Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
grief 1betoogd dat deze feiten onjuist dan wel onvolledig zijn. Voor zover van belang zal het hof met deze grief hierna rekening houden. De feiten behelzen, waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
“VOOR WIE GELDT DIT SOCIAAL PLAN?Dit Sociaal Plan is op jou van toepassing als je ingrijpende gevolgen ondervindt van een reorganisatie en je:- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met [geïntimeerde] hebt (…)Dit Sociaal Plan is verder alleen op jou van toepassing als jouw arbeidsplaats vervalt, jouw functie vervalt of jouw standplaats wijzigt als gevolg van een reorganisatie (…).
als gevolg van(onderstreping: hof) de standplaatswijziging een reistijd retour krijgen van meer dan 2,5 uur (die zij daarvóór niet hadden) als boventallig zijn aan te merken. De toetsingscommissie heeft verder geoordeeld dat niet hoeft te worden getoetst of sprake is van ingrijpende gevolgen, en dat ook overigens voor [appellant] niet geldt dat sprake is van een evident onbillijke situatie in de zin van de hardheidsclausule uit het Sociaal Plan.
4.Eerste aanleg
door(onderstreping: hof) de standplaatswijziging en: b) de reistijd moet meer dan 2,5 uur retour per dag
worden(onderstreping: hof). [appellant] voldoet niet aan deze voorwaarden, aldus de kantonrechter. De kantonrechter heeft de gevorderde verklaring voor recht afgewezen en [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
5.Beoordeling
Grief 1is reeds besproken in het kader van de opsomming van de feiten onder 3.
grieven 2 tot en met 5betoogt [appellant] dat [geïntimeerde] hem ten onrechte niet boventallig heeft verklaard als gevolg van de standplaatswijziging. [geïntimeerde] hanteerde bij de verhuizing in 2020 en in de adviesaanvraag een andere uitleg van het Sociaal Plan dan bij de verhuizing in 2023. In 2020 hanteerde [geïntimeerde] voor boventalligheid als gevolg van standplaatswijziging het criterium dat sprake moet zijn van een reistijd van meer dan 2,5 uur retour per dag in combinatie met een toename van de reistijd en ongeacht of de medewerker vóór de standplaatswijziging al een reistijd heeft van meer dan 2,5 uur retour per dag. In 2023 hanteerde [geïntimeerde] echter het criterium dat sprake moet zijn van een toename van de reistijd tot meer dan 2,5 uur retour per dag, daar waar de medewerker vóór de standplaatswijziging een reistijd had van minder (of gelijk) aan 2,5 uur retour per dag. Volgens [appellant] is bij uitleg van de bepaling over de standplaatswijziging ten onrechte geen acht geslagen op de niet openbare adviesaanvraag aan de OR. Daaruit blijkt namelijk dat het op dat moment wel de bedoeling was dat medewerkers die al een reistijd van meer dan 2,5 uur retour hadden, een beroep kunnen doen op het Sociaal Plan. [appellant] betoogt, onder verwijzing naar de PowerPointpresentatie Toelichting huisvesting [plaats 3] tijdens het afdelingsoverleg van 8 mei 2020, de verklaring van [naam] van 19 april 2023, de adviesaanvraag bij de OR en de uitlatingen van een HR-medewerker en OR-lid van [geïntimeerde] , dat [geïntimeerde] gehouden is aan een uniforme uitleg van het Sociaal Plan. Ingevolge de oorspronkelijke uitleg van het Sociaal Plan had [appellant] boventallig moeten worden verklaard, omdat zijn reistijd door de standplaatswijziging toeneemt én meer dan 2,5 uur retour per dag bedraagt. Verder stelt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte alleen een grammaticale uitleg van het woord ‘wordt’ heeft gehanteerd en niet heeft gekeken naar de bepaling in het licht van de gehele tekst, de onderlinge systematiek en de rechtsgevolgen.
(FNV/X);HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687
(FNV/Condor);en HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427
(DSM/Fox).
Indien de reorganisatie een wijziging van je standplaats betekent, volg je in principe je werk.. Dit is alleen anders indien je reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt en meer dan 2 ½ uur retour per dag wordt, berekend op basis van de snelste route met het snelste vervoermiddel. In dat geval word je boventallig bij de reorganisatie. (…).”
ismaar dat de reistijd na de reorganisatie 2,5 uur retour
wordt. Een tekstuele/grammaticale uitleg van dit artikel brengt derhalve met zich dat niét aan de tweede voorwaarde is voldaan als een werknemer voorheen ook al een reistijd van meer dan 2,5 uur retour per dag had (zoals bij [appellant] het geval was). Dat deze voorwaarde zo moet worden gelezen dat de reistijd op de datum van de reorganisatie 2,5 uur retour moet bedragen, zoals door [appellant] is betoogd, volgt niet uit de tekst van dit artikel. Ook de elders in het Sociaal Plan gebruikte formuleringen leiden het hof niet tot een ander oordeel. [appellant] heeft in dit verband gewezen op artikel 2.b.ii van het Sociaal Plan, maar dat artikel ziet op een andere situatie. Artikel 2.b.ii gaat over de plaatsing van een werknemer in een passende functie in geval van verval van een functie, terwijl het artikel over de standplaatswijziging betrekking heeft op boventalligheid als gevolg van een standplaatswijziging. Bovendien bevatten beide artikelen verschillende bewoordingen en criteria. Voor een passende functie op grond van artikel 2.b.ii van het Sociaal Plan gelden de criteria dat sprake is van dezelfde standplaats óf van een reistijd niet meer dan 2,5 uur retour. Het artikel over de standplaatswijziging vereist daarentegen een toename van de reistijd én een reistijd die meer wordt dan 2,5 uur retour. Anders dan [appellant] heeft betoogd leidt deze uitleg niet tot het onaannemelijke rechtsgevolg dat een werknemer van wie de reistijd vóór de standplaatswijziging al meer dan 2,5 uur retour per dag bedroeg en deze reistijd daarna nog meer is toegenomen, geen beroep meer zou kunnen doen op de boventalligheidsregeling in het Sociaal Plan. In het Sociaal Plan is voor dergelijke gevallen een hardheidsclausule opgenomen waarop zo nodig een beroep kan worden gedaan. Het hof ziet ook geen andere aanknopingspunten om te oordelen dat [geïntimeerde] in dit geval gehouden is aan een zelfde, uniforme uitleg van het Sociaal Plan zoals zij bij de verhuizing in 2020 en bij haar eigen adviesaanvraag bij de OR over deze reorganisatie zou hebben gehanteerd, zoals door [appellant] is betoogd. Bij de verhuizing in 2020 is [appellant] (uiteindelijk) niet als boventallig aangemerkt omdat zijn reistijd niet toenam maar minder werd en er dus niet was voldaan aan de eerste cumulatieve voorwaarde. [appellant] is bij de reorganisatie in 2023 niet als boventallig aangemerkt omdat hij niet voldoet aan de tweede cumulatieve voorwaarde. Bovendien is in hoofdstuk 4 van de adviesaanvraag vermeld dat [geïntimeerde] verwacht dat er door de standplaatswijziging veertien medewerkers een toename van hun reistijd van boven de 2,5 uur retour per dag zullen krijgen en derhalve boventallig worden. Daaruit kan evenwel nog niet worden afgeleid dat [appellant] één van deze boventallige medewerkers is. Aan de tekst van andere documenten en uitlatingen van (medewerkers van) partijen kan, gelet op de cao-norm, geen betekenis worden toegekend.