In deze zaak zijn partijen in 2020 via Whatsapp in contact gekomen, waarbij de appellant zich verplichtte om inreisvisa voor de geïntimeerde en zijn gezin te regelen. De geïntimeerde heeft uiteindelijk afgezien van deze regeling en eiste zijn geld terug, inclusief een investering die hij via de appellant had gedaan. De appellant heeft een handgeschreven verklaring overgelegd waarin hij zich verplichtte om € 160.000 aan de geïntimeerde te betalen. De rechtbank heeft de appellant veroordeeld tot betaling van dit bedrag, maar de appellant heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank, maar vermindert het te betalen bedrag tot € 76.000, vermeerderd met wettelijke rente. De overeengekomen rente wordt als onaanvaardbare woekerrente gekwalificeerd en gematigd tot de wettelijke rente. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de geïntimeerde in het buitenland woont. Het hof heeft de bevoegdheid om van het geschil kennis te nemen en past Nederlands recht toe, zoals door partijen gekozen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, terwijl de appellant de kosten van de procedure in eerste aanleg moet dragen.