ECLI:NL:GHAMS:2024:587

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.281.678/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen op nader schadedebat na tussenarrest inzake wateroverlast en schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een geschil tussen twee appellanten en twee geïntimeerden over schadevergoeding als gevolg van wateroverlast in een woning. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.M. Euverman, hebben in hoger beroep een akte genomen na een tussenarrest van 25 april 2023. In dit tussenarrest werd overwogen dat de geïntimeerden mogelijk aansprakelijk zijn voor de wateroverlast die is ontstaan door een openstaande kraan tijdens de inspectie van de woning. De appellanten hebben schadeposten opgevoerd, maar deze waren aanvankelijk onvoldoende gespecificeerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de wateroverlast aanzienlijke schade heeft veroorzaakt aan de woning, zoals zichtbaar op door de appellanten overgelegde beelden. De schade is geschat op € 12.000,00, gebaseerd op een rapport van een bouwkundige. Daarnaast zijn huurlasten van € 1.740,00 voor twee maanden toewijsbaar. Het hof heeft de geïntimeerden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de aansprakelijkheid voor de waterproblematiek. De verdere beslissing is aangehouden, en er is een getuigenverhoor gepland om de stellingen van de partijen verder te onderzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.281.678/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland: 7748086 \ CV EXPL 19-5980
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 maart 2024
inzake

1.[appellant 1] ,

en
2.
[appellant 2],
beiden wonend te [plaats] ,
appellanten in de hoofdzaak en in het incident,
tevens incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. M.A.M. Euverman te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

en
2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonend te [plaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak en in het incident,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. J. Keizer te Tilburg.
Partijen worden hierna weer [appellanten] en [geïntimeerden] . genoemd dan wel met hun individuele achternaam aangeduid.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft op 25 april 2023 in deze zaak een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dit arrest.
[appellanten] hebben vervolgens een akte genomen, waarbij zij nadere producties in de procedure hebben gebracht. [geïntimeerden] . hebben onder overlegging van nog een productie een antwoordakte genomen.
Hierna is opnieuw arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest is overwogen, kort samengevat, dat voorshands voldoende is komen vast te staan dat [geïntimeerde 1] bij de aan de levering van de door [geïntimeerden] . aan [appellanten] verkochte woning voorafgaande inspectie van de woning een kraan heeft laten openstaan bij het bijvullen van de cv-ketel waardoor waterschade aan de woning is ontstaan. [geïntimeerden] . mogen hiervan tegenbewijs leveren. [appellanten] dienden echter om proceseconomische redenen eerst de door hen gestelde schade nader inzichtelijk te maken. De zaak is naar de rol verwezen teneinde [appellanten] daartoe in de gelegenheid te stellen.
2.2
Als uitgangspunt voor berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat de schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Dit brengt mee dat de omvang van de schade wordt bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die vermoedelijk zou zijn geweest indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden. De wet geeft de rechter ruimte door middel van schatting het bedrag van de schade te bepalen, indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld.
2.3
Voorshands uitgaande van de aansprakelijkheid van [geïntimeerden] . voor de waterproblematiek waarover deze zaak gaat – zoals overwogen staat tegenbewijs nog open – overweegt het hof het volgende. Met de door [appellanten] overgelegde USB-stick waarop bewegende beelden en foto’s zijn te zien van de woning in de staat waarin deze verkeerde na de levering bij de notaris is voldoende komen vast te staan dat de woning door ernstige wateroverlast is getroffen. Op de beelden stroomt het water vanuit het plafond langs de muren. De vloeren van zowel de eerste verdieping als de begane grond zijn grotendeels bedekt met een laag water. Deze beelden zijn door [geïntimeerden] . niet weersproken, terwijl [geïntimeerde 1] kort na de levering in de woning is geweest en dus ook zelf de situatie heeft waargenomen. Het lijdt voor het hof geen twijfel dat deze waterstromen aanzienlijke schade hebben veroorzaakt aan de plafonds, wanden, vloeren en trappen in de woning. Ook de stellingen dat door het water schade is ontstaan aan de leidingschacht en meterkast zijn voldoende toegelicht door de overgelegde bewegende beelden en foto’s.
2.4
[appellanten] hebben ter zake van het herstel van deze schade aan de woning in de inleidende dagvaarding onder 12 tot en met 16 een bedrag van € 12.174,78 opgevoerd. In dit bedrag zijn kosten opgenomen voor plavuizen en het aanbrengen daarvan ter vervanging van het laminaat op de begane grond. Zoals in het tussenarrest overwogen waren deze posten onvoldoende gespecificeerd en niet toereikend toegelicht en onderbouwd met stukken, waardoor de hoogte en opbouw van de schade niet inzichtelijk was gemaakt. Zoals ook in het tussenarrest vermeld hebben [appellanten] in dit verband naar voren gebracht dat dat zij destijds ervan uitgingen dat de aansprakelijkheidsverzekering van [geïntimeerden] . de waterschade zou afhandelen. [appellanten] hebben daarom zelf de schade niet adequaat in beeld gebracht. [appellanten] gingen ervan uit de woning meteen te kunnen betrekken na de levering. De aanzienlijke herstelwerkzaamheden moesten daarom op een korte termijn worden verricht. [appellanten] waren zodoende aangewezen op werklieden die alleen bereid waren om zonder factuur te werken. [appellanten] hebben bij hun akte na tussenarrest een op 16 juni 2023 gedateerd rapport overgelegd van ing. [naam] van Hensing B.V., directievoering-bouwmanagement-bouwkundig advies (hierna: [naam] ). Deze bouwkundige had reeds eerder aan [appellanten] vragen over de vulslang beantwoord na een bezoek aan de woning op 30 oktober 2020. [naam] heeft een berekening gemaakt van de herstelkosten ‘terugbrengen in oorspronkelijke staat’. Hij heeft voor de posten meterkast (vernieuwen wanden), leidingschacht achter trappen, vloeren (verwijderen laminaat), vloeren (nieuw laminaat), plafonds (isolatieverf en sausen), wanden (isolatieverf en sausen), trappen (schilderen) en trappen (bekleding) steeds individueel de betreffende herstelkosten genoemd. In totaal bedragen deze kosten € 12.048,25. De bedragen zijn volgens het rapport inclusief btw. De btw is niet apart benoemd. [naam] is bij de beoordeling en berekening van de herstelkosten uitgegaan van het terugbrengen van de oorspronkelijke situatie met laminaat in plaats van met plavuizen.
2.5
Het hof schat op basis van dit rapport de schade aan de woning op de door [naam] gestelde hoogte van (afgerond) € 12.000,00. Enerzijds is btw in het door [naam] genoemde bedrag opgenomen terwijl het werk ‘zwart’ is verricht, maar anderzijds is voor veel werkzaamheden een standaardtarief per vierkante meter berekend. Dat [appellanten] met ‘zwarte’ betaling goedkoper uit zijn geweest dan deze tarieven, is niet aannemelijk nu zij ook haast hadden bij de uitvoering van het werk. Het enkele, door [geïntimeerden] . benadrukte feit dat geen facturen zijn overgelegd staat niet in de weg aan toekenning van schadevergoeding, omdat de schade ook langs andere weg kan worden begroot. Voor zover [geïntimeerden] . hebben gesteld dat de schade (grotendeels) had kunnen worden voorkomen of beperkt door het zelf in de weer gaan met handdoeken en de door [geïntimeerden] . genoemde droogapparatuur (naar het hof uit hun eerdere uitlatingen bij de conclusie van antwoord begrijpt: een trekker), zoals [geïntimeerde 1] zelf heeft gepoogd bij aankomst in de woning na de levering, is dit verweer onvoldoende toegelicht. In het licht van de door [appellanten] overgelegde beelden waarop het water rijkelijk door de woning stroomt, was dit wel aangewezen. Het beroep op de schadebeperkingsplicht heeft daarom geen succes. Ook zijn onvoldoende geëxpliciteerd de stellingen van [geïntimeerden] . dat de vloeren niet geheel maar slechts gedeeltelijk vernieuwd hoefden te worden en de ter discussiestelling van de noodzaak van de herstelwerkzaamheden in meer algemene zin in het licht van deze beelden, waarin alle getoonde ruimten op de begane grond en eerste verdieping min of meer blank staan en het water van en langs het plafond en de muren stroomt. De standpunten van [geïntimeerden] . zijn op dit punt te veel in het vage gebleven, terwijl die wel toelichting behoefden. Het door [naam] c.s. opgevoerde arbeidsloon van steeds € 59,29 is slechts weersproken met de stelling dat het uurtarief van verschillende werklieden niet op de cent gelijk kan zijn. Dát dit uurtarief niet gehanteerd zou mogen worden voor één of meerdere van genoemde werkzaamheden is overigens in de antwoordakte niet betwist. De vraag of de kosten van volledige vernieuwing in rekening mogen worden gebracht, beantwoordt het hof bevestigend om de volgende reden. [appellanten] hebben in de inleidende dagvaarding verwezen naar de door hen overgelegde verkoopbrochure en gesteld dat de woning recent was opgeknapt. De verkoopbrochure is weliswaar niet leesbaar, maar [geïntimeerden] . hebben zich hierna slechts in algemene zin beroepen op het nieuw voor oud-beginsel onder verwijzing naar door hen overgelegde correspondentie van hun rechtsbijstandsverzekering. Noch door [geïntimeerden] . zelf noch in deze correspondentie is weersproken dat de woning zich in de door [appellanten] beschreven goede staat bevond en ook anderszins is niet naar voren gekomen dat dat niet het geval was. Het hof volgt [geïntimeerden] . evenmin in hun standpunt dat de vordering van [appellanten] onvoldoende is onderbouwd omdat niet is gebleken dat de door hen gemaakte kosten dateren van na de datum van de eerste (afwijzende) brief van [geïntimeerden] . Verzuim kan namelijk ook zonder ingebrekestelling intreden, (onder meer) op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, bijvoorbeeld in het geval van spoedeisend herstel. [appellanten] hebben in de inleidende dagvaarding aangevoerd dat zij [geïntimeerden] . bij brief van 24 juli 2018 hebben bericht dat zij inmiddels noodgedwongen herstelkosten hebben moeten maken. Gelet op de door [appellanten] ingebrachte beelden van de wateroverlast en de omstandigheid dat zij werden geconfronteerd met dubbele woonlasten is voldoende aannemelijk dat de herstelwerkzaamheden aan de woning inderdaad spoedeisend waren. Ten slotte hebben [geïntimeerden] . weliswaar een op 11 juli 2023 gedateerd rapport van Bureau voor Bouwpathologie BB overgelegd bij hun antwoordakte, maar zij hebben daarnaar slechts in algemene zin en daarmee onvoldoende specifiek verwezen. Het hof zal dit rapport daarom niet nader behandelen.
2.6
Gelet op de verstrekkendheid van de herstelwerkzaamheden oordeelt het hof de ook overigens onvoldoende weersproken schadepost betreffende huurlasten voor twee maanden ten bedrage van in totaal € 1.740,00 ook toewijsbaar. De door [geïntimeerden] . betwiste extra kosten voor tijdelijke opslag hebben [appellanten] , vooral vanuit het perspectief van hun vordering ter zake van de doorlopende huur, onvoldoende toegelicht. Ook betreffende de opgevoerde en betwiste kosten voor het huren van een auto voor vier weekenden is de noodzaak daarvan onvoldoende feitelijk onderbouwd. Deze laatste twee posten komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
2.7
Resumerend komt van het hierboven behandelde voor toewijzing in aanmerking een bedrag van (€ 12.000,00 + € 1.740,00 =) € 13.740,00, voorshands uitgaande van de aansprakelijkheid van [geïntimeerden] . voor de waterproblematiek. Op dit punt zullen [geïntimeerden] ., zoals al aangekondigd, worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
2.8
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
laat [geïntimeerden] . toe tot het tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling van [appellanten] dat [geïntimeerde 1] tijdens de aan de levering van de woning voorafgaande inspectie van de woning op 15 juni 2018 bij de demonstratie op zolder van het bijvullen van de cv-ketel de bijbehorende kraan heeft laten openstaan;
beveelt dat, indien [geïntimeerden] . getuigen willen doen horen, een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten, daartoe tot raadsheercommissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en uur;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerden] . uiterlijk op 9 april 2024 aan (het enquêtebureau van) het hof dient te doen toekomen de namen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van partijen, hun advocaten en de voor te brengen getuigen in de periode mei tot en met september 2024;
bepaalt dat, als [geïntimeerden] . geen bewijs door het horen van getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moeten brengen;
bepaalt dat [geïntimeerden] . uiterlijk twee weken vóór het getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan het hof en de wederpartij dienen toe te sturen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, E.K. Veldhuijzen van Zanten en J.E. van der Werff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.