Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.1. [geïntimeerde] ,
STICHTING BEHOUD VASTGOED MCM,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.4. De beoordeling
grieven 1 tot en met 8,
grief 10en
grief 11 (gedeeltelijk)lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven betreffen alle de hoogte van de door [appellant] verschuldigde huur. [appellant] heeft in dit verband naar voren gebracht dat de bedrijfsruimten onderdeel uitmaken van een groter pakket van in totaal 29 bedrijfsruimten, dat [appellant] van meerdere andere, onlosmakelijk met elkaar en met [geïntimeerden] verbonden verhuurders huurde. Voor deze prostitutieruimten zijn exploitatievergunningen van de gemeente [plaats] vereist die waren afgenomen van de voorganger van [appellant] wegens wanbeleid. Omdat het de verhuurders van dit bedrijfsruimtenpakket niet lukte zelf deze vergunningen te bemachtigen, is [appellant] als huurder aangezocht. Bij aanvang van de huurrelatie traden deze verhuurders gezamenlijk op. Inmiddels treden zij los van elkaar op jegens [appellant] . [appellant] wordt hierdoor gedupeerd.
grief 9, die afhankelijk is van het slagen van deze grieven, faalt hiermee.
grief 11is tevens de afwijzing van de door [appellant] gevorderde vergoeding van onderhoudskosten aangevochten. De kantonrechter heeft ter zake onder meer als volgt overwogen:
verplicht is om in deze kosten een pro-rato bijdrage te leveren. Zij verwijst hiervoor naar een e-mail van 17 januari 2017 (…), waarin is opgenomen dat de eenmalige bijdrage van € 15.000,- die de gezamenlijke verhuurders van de panden bij aanvang van de huurovereenkomsten aan [appellant] hebben betaald, pro-rato onder de verhuurders moest worden gedragen. Dit is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat er een generieke afspraak was dat de verhuurders van de door [appellant] gehuurde panden alle kosten voor het onderhoud pro-rato en hoofdelijk zouden dragen.[ [geïntimeerden] kunnen, hof]
derhalve niet aansprakelijk worden gehouden voor het onderhoud van panden van de andere verhuurders die ook panden aan [appellant] verhuren. De door [appellant] gevorderde schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
grief 12weerspreekt [appellant] dat een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. [appellant] heeft geen afstand gedaan van haar rechten en ook geen vaststellingsovereenkomst ondertekend. [appellant] zou na betaling van het bedrag van € 80.000,00 de op haar verzoek dan alsnog aangepaste tekst ondertekenen, waarin haar rechten, zoals haar aanspraak op een omzetgerelateerde huur, zouden zijn opgenomen. Die aangepaste tekst heeft [appellant] echter nooit ontvangen, ook niet na haar andere betaling van € 12.500,00. Er zijn volgens [appellant] dan ook uiteindelijk geen afspraken van kracht geworden bij gebreke waarvan de vordering van [appellant] in reconventie alsnog voor toewijzing in aanmerking komt, aldus [appellant] .
5.De beslissing
I. de Greef en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.