2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. In de periode van 1 juli 2015 tot en met 16 februari 2016 heeft [A] V.O.F. (hierna: [A] ) als direct vertegenwoordiger van eiseres in totaal 19 aangiften voor het vrije verkeer gedaan van voedingssupplementen. De goederen zijn aangegeven onder onderverdeling 2106 9098 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). In alle aangiften is vermeld dat de goederen van oorsprong zijn uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna: VS) en is aanspraak gemaakt op het tariefcontingent met het nummer 09.0096. Bij 18 van deze aangiften waren Amerikaanse Certificates of Origin gevoegd, afgegeven door de “Tustin Chamber of Commerce, a recognized Chamber of Commerce under the laws of the State of California” (hierna: Tustin CC). In de uitnodigingen tot betaling die volgden op de aangiften voor het vrije verkeer is op basis van dit contingent telkens een tarief aan douanerechten van 0% toegepast.
2. Op 1 maart 2016 berichtte verweerder aan [A] dat de overgelegde Amerikaanse Certificates of Origin niet aan de eisen voldoen. In deze e-mail is vermeld dat op grond van artikel 55 van de Toepassingsverordening bij het Communautair Douanewetboek (TCDW) een certificaat van oorsprong moet voldoen aan de vorm zoals vastgelegd in Bijlage 13 van het TCDW.
In reactie op deze e-mail stuurde [A] op 9 juli 2016 aan verweerder een door de Amerikaanse Baltimore County Chamber of Commerce (in vak 11) ondertekend oorsprongsdocument Form A (de email vermeldt nr. A1518236).
Op 12 juli 2016 reageerde verweerder als volgt:
“Vak 11 is goed, maar het certificaat zelf voldoet niet. Tot en met 31 mei dit jaar wordt een afwijkende vorm toegestaan, maar vanaf die datum moet het certificaat er uit zien zoals in de bijlage”
3. Tot de stukken van het geding behoort een beslissing van verweerder van 26 juli 2016 op een verzoek om terugbetaling van eiseres. Het verzoek heeft betrekking op aangiften voor het vrije verkeer die eiseres in de periode van 11 september 2014 tot en met 9 maart 2015 heeft gedaan. In de beslissing overweegt verweerder onder meer het volgende:
“(…) Op 24 april 2015 ontving ik uw verzoek (…) om terugbetaling (…) Op 13 juli 2016 ontving ik van u het origineel certificaat van oorsprong (Form A) A 1518236 dat is afgegeven door de bevoegde instantie Baltimore County Chamber of Commerce. Dit certificaat voldoet niet aan het vereiste zoals opgenomen in bijlage 22-14 van de UVo (EU) 2015/2447. Met werkdocument TAXUD.A.4/1K/MBM/evdc taxud.a.4(2016)1849431 staat DG Taxud toe dat tot en met 31 mei 2016 een afwijkend model wordt afgegeven door een bevoegde instantie.
Door mij zijn de aanvragen voor toepassing van het tariefcontingent 09.0096 reeds gedaan en toegekend op 22 februari 2016. Dit betekent dat het ad valorem tarief nihil bedraagt in plaats van de 9% die is geheven. Het agrarisch element per hectokilo blijft verschuldigd. Dit leidt tot de volgende terugbetaling: (…)”
4. Tot de stukken van het geding behoren 5 Forms A (overgelegd met betrekking tot 13 aangiften) die allemaal door de Baltimore County Chamber of Commerce (hierna: Baltimore CCC) zijn afgegeven op 30 juni 2016.
5. Op 22 september 2016 verzocht [A] verweerder per e-mail om toezending van de juiste lay-out van het certificaat van oorsprong dat in de VS moet worden opgemaakt. Dit vanwege de voorbereiding van de indiening van een nieuw verzoek om terugbetaling ten behoeve van eiseres.
Bij e-mail van diezelfde dag stuurde verweerder aan [A] , onder verwijzing naar annex 22-14 van Uitvoeringsverordening 2447/2015, een bestand “CvO uit bijlage 22-14 UVo.pdf).
6. Op 29 september 2016 berichtte [A] aan verweerder:
“Ik heb zojuist dhr. [A] gesproken van oorsprongszaken, deze geeft aan dat tot nader order elk model CVO aanvaard worden mits afgegeven door de juiste instantie in de USA. Er is dus geen vast model vereist. Kunt u dit ook bevestigen?”
Verweerder reageerde op 4 oktober 2016:
“Ja, ik heb dat bevestigd gekregen”
7. Op 31 mei 2017 stuurde [A] een e-mail aan de “helpdesk oorsprongszaken” van de belastingdienst. In de e-mail staat – onder meer – het volgende vermeld:
“ (…)
Zie begeleidend schrijven van de Amerikaanse autoriteiten.
Wordt hiermee het CVO geaccepteerd?
(…)”
Het begeleidend schrijven waar [A] naar verwijst, is een brief van 3 december 2015 van de Baltimore CCC aan de Europese Commissie. In deze brief staat onder meer vermeld:
“(…) This letter is to inform you that de Baltimore County Chamber of Commerce, (…) will serve as the competent authority, to issue certificates of origin for processed products classified under HS code 2106.90.98 in conjunction with de Tariff Rate Quote (TRQ) allocated to the U.S. and opened by Commission Implementing Regulation (EU) No 624/2013.
The signature of an employee, along with the Baltimore County Chamber of Commerce’s seal will be affixed to each original certificate as it appears on the second page. (…)”
8. In het antwoord per e-mail van de “helpdesk oorsprongszaken” van de belastingdienst van dezelfde datum staat – onder meer – vermeld:
“ (…) Ja. (…)”
9. De lijst met bevoegde Amerikaanse instanties werd bijgehouden op de internetsite van de Commissie:
De Tustin CC is niet in deze lijst opgenomen.
10. Verweerder heeft in 2017 een administratieve controle ingesteld naar de onder 1. bedoelde aangiften. In het op 20 oktober 2017 opgemaakte rapport van deze controle staat – onder meer – vermeld:
“ (…) De controle is gericht op:
- de juistheid van de indeling in het Gebruikstarief en het toegepaste tarief.
- de juistheid van de herkomst en oorsprong.
- de aanwezigheid en geldigheid van het oorsprongscertificaat U004 (Tariefcontingent 09.0096) dat betrekking heeft op de voedingssupplementen (GN-code 21069098) uit de Verenigde Staten. (…)