ECLI:NL:GHAMS:2025:1328

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
24/242
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding bij schending van art. 40 Wet WOZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank een proceskostenvergoeding heeft toegekend aan de belanghebbende vanwege een schending van artikel 40 van de Wet WOZ. De rechtbank had de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding vastgesteld op 0,25, wat door de belanghebbende werd betwist. De belanghebbende stelde dat een wegingsfactor van 1 toegepast had moeten worden. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de rechtbank niet gebonden is aan richtlijnen van gerechtshoven bij beslissingen over proceskostenvergoedingen. Het Hof concludeert dat de rechtbank terecht de wegingsfactor op 0,25 heeft vastgesteld, gezien de lichte aard van de zaak en het feit dat de belanghebbende slechts deels in het gelijk is gesteld. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er wordt geen aanleiding gezien voor een vergoeding van kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/242
6 mei 2025
uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] , belanghebbende
(gemachtigde: G. Gieben),
tegen de uitspraak van 18 december 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/5983 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Kennemerland Zuid,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft op 30 januari 2024 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, betreffende de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] voor het jaar 2022. De rechtbank heeft als volgt beslist:
“De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak op bezwaar in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder (
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.”
1.2.
Partijen hebben het Hof toestemming gegeven zonder mondelinge behandeling te beslissen.

2.Overwegingen

2.1.
In hoger beroep is uitsluitend de door de rechtbank gehanteerde wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding in geschil. De rechtbank heeft hierover het volgende overwogen:
“(…) De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,25). De rechtbank acht het gewicht van de zaak zeer licht nu het beroep uitsluitend gegrond is omdat verweerder niet de vereiste stukken heeft overgelegd in de bezwaarfase. Aangezien de in bezwaar bestreden besluiten, te weten de WOZ beschikking en de daarmee samenhangende aanslag onroerende zaakbelastingen, niet worden herroepen, is er geen grond voor een vergoeding van de kosten van bezwaar.”
2.2.
Volgens belanghebbende had voor de beroepsfase een wegingsfactor van 1 toegepast behoren te worden. De heffingsambtenaar acht de wegingsfactor van 0,25 daarentegen juist.
2.3.
Het Hof stelt voorop dat uit het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 volgt dat de rechtbanken bij beslissingen over proceskostenvergoedingen niet gebonden zijn aan door de gerechtshoven geformuleerde richtlijnen (zie HR 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:703).
2.4.
De vraag of er aanleiding is om de proceskostenvergoeding in beroep op grond van artikel 2, lid 2, van het Besluit proceskosten Bestuursrecht te matigen, hetgeen in de geciteerde overweging (2.1) besloten ligt, beantwoordt het Hof gelijk de rechtbank in bevestigende zin. De omstandigheid dat belanghebbende deels in het gelijk is gesteld, is op zichzelf genomen onvoldoende voor bevestigende beantwoording van deze vraag. Echter in dit specifieke geval is sprake van een kwestie van ondergeschikt belang op grond waarvan belanghebbende in het gelijk is gesteld, namelijk een formeel gebrek betreffende een in algemene termen geformuleerde grief waarvoor geen feitenonderzoek door de gemachtigde noodzakelijk was. Over het gegrond zijn van deze grief bestond tussen partijen geen geschil.
Slotsom
2.5.
Het hoger beroep is ongegrond.

3.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een vergoeding van kosten.

4.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Djebali, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. De beslissing is op 6 mei 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
(alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.