ECLI:NL:GHAMS:2024:3624
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in sollicitatieverplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had in eerste aanleg, op 4 september 2024, te horen gekregen dat zijn schuldsaneringsregeling was beëindigd zonder de schone lei te verlenen. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.M. van der Linden, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze niet aan hem, maar aan zijn beschermingsbewindvoerder was gestuurd. Het hof heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het hoger beroep verschoonbaar was, omdat de appellant niet tijdig op de hoogte was gesteld van de uitspraak.
Het hof heeft vervolgens de inhoud van de zaak beoordeeld. De appellant had gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet voldaan aan zijn sollicitatieverplichtingen. Ondanks herhaalde waarschuwingen en een laatste kans die hem was geboden, heeft hij slechts één keer gesolliciteerd in een periode van 28 maanden. De appellant heeft aangevoerd dat persoonlijke omstandigheden, zoals de ziekte van zijn moeder, hem hebben belemmerd in zijn sollicitatieverplichtingen. Het hof oordeelde echter dat deze omstandigheden geen rechtvaardiging boden voor zijn langdurige inactiviteit.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de tekortkomingen van de appellant in zijn verplichtingen ernstig en verwijtbaar waren, en heeft het de beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen bekrachtigd. De appellant is dus niet in zijn verzoek om de schuldsaneringsregeling voort te zetten geslaagd.