Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
SAN MIGUEL HOLDINGS CORP., gevestigd te Manilla (Filipijnen) en
ATLANTIC AURUM INVESTMENTS B.V.,
PADMA FUND LP,
PT CITRA LAMTORO GUNG PERSADA,
PT BHASKARA DUNIAJAYA,
PT MATRASARANA ARSITAMA,
1.Het verdere verloop van het geding
2.Eerste en tweede tussenbeschikking
Exempted Limited Partnership(hierna ook: ELP) is en naar het recht van de Kaaimaneilanden als zodanig geen rechtspersoon is, geen drager van rechten en verplichtingen kan zijn en niet in rechte kan optreden. Ter staving van dit standpunt hebben Padma c.s. (onder meer) gewezen op een tussen partijen gegeven onherroepelijke uitspraak van de
Grand Court of the Cayman Islands(hierna: de
Grand Court) van 8 oktober 2021 (hierna:
Re Padma) en op een
Opinionvan [naam 1] , werkzaam bij Campbells LLP, van 3 oktober 2022. Naar Nederlands internationaal privaatrecht, op dit punt vastgelegd in artikel 10:119 BW, beheerst het op een corporatie toepasselijke recht onder meer de vraag of zij rechtspersoon is, drager kan zijn van rechten en verplichtingen en in rechte kan optreden. Naar het te dezen toepasselijke recht van de Kaaimaneilanden is dat (dus) niet het geval, aldus Padma c.s. SMHC c.s. hebben, zich onder meer beroepend op een uitspraak van de
Grand Courtvan 21 april 2022 (hierna:
Re Formation) en een
Opinionvan [naam 2] van 27 september 2022, betoogd dat Padma naar het recht van de Kaaimaneilanden (wel) procesbevoegdheid heeft.
Exempted Limited Partnershipnaar het recht van de Kaaimaneilanden als zodanig drager van rechten (het eigendomsrecht daaronder begrepen) en verplichtingen zijn?
Exempted Limited Partnershipnaar het recht van de Kaaimaneilanden (in eigen naam) in rechte optreden?
3.Feitelijke gang van zaken na de tweede tussenbeschikking
Uit de uitsplitsing (…) in de Kostenspecificatie Correspondent blijkt dat van de ruim 40 uren die aan het onderzoek in de Kaaimaneilanden zijn besteed een aantal van slechts 6,5 uur voor rekening van de heer [naam 3] komt. De resterende 34 uur zijn voor rekening van kantoorgenoten van de heer [naam 3] . (…) Padma c.s. waren er niet mee bekend dat kantoorgenoten van de heer [naam 3] zouden worden ingeschakeld. Van de heer [naam 3] mocht worden verwacht dat hij het onderzoek zélf zou verrichten en niet (…) als een soort supervisor of leidinggevende zou optreden, zoals de beschrijving van de werkzaamheden in de Kostenspecificatie Correspondent letterlijk luidt. Padma c.s. behouden zich het recht voor op dit punt zo nodig nog terug te komen en bezwaar te maken, maar kunnen vooralsnog niet tot betaling van het bedrag boven de uren van de heer [naam 3] zelf worden gehouden. (…)Tot slot zij opgemerkt dat geen BTW is opgenomen in de factuur die de heer [naam 3] aan het IJI heeft doen toekomen, terwijl het IJI hierover wel BTW rekent in de Voorschotnota 26 juli 2023. (…) Zonder verduidelijking op dit punt kan Padma niet tot betaling van BTW overgaan (…).”
Gelet op uw reacties zal het hof het nadere voorschot begroten op € 20.000 exclusief btw. (…) Het hof acht niet bezwaarlijk dat de heer [naam 3] bij zijn onderzoek – als door hem in het kader van de conflictcheck aangekondigd – medewerkers van zijn kantoor heeft betrokken. (…)”
Court of Appealin de Kaaimaneilanden zich daarover niet heeft uitgesproken en dat de correspondent heeft geconcludeerd dat een ELP in rechte kan worden betrokken.
4.Verdere beoordeling
Court of Appealvan de Kaaimaneilanden van 20 januari 2023 (hierna: de
Kuwait Court of Appealuitspraak) over het hoofd is gezien, aldus nog steeds Padma c.s.
Kuwait Court of Appealuitspraak over het hoofd is gezien.
Re Formation.Het IJI heeft erop gewezen dat uit artikel 4 van de ELP Act volgt dat de
general partneralleen aansprakelijk is voor schulden van de ELP als het vermogen van de ELP zelf daarvoor ontoereikend is, dat in de artikelen 16 en 17 van de ELP Act wordt gesproken over alle rechten, eigendommen en activa van de ELP, dat uit artikel 16 van de ELP Act blijkt dat de
general partnerschulden en verplichtingen kan aangaan op naam van de ELP en dat uit artikel 18 van de ELP Act volgt dat de
general partnerzaken kan doen met de ELP, zodat er activa of een schuld of verplichting voor de ELP ontstaat. Ten slotte wijst het IJI erop dat in
Re Formationwordt opgemerkt dat uit de wet (ELP Act) volgt dat een ELP activa, schulden en verplichtingen kan hebben, zodat een ELP een zekere rechtspersoonlijkheid heeft.
general partnerop grond van artikel 16 van de ELP Act “
all rights or property”houdt “
upon trust as an asset of the exempted limited partnership”, zoals Padma c.s. op zichzelf met juistheid opmerken, staat niet eraan in de weg dat het daarbij gaat om
assetsvan de ELP, ook al is een ELP geen rechtspersoon. Het hof wil tenslotte niet onvermeld laten dat – zoals SMHC c.s. bij gelegenheid van de tweede mondelinge behandeling hebben gesteld en met citaten hebben toegelicht – namens Padma in andere procedures recentelijk is gesteld dat een ELP zelfstandig drager van rechten en verplichtingen kan zijn. Voor deze discrepantie in stellingname hebben Padma c.s. geen (redelijke) verklaring gegeven. Deze stellingname van Padma c.s. ondersteunt het oordeel van het IJI en dat van het hof dat een ELP naar het recht van de Kaaimaneilanden drager van rechten en verplichtingen kan zijn.
‘(arguably) unsettlled [is] in the Cayman Islands’. In het memorandum wordt verwezen naar subsection 33(1) van de ELP Act. Tot goed begrip zal het hof daarom eerst die bepaling weergeven:
justiceParker, de rechter in de
Grand Courtdie
Re Padmaheeft gewezen; hof);
mustbe a named party (in other words, there is no mandatory rule that proceedings cannot be issued against an ELP in its own name); and
limited partnersniet kan worden geageerd. Dat mag wel tegen
general partners, maar dat hoeft niet, want (ook) de ELP kan in rechte worden betrokken.
Opinionsvan [naam 1] en [naam 2] op verzoek van Padma c.s. respectievelijk SMHC c.s. zijn opgesteld en daarmee (uiteindelijk) berichten van partijdeskundigen zijn.
Grand Court(
justiceParker) in
Re Padmabindend heeft geoordeeld, kort gezegd, dat een ELP niet in rechte kan optreden:
Grand Courtin andere zaken die hetzelfde gezag hebben als die in
Re Padma, omdat die andere overwegingen
‘strictly obiter’zijn gedaan danwel ‘
preliminary views’ of ‘
provisional conclusions’ bevatten. Mede omdat SMHC c.s. daartegen geen rechtsmiddel hebben aangewend, is
Re Padmatussen partijen bindend, zo stellen Padma c.s.
Grand Courtzich in
Re Padmaonbevoegd achtte om van het verzoek tot
‘winding up’(vereffening) van Padma kennis te nemen en dat de daartoe gebezigde argumenten tussen partijen in het onderhavige geschil niet bindend zijn omdat inhoudelijk niet op de ‘winding up’ is beslist en de beslissing over de bevoegdheid, anders dan Padma c.s. hebben betoogd, niet zonder meer los kan worden gezien van de context van het winding up-verzoek. Bij gebreke van een door Padma c.s. gegeven toelichting is bovendien niet duidelijk waarom een eventueel gezag van gewijsde van
Re Padmazich naar het recht van de Kaaimaneilanden ook zou uitstrekken tot de vraag of SMHC c.s. hun geldvordering uit hoofde van de arbitrale vonnissen jegens Padma als een ELP kunnen geldend maken. Het gezag van gewijsde van
Re Padmakan daarom hooguit met zich brengen dat SMHC c.s. niet nogmaals de ‘winding up’ van Padma zouden kunnen vorderen. Hiermee wil niet gezegd zijn dat de inhoud van
Re Padmaslechts belang heeft voor ‘winding up’ procedures, maar slechts dat het eventuele gezag van gewijsde van deze uitspraak voor niet relevant is omdat deze niet tot gevolg heeft dat ook in de onderhavige procedure Padma niet in rechte kan worden betrokken.
Grand Court Rulesen de in paragraaf 19 van het memorandum genoemde rechtszaken, worden aangenomen dat vóór
Re Padmaniet ter discussie stond dat een ELP in rechte in eigen naam kan optreden. Hiermee strookt ook dat Padma zelf – en niet haar
general partner– de arbitrageprocedure is begonnen die tot de te erkennen arbitrale vonnissen heeft geleid. Aangenomen moet worden dat Padma dit niet zou hebben gedaan, als toen al duidelijk was dat Padma dat – als een ELP – niet kon doen, althans indien daarover toen al discussie bestond. Het is kennelijk (pas) door
Re Padmadat ter zake discussie is ontstaan, maar het hof acht het op grond van het volgende onaannemelijk dat
Re Padmain een volgende zaak zal worden gevolgd.
limiteden
general partnersvan een ELP, van
Re Formationhaaks op die van
Re Padma:
justiceParker in een zaak van de
Grand Courtvan 25 november 2021 (
Re Kuwait, nr. 124) de processuele voeging van een ELP (‘TPF’) toegelaten. Dit wijst erop dat
justiceParker zijn door Padma c.s. ingeroepen beslissing in
Re Padma(bij nader inzien) onjuist althans slechts beperkt geldig achtte (bijvoorbeeld slechts ingeval van een ‘winding up’ procedure):
Kuwait Court of Appealuitspraak is dit niet ongedaan gemaakt.
Kuwait Court of Appealuitspraak (ook overigens) hun standpunt ter zake niet. De
Court of Appealoverweegt in deze uitspraak namelijk als volgt:
Court of Appealzegt dus niet dat een ELP niet in rechte kan optreden, maar geeft op dit punt geen beslissing, omdat de kwestie hem niet (naar behoren) is voorgelegd.
Re Padmate erkennen. Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Re Padmameegewogen. De eventuele erkenning van die uitspraak kan en zal niet leiden tot een ander beoordeling op voormelde punten. Bij deze stand van zaken en bij gebreke van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, hebben Padma c.s. geen rechtens te respecteren belang bij hun onderhavige tegenverzoek.
quasi pledge’-vereiste in strijd komen met het fiduciaverbod van artikel 3:84 lid 3 BW. Een erkenning en tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen zou betekenen dat het fundamentele karakter van het fiduciaverbod, alsmede dat van het (aan het fiduciaverbod ten grondslag liggende) Nederlandse gesloten stelsel van het goederenrecht en het paritas creditorum-beginsel op verstrekkende wijze zouden worden ondermijnd, aldus Padma c.s.
fiduciaverbod betrokken, alsmede een expert opinion van prof. mr. [naam 5] (hierna: prof. [naam 5] ) van 14 november 2017 en een second expert opinion van prof. [naam 5] van 24 augustus 2018 over dat onderwerp.
claim and declares that the 2015 Share Transfer from Padma to SMHC is valid and effective.”
- vast recht € 783,00
- salaris van de advocaat