Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
verzoekster in het incident,
verweerster in het incident,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
“4. Scheiding werk/privé
- Ymere wil dat medewerkers de opdrachtgeverrol niet vermengen met de klantrol. Dit betekent in beginsel dat medewerkers privé geen goederen of diensten afnemen bij een bedrijf, waarmee ook Ymere zaken doet of in het recente verleden zaken deed. (…)
- De opdrachtverlening door Ymere aan derden gebeurt zorgvuldig en transparant. In het bijzonder als het gaat om opdrachtverstrekking aan bedrijven waarin familieleden of bekenden werkzaam zijn in invloedrijke posities.
- Het is niet toegestaan voor medewerkers om bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen voor eigen rekening of voor rekening van derden met behulp van eigendommen van Ymere.
- Het is niet geoorloofd dat medewerkers voor zichzelf of voor hun verwanten enige vorm van voordeel of voorrang regelen, waar het de dienstverlening van of namens Ymere betreft. (…)
- Medewerkers vervullen geen nevenfuncties die in strijd -zouden kunnen- zijn met de belangen van Ymere. Nevenfuncties worden altijd gemeld bij de leidinggevende.
“Uit onderzoek werd bekend dat de heer [naam 1] , de heer [naam 2] en mevrouw [appellant] de (integriteit)regels van Ymere hebben geschonden. De heer [naam 2] en de heer [naam 1] hebben zonder hun leidinggevende(n) te informeren en/of toestemming te vragen, nevenfuncties vervuld die in strijd – zouden kunnen – zijn met de belangen van Ymere. Voorts werden uit het onderzoek meerdere bevindingen bekend die erop duiden dat mevrouw [appellant] op de hoogte was dat [bedrijf 1] in opdracht van Hemubo woningen van Ymere ontruimde.(…)Uit de onderzoeksbevindingen werd bekend dat de opdrachtverleningen aan Hemubo niet transparant zijn geweest. Mevrouw [appellant] en de heer [naam 1] hebben vanuit hun functie als werkbegeleider meerdere opdrachten begeleid die aan Hemubo verstrekt zijn, die volgens de interne richtlijnen verstrekt dienden te worden aan Boedelservice. (…) Ook werd bekend dat de heer [naam 1] zonder overleg, in een werkdossier van een collega werkbegeleider, de opdrachtverlening tot leegruiming heeft gewijzigd van Boedelservice naar Hemubo.(…)De heer [naam 5] , hoofduitvoerder bij Hemubo, deelde mee dat de heer [naam 1] heeft gezegd dat de heer [naam 1] met toestemming van Ymere een vriend hielp bij het oprichten van een onderneming. Voor het leegruimen van woningen zou Ymere overstappen van Boedelservice naar Hemubo. In dit gesprek zou de heer [naam 1] ook gevraagd hebben of [bedrijf 1] de woningontruimingen voor Hemubo mocht uitvoeren.(…)Meerdere bevindingen uit het onderzoek duiden er echter op dat mevrouw [appellant] wel op de hoogte was dat [bedrijf 1] woningen in opdracht van Hemubo heeft leeggeruimd. Zo heeft mevrouw [appellant] :
- berichten van ‘ [bedrijf 1] ’ geliked op social media waarop foto’s werden getoond van woningen van Ymere die door [bedrijf 1] waren leeggeruimd. Mevrouw [appellant] had deze woningen in haar werkvoorraad en heeft bemoeienissen gehad met de opdrachtverlening aan Hemubo tot leegruiming van deze woningen;
- foto’s en berichtgevingen van de heer [naam 1] ontvangen waaruit valt op te maken dat Mevrouw [appellant] op de hoogte was dat de woningen al waren leeggeruimd voordat zij de opdracht daartoe verstrekte aan Hemubo;
- foto’s van de heer [naam 1] ontvangen met daarop afbeeldingen van een manspersoon die een woning van Ymere ( [straat 1] 8 te Amsterdam) leegruimt. Op de mouw van de man is een bedrijfslogo en de tekst van ‘ [bedrijf 1] ’ afgebeeld;
- een woning ( [straat 1] 8 te Amsterdam) laten leegruimen door Hemubo, ondanks dat zij voorafgaande aan de leegruiming door haar leidinggevende erop werd gewezen dat de woning niet ontruimd mocht worden door Hemubo.”
“Met jouw handelen heb jij niet conform de Integriteitscode van Ymere gehandeld. Door opdrachten te verstrekken voor het ontruimen van woningen, ten behoeve van [bedrijf 1] , het bedrijf van jouw (toenmalige) partner, heb jij jouw positie binnen Ymere ernstig misbruikt. Daarmee heb je ook de interne procedures overtreden nu deze ontruimingen door een andere partij moesten worden uitgevoerd. Ook heb je een opdracht tot ontruiming verstrekt nádat de woning al door [bedrijf 1] was ontruimd. Ook heb je de aan jou toegekende procuratie overschreden door een opdracht te verstrekken die je niet zelf mocht verstrekken. Vervolgens heb je over dit alles in strijd met de feiten verklaard en relevante informatie achtergehouden. Met jouw handelwijze heb je dusdanig misbruik gemaakt van jouw positie binnen dat Ymere het vertrouwen in jou volledig en onherstelbaar heeft verloren.”
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief 3betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. [appellant] betwist dat het ontslag op 12 mei 2023 onverwijld is gegeven, omdat het rapport van [bedrijf 2] geen informatie bevat die Ymere niet reeds in haar bezit had of zelf had kunnen verkrijgen. Voor de beoordeling van het feitencomplex is het rapport van [bedrijf 2] dus niet van toegevoegde waarde. Ymere had binnen haar eigen organisatie voldoende mogelijkheden om het onderzoek zelf uit te voeren en dan was er niet ruim een maand verstreken, aldus [appellant] .
grief 1betoogt [appellant] dat de kantonrechter bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW ten onrechte niet heeft betrokken de omstandigheden van het geval die in onderlinge samenhang moeten worden beschouwd, bijvoorbeeld de duur en onberispelijke staat van het dienstverband (vijf jaar), en de persoonlijke gevolgen van het ontslag voor [appellant] (haar gezin heeft hierdoor geen inkomsten). Volgens [appellant] heeft Ymere ten onrechte naar het zwaarste middel gegrepen. Met
grief 2betwist [appellant] dat haar handelwijze het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt. Zij erkent dat zij in de uitvoering van haar gebruikelijke werkzaamheden ter wille van een vlotte voortgang van de ontruimingen opdrachten aan Hemubo heeft verstrekt en dat zij dit een enkele keer zonder instructie en één keer boven het budget heeft gedaan. Dit is verwijtbaar maar levert volgens [appellant] geen dringende reden op. Bovendien is onjuist dat zij dit voor Ymere heeft verzwegen. [appellant] heeft zich niet op onoorbare wijze verrijkt, noch de integriteitscode van Ymere overtreden ten kosten van Ymere. [appellant] heeft er nooit een geheim van gemaakt dat haar partner in een vof participeerde. Vanwege de interne governance verplichtingen had dit Ymere bovendien zelf bekend moeten zijn. [appellant] betwist dan ook de integriteitscode te hebben genegeerd. Met
grief 4betoogt [appellant] dat Ymere heeft verzuimd om haar in de gelegenheid te stellen te reageren op het rapport van [bedrijf 2] . Na ontvangst van de ontslagbrief op 12 mei 2023 is zij niet meer in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op de inhoud van het rapport en het gegeven ontslag. Met
grief 6bestrijdt [appellant] de overweging van de kantonrechter dat zij op de hoogte was van de omstandigheid dat haar partner ( [naam 1] ) woningen voor Ymere ontruimde. [appellant] voert aan dat Ymere haar heeft gevraagd langer te blijven werken na december 2022 en dat zij door de hoge werkdruk zich ternauwernood heeft kunnen bemoeien met het werk van haar partner.
grief 3betoogt [appellant] dat de kantonrechter haar ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling van 1/3e van de onderzoekskosten voor de werkzaamheden van [bedrijf 2] . Ter toelichting voert [appellant] aan dat voor de beoordeling van het feitencomplex het rapport van [bedrijf 2] niet van toegevoegde waarde is, omdat dat rapport geen informatie bevat die Ymere reeds in haar bezit had of zelf had kunnen verkrijgen. Ymere had binnen haar eigen organisatie voldoende mogelijkheden om het onderzoek zelf uit te voeren. Het inschakelen van [bedrijf 2] was daarom overbodig. De kosten zijn dan ook ten onrechte bij [appellant] in rekening gebracht, althans dienen gematigd te worden, aldus [appellant] .
grief 5betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte haar verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW alsmede haar verzoek om een transitievergoeding heeft afgewezen. [appellant] maakt aanspraak op een billijke vergoeding van € 10.000,- en op een transitievergoeding van € 4.708,91. Door het ontslag op staande voet is [appellant] acuut werkloos geworden en heeft zij evenmin recht op een WW-uitkering. Dit geldt ook voor haar partner [naam 1] . Bovendien is door het ontslag op staande voet een nieuwe baan bij een andere woningcorporatie niet doorgegaan, aldus [appellant] .
grief 7betoogt [appellant] dat de kantonrechter de bestreden beschikking ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Aangezien Ymere ervoor heeft gekozen de bestreden beschikking te executeren dreigt voor [appellant] een onaanvaardbaar onomkeerbaar risico dat zij huis en haard kan verliezen. Om die reden verzoekt [appellant] de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen. Nu hiervoor is geoordeeld dat Ymere [appellant] terecht op staande voet heeft ontslagen (zie rov. 5.6.-5.7.), heeft [appellant] naar het oordeel van het hof thans geen belang meer bij een beoordeling van dit verzoek. Grief 7 faalt en het incidentele verzoek wordt afgewezen.