 7) en
- 35 signaalraketten (artikel Zink 902/001) en
- 70 signaalraketten (artikel Thunderking)
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 29 november 2016 in de gemeente Raalte een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een patroonmagazijn in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 10 kogelpatronen (merk/type Cci, kaliber .22 lr) en
- 30 kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 7.65 br) en
- 44 kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 6.35 br) en
- 19 kogelpatronen (merk/type Speer, kaliber 9mm) en
- 48 kogelpatronen (merk/type Eley, kaliber .22 lr)
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 29 november 2016 in de gemeente Raalte, opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een jammer, heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.
Hetgeen in zaak A en B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 2 primair en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
meermalen gepleegd.
Het in zaak B onder 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.9, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging heeft, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, aangevoerd dat de door de rechtbank opgelegde straf veel hoger is dan de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van ruim 700 kilogram en ruim 400 kilogram professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. Het vuurwerk is aangetroffen in een garagebox en in een zeecontainer. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag en aan het voorhanden hebben van munitie en een jammer. De verdachte heeft stellig ontkend dat hij heeft witgewassen en betrokken was bij de voorraad vuurwerk. Hij heeft er geen blijk van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Het hof houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat de verdachte als initiatiefnemer een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het voorhanden hebben van vuurwerk. Hij probeert bovendien alle schuld in de schoenen van de medeverdachten te schuiven.
Het opslaan van vuurwerk buiten speciaal daarvoor bestemde inrichtingen brengt aanzienlijke risico’s met zich mee, vooral als het gaat om een grote hoeveelheid vuurwerk. De overheid tracht door middel van milieu- en veiligheidsvoorschriften de kans op calamiteiten zoveel mogelijk te beperken. Door het vuurwerk voorhanden te hebben heeft de verdachte een zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen. Daarnaast vormt witwassen een ernstige bedreiging van de legale economie en tast het de integriteit van het economisch verkeer aan. Het hof rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 juni 2024 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor vuurwerkdelicten. Het hof neemt dit in het nadeel van verdachte mee.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de recidive door de verdachte rechtvaardigen naar het oordeel van het hof een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis en -arrest binnen twee jaren per rechterlijke instantie nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Gaat het om een verdachte die in voorlopige hechtenis heeft verbleven, dan is de redelijke termijn 16 maanden. Nu de verdachte op 29 november 2016 in verzekering is gesteld, is voor hem op dat moment die termijn aangevangen. Daarna heeft de verdachte in voorlopige hechtenis verbleven tot en met 23 maart 2017. De rechtbank heeft op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan zodat de redelijke termijn van zestien maanden in eerste aanleg met ruim 20 maanden is overschreden. De verdachte heeft op 12 november 2019 hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 16 juli 2024 arrest. Dat betekent dat in hoger beroep de redelijke termijn van 20 maanden met twee jaar en acht maanden is overschreden. Het hof zal deze termijnoverschrijdingen in de strafmaat verdisconteren.
Gelet op de aanzienlijke overschrijdingen van de redelijke termijn, zal het hof de vrijheidsstraf matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uur.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Verbeurdverklaring
Het in zaak A bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag. Dat geldbedrag behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De jammer en munitie die onder de verdachte in beslag zijn genomen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezenverklaarde is hiermee begaan en de voorwerpen zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen administratie dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
Het hof gelast ten aanzien van de Profoon de bewaring ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, artikel 10.9 (oud) van de Telecommunicatiewet en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak A onder 1, onderdeel C tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 primair en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 2 primair en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 4. Contant geld 19500,- euro
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 6. 1.00 STK Zendappartuur Kl: zwart. 6 KANALEN. Jammer communicatie stoorzender
- 7. 10.00 STK Munitie. Munitie CCI 22lr 10 st
- 8. 30.00 STK Munitie. Munitie Fiocchi 7,65br 30stuks
- 9. 44.00 STK Munitie. Munitie Fiocchi 6,35br 44 st
- 10. 19.00 STK Munitie. Munitie Speer 9mm Luger 19 st
- 11. 48.00 STK Munitie. Munitie Eley.22 lr 48 st
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 12. 1.00 STK Administratie. Div kopieen van id bewijzen en huurovereenkomst
- 14. 1.00 STK Administratie. Bewijs verzending PostNL
- 15. 2.00 STK Administratie. Bestel/voorraadlijst vuurwerk
- 16. 1.00 STK Administratie. Enveloppe met opschrift [naam 6]
- 17. 1.00 STK Administratie. Bewijs verzending PostNL
- 18. 1.00 STK Administratie. Bestel/voorraadlijst vuurwerk.
Gelast
de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 13. 1.00 STK Telefoontoestel (mobiele telefoon, merk: Profoon)
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.D. van Heffen,
in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2024.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen; witwassen van 31 mei 2017, p. ZD-08.
2.Proces-verbaal van bevindingen; witwassen van 31 mei 2017, p. ZD-10.
3.Proces-verbaal van bevindingen; witwassen van 31 mei 2017, p. ZD-14.
4.Proces-verbaal van bevindingen; witwassen van 31 mei 2017, p. ZD-08.
5.Proces-verbaal van verhoor Hinderiks van 30 november 2016, p. PD-94; verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 18 juni 2024
6.Proces-verbaal doorzoeking [adres 1] van 1 december 2016, p. BE-5.
7.Proces-verbaal doorzoeking box [adres 2] van 1 december 2016, p. BE-51.
8.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 19 januari 2017 inclusief bijlagen, p. B-2954 – B-3014.
9.Proces-verbaal zaaksdossier zaak Zwartsluis van 27 juni 2017, p. ZD-118.
10.Kennisgeving van inbeslagneming van 5 december 2016, p. BE-134.
11.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 4 januari 2017 inclusief bijlagen, p. B-912 – B-933.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] van 6 december 2016, p. B-154 – B-155.
13.Proces-verbaal van meervoudige fotobewijsconfrontatie (met één getuige) van 7 december 2016, p. B-2073 – B-2076; Tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie van 7 december 2016, p. B-2079 – B-2080.