ECLI:NL:GHAMS:2024:3413

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
23-002079-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van invoer cocaïne op Schiphol wegens onvoldoende bewijs van daadwerkelijke invoer en aanwezigheid van verdovende middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne op Schiphol op 27 januari 2024, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de koffers met cocaïne daadwerkelijk Nederland hebben bereikt. De Koninklijke Marechaussee had op basis van informatie een onderzoek ingesteld, maar de koffers werden niet aangetroffen. Het hof benadrukte dat de opzettelijke invoer van cocaïne pas bewezen kan worden als er daadwerkelijk een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het hof achtte wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne, evenals het voorhanden hebben van een ploertendoder en een vals Italiaans rijbewijs. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel zwaar wogen in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002079-24
datum uitspraak: 12 december 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 september 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-030926-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres]
.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2024 en, overeenkomstig artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode 25 januari 2024 tot en met 27 januari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland en/of in Keulen, althans in Duitsland en/of Colombia, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s),
(daartoe)
- ( telefonisch) afspraken gemaakt over de invoer van een hoeveelheid cocaïne en/of
- ( telefonisch) contact onderhouden en/of foto's verstrekt/ontvangen omtrent de wijze van vervoer en/of verpakking en/of de route van die cocaïne en/of
- ( telefonisch) informatie verschaft en/of verkregen omtrent de (live) locatie van die cocaïne en/of
- naar Schiphol, althans Nederland afgereisd, teneinde die cocaïne in ontvangst te nemen en/of verder te vervoeren;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een wapen, van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
3.
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal rijbewijs van Italië (voorzien van het nummer [nummer] en/of op naam gesteld van [verdachte]), waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Beoordeling van het bewijs

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis en daarmee tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde. Hiertoe heeft zij onder andere aangevoerd dat uit het dossier de reisbewegingen van de verdachte naar Schiphol blijken, de iPhone en de inhoud daarvan aan de verdachte toegeschreven kunnen worden, beelden op de iPhone zijn aangetroffen waarop – gelet op de algemene bekendheid met deze wijze van verpakken – blokken cocaïne worden herkend, er communicatie is geweest omtrent trackers en er communicatie is geweest waaruit blijkt dat ze ontdekt zijn en dat er een probleem is. De trackers stralen dan uit op Schiphol. Het feit dat de partij cocaïne nooit is aangetroffen, staat niet aan een bewezenverklaring in de weg.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat in de koffers uit Colombia cocaïne zat en evenmin dat de koffers met de inhoud daadwerkelijk in Nederland zijn aangekomen, waardoor geen sprake is van de invoer van cocaïne.
Het hof hanteert als uitgangspunt dat de opzettelijke invoer van cocaïne in beginsel pas voor bewezenverklaring in aanmerking komt, als tijdens het opsporingsonderzoek ook daadwerkelijk een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en inbeslaggenomen. Dit uitgangspunt lijdt onder omstandigheden uitzondering, te weten indien de inhoud van de bewijsmiddelen, in het licht van hetgeen overigens kan worden vastgesteld, niet anders kan worden begrepen dan dat er sprake is geweest van opzettelijke invoer van cocaïne.
Uit het dossier volgt dat de Koninklijke Marechaussee op 27 januari 2024 informatie ontving dat er mogelijk verdovende middelen aan boord van vlucht [vlucht], afkomstig uit Cartagena (Colombia), zouden zijn en dat deze vlucht om 10:35 uur zou aankomen in Amsterdam. Een zwarte Volkswagen met kenteken [kenteken] zou de verdovende middelen ophalen bij het [hotel]. Naar aanleiding van deze informatie is de Koninklijke Marechaussee een onderzoek gestart.
Uit het dossier volgt dat een controle is uitgevoerd op de passagiers en de bagage van de genoemde vlucht. Daarbij werd de betreffende koffer niet aangetroffen, en ook geen andere bagagestukken inhoudende verdovende middelen. Gelet hierop valt naar het oordeel van het hof ook onder de door de advocaat-generaal genoemde omstandigheden niet met een voor een bewezenverklaring vereiste voldoende mate van zekerheid vast te stellen of de koffers Nederland daadwerkelijk hebben bereikt en, zo ja, of in de koffers daadwerkelijk verdovende middelen zaten. De verdachte zal daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Ten aanzien van onder 1 subsidiair tenlastegelegde

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte geen wetenschap had van het feit dat er cocaïne opgehaald moest worden van Schiphol. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen.
Het hof volgt de verdachte hierin niet. Daarbij is het volgende van belang.
Door de Koninklijke Marechaussee wordt gezien dat de verdachte zich op 27 januari 2024 om 08:15 uur samen met [naam 1] (hierna: [naam 1]) in een zwarte Volkswagen met kenteken [kenteken] bevindt op de parkeerplaats bij het [hotel] nabij de luchthaven Schiphol. [naam 1] vertrekt vervolgens om 10:00 uur met de bus naar de luchthaven Schiphol, waarna de verdachte zich omstreeks 16:00 uur met de zwarte Volkswagen in de richting van genoemde luchthaven begeeft. Rond 17:00 uur verlaat de verdachte de luchthaven en gaat naar het [hotel] alwaar hij om 17.40 uur wordt aangehouden. Onder hem worden drie telefoons in beslag genomen, te weten een Huawei, een Apple iPhone XR en een Oppo.
Net als de rechtbank gaat het hof ervan uit dat de iPhone aan de verdachte kan worden toegeschreven. De verdachte heeft over de onder hem in beslag genomen telefoons (die in de Volkswagen lagen ten tijde van zijn aanhouding) onder meer verklaard dat de Huawei van hem is en dat de iPhone door [naam 1] (het hof begrijpt: [naam 1]) bij hem in de auto waren achtergelaten en dat hij deze niet heeft gebruikt.
Het hof stelt, in lijn met hetgeen de rechtbank heeft overwogen, vast dat het in de Huawei geregistreerde zogenaamde eigen nummer, en daarmee dus het telefoonnummer van de verdachte, hetzelfde telefoonnummer is als het eigen nummer van de iPhone. Dit acht het hof een belangrijke aanwijzing dat deze telefoons bij dezelfde persoon in gebruik zijn. Verder is in de iPhone berichtenverkeer aangetroffen met contactpersoon “[naam 2]” met het telefoonnummer [telefoonnummer]. Ditzelfde telefoonnummer staat genoteerd op de factuur van de door [naam 1] geboekte kamer in het [hotel], zodat het hof ervan uitgaat dat dit telefoonnummer van [naam 1] is en hij dus de contactpersoon “[naam 2]” is. Het hof acht in dat licht de verklaring van de verdachte dat de onder hem aangetroffen iPhone van [naam 1] is, ongeloofwaardig. [naam 1] zou dan immers gesprekken met zichzelf hebben gevoerd en berichten naar zichzelf hebben gestuurd. Ten slotte worden er in de middag van 27 januari 2024 vanaf de iPhone (belastende) berichten gestuurd naar “[naam 2]”, terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment ook beschikte over de iPhone. Voorgaande omstandigheden laten, in onderling verband en samenhang bezien, geen andere conclusie toe dan dat de verdachte de gebruiker was van de onder hem in beslag genomen iPhone.
In de iPhone van de verdachte zijn onder meer videofragmenten van twee koffers met zwarte pakketten aangetroffen, door de Koninklijke Marechaussee ambtshalve herkend als in totaal 22 blokken met verdovende middelen. Op een videofragment is ook te zien dat in beide koffers vermoedelijk een tracker wordt gestopt. Bij de pakketten ligt een briefje met de tekst “[tekst]”. Deze videofragmenten zijn op 25 januari 2024 verstuurd aan de verdachte. Daarnaast is in de iPhone een afbeelding aangetroffen van witte blokken met daarbij een zeer vergelijkbaar briefje, met als enige verschil de datum (16 januari 2024 in plaats van 25 januari 2024). De Koninklijke Marechaussee herkent de witte blokken op die afbeelding als vermoedelijk blokken cocaïne. Het hof stelt vast dat de afgebeelde witte blokken (op de foto betreffende 16 januari 2024) qua vorm overeenkomsten vertonen met de afgebeelde zwarte pakketten (op de video betreffende 25 januari 2024). Daarnaast is het het hof ambtshalve bekend dat Colombia een bronland is van cocaïne.
Verder volgt uit de iPhone van de verdachte dat hij op 27 januari 2024 de hele middag contact heeft onderhouden met “[naam 2]”. Zo stuurt de verdachte aan “[naam 2]” “dat draait nog ergens rond, haal dat daar weg. praat met die mensen, straks wordt het gejat. Ik zie alles vanaf hier” en “[naam 2]” reageert daarop met “[verdachte], de issue is dat dat steeds rondjes draait op dezelfde plek”. “[naam 2]” stuurt daarbij om 14:38 uur een afbeelding waarop volgens de Koninklijke Marechaussee vermoedelijk twee GPS-trackers zijn te zien op een kaart van een gedeelte van de luchthaven Schiphol. De verdachte reageert daarop met “het is normaal dat hij die kant op loopt want de man die het ging pakken is van daar, dat is wat wij besproken hebben toch (...). Jij zei, de man die het daar ophaalt is met de strepen, hij is van de mollen. Als de mollen het hebben, dan hebben ze “het” bewaard, wachtend tot het eruit kan”.
Dat in koffers mogelijk trackers waren gestopt, wordt ondersteund door het onderzoek naar de onder de verdachte in beslag genomen Oppo-telefoon, die het hof, net als de rechtbank ook aan de verdachte toeschrijft, nu op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat deze telefoon, aangetroffen in de Volkswagen ten tijde van de aanhouding van de verdachte, door een ander zou zijn gebruikt. Hieruit blijkt dat daarop een applicatie genaamd “Traccar” was geïnstalleerd, die software aanbiedt voor GPS tracking. Deze software stuurt meldingen naar een telefoon en laat live de locatie van, in dit geval, de trackers zien. De Koninklijke Marechaussee heeft in die applicatie ingelogd met de verkregen betreffende gebruikersnaam en wachtwoord, waarna een kaart van Schiphol Plaza te zien was met daarop twee zogenaamde icoontjes (de trackers) die op 27 januari 2024 voor het laatst verbinding hadden gemaakt met een rood gekleurde batterij icoon. Hieruit kan naar het oordeel van het hof de conclusie worden getrokken dat zich op Schiphol trackers bevonden.
Het hof leidt uit het dossier af dat de verdachte met zijn mededader uiteindelijk vergeefs heeft getracht om koffers met cocaïne op Schiphol te vinden en met zijn auto weg te brengen. Dit strookt ook met het bericht van 12.54 uur van contact ‘[naam 3]” aan de verdachte met de inhoud: “My friend there are problems. We are discovered”.
Op basis van het voorgaande acht het hof het bewezen dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht met betrekking tot de invoer van cocaïne. Het verweer van de raadsman dat de verdachte geen wetenschap had van het feit dat er cocaïne opgehaald moest worden op Schiphol, wordt weerlegd door de inhoud van het dossier, zoals hiervoor is weergegeven.

Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen wetenschap had omtrent de strafbaarheid van het feit en beroept zich op afwezigheid van alle schuld. De verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof is van oordeel dat van een redelijk handelend persoon mag worden verwacht dat hij zich vergewist van de geldende wet- en regelgeving in het land waar hij verblijft, zeker als het gaat om potentieel gevaarlijke voorwerpen. Het argument dat het bezit van een ploertendoder in het land van herkomst mogelijk niet strafbaar is, doet niet af aan deze verplichting. Daarbij geldt dat een ploertendoder een wapen is dat specifiek ontworpen is om ernstig letsel toe te brengen, gezien het loden uiteinde. Dit kenmerk alleen al had voor de verdachte aanleiding moeten zijn om de wettelijke status van een dergelijk voorwerp in Nederland na te gaan.
Gelet op het voorgaande kan de verdachte zich niet met succes beroepen op afwezigheid van alle schuld. Het verweer wordt verworpen.

Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich niet bewust was van het feit dat het rijbewijs vals was. Hij dient daarom te worden vrijgesproken.
Op 27 januari 2024 werd in de portemonnee van de verdachte een op zijn naam gesteld Italiaans rijbewijs aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat dit rijbewijs vals is. De verdachte heeft verklaard hij het rijbewijs in Italië voor € 600,- heeft gekocht van een rijschoolhouder en hij niet wist dat het rijbewijs vals was. Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat een rijbewijs via een officiële overheidsinstantie dient te worden aangevraagd en verkregen en dat een rijbewijs niet te koop is via derden. Bovendien is het bedrag dat de verdachte hiervoor heeft betaald dusdanig hoog dat dit argwaan bij hem zou hebben moeten wekken. Ook is niet gebleken dat de verdachte enige binding had met Italië op basis waarvan hij aanspraak kon maken op een Italiaans rijbewijs. Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het rijbewijs vals was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.subsidiair
hij in de periode 25 januari 2024 tot en met 27 januari 2024 te Nederland en Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en
- het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid cocaïne,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- een vervoermiddel voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat dit bestemd was tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of zijn mededader,
(daartoe)
- contact onderhouden en foto's ontvangen omtrent de wijze van vervoer en/of verpakking en/of de route van die cocaïne en
- ( telefonisch) informatie verschaft en/of verkregen omtrent de (live) locatie van die cocaïne en
- naar Schiphol, althans Nederland afgereisd, teneinde die cocaïne in ontvangst te nemen en verder te vervoeren;
2.
hij op 27 januari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een wapen, van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 27 januari 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal rijbewijs van Italië (voorzien van het nummer [nummer] en op naam gesteld van [verdachte]), waarvan hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals was, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid/middelen/ inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de beperkte rol van zijn cliënt in het geheel en om rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne. Dit is een zeer ernstig feit. Door de invoer van harddrugs wordt de (internationale) handel in verdovende middelen in stand gehouden. Van de (georganiseerde) drugshandel gaat in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd, onder meer door het investeren van grote sommen crimineel geld in legale activiteiten. Door zijn voorbereidende handelen heeft de verdachte getracht aan deze handel een bijdrage te leveren.
Verder heeft de verdachte een vals Italiaans rijbewijs voorhanden gehad. Valse identiteitsdocumenten verhinderen een effectieve identiteitscontrole en bovendien wordt het vertrouwen dat in van overheidswege verstrekte identiteitsbewijzen moet kunnen worden gesteld, aangetast door het gebruik van dergelijke valse documenten.
Tot slot heeft de verdachte een ploertendoder voorhanden gehad. Het ongecontroleerd bezit van verboden wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij. Gelet op de ernst van de andere twee bewezenverklaarde feiten kent het hof aan dit feit bij het bepalen de strafmaat geen zelfstandige betekenis toe.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De straf valt een stuk lager uit dan door de rechtbank is opgelegd, omdat het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 1 primair tenlastegelegde.

Het beslag

Onder de verdachte is in beslag genomen:
1. 92,8EUR
2. 700 EUR
3. 900 EUR
4. 100 EUR
5. 140 EUR
6. 10 EUR
7. Ploertendoder
8. Vals rijbewijs
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen (1 t/m 6) dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Het hof kan op basis van het dossier niet vaststellen dat is voldaan aan één van de gronden voor verbeurdverklaring zoals genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. Omdat de geldbedragen onder de verdachte in beslag zijn genomen, dienen deze aan hem te worden geretourneerd.
Het onder 2 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen (7 en 8). Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet, de artikelen 36b, 36c, 47, 57 en 231 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
7. Ploertendoder;
8. Vals rijbewijs.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 92,8 EUR;
2. 700 EUR;
3. 900 EUR;
4. 100 EUR;
5. 140 EUR;
6. 10 EUR.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. N. van der Wijngaart en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2024.
Mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]