Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
grief 1stellen Kwynt c.s. dat de feitenvaststelling door de rechtbank onder 2.1, 2.6 en 2.8 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis onjuist dan wel onvolledig is. Het hof zal met het in de toelichting op deze grief gestelde rekening houden voor zover in hoger beroep relevant, voldoende feitelijk onderbouwd en niet voldoende door [geïntimeerde] bestreden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
exchange traded funds. Hiervoor is een icbe-vergunning nodig van de Autoriteit Financiele Markten (hierna: de AFM, ‘icbe’ staat voor ‘instelling voor collectieve belegging in effecten’). De ontwikkeling van het platform is ondergebracht in de Franse vennootschap [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) Alle aandelen in [bedrijf] worden gehouden door Fincy.
Minimal Viable Product(MVP): een eerste werkende versie van het platform die voldoet aan de meest essentiële eisen om de markt te betreden. In april 2019, dus nog voor de oprichting van Kwynt en Fincy, ging hij uit van een eerste prognose met 15 januari 2020 als beoogde opleverdatum van het MVP voor een budget van € 624.000,-.
story points.Volgens de Voortgangsrapportage waren er 3.033
story points done,798
remaining for launchen 381
remaining for after launch.
sanity checkte doen. [naam 3] heeft zijn bevindingen mondeling aan [naam 1] meegedeeld en uiteindelijk op 25 januari 2022 op schrift gesteld. [naam 3] heeft de Voortgangsrapportage bekeken en een gesprek met [geïntimeerde] gevoerd en concludeerde op basis daarvan dat het platform op essentiële punten niet af was, terwijl daar wel een toereikend budget voor was en hij betwijfelde of [geïntimeerde] wel de juiste expertise had om het project te leiden.
4.Eerste aanleg
primair€ 1.113.225,- aan Fincy en van € 5.780.000,- aan Kwynt en
subsidiairop te maken bij staat, alles vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
5.Beoordeling
Staleman/Van de Ven).
bewustheeft misleid (hetgeen opzettelijk handelen aan de zijde van [geïntimeerde] veronderstelt). Het hof zal hierop bij de beoordeling van grief 3 (onderdeel I) ingaan.
start upkarakter van de door Kwynt gedreven onderneming, de kwalificatie van Kwynt c.s. als zogeheten
fintechen de daardoor van toepassing zijnde financiële (toezicht)regelgeving van belang zijn. Het hof overweegt hierover het volgende.
start upfase zou in algemene zin een relevante omstandigheid kunnen zijn.
start up. Daar komt bij dat het platform nog niet operationeel was, maar zich nog in de ontwikkelingsfase bevond. De vermeende aansprakelijkheid van [geïntimeerde] is gebaseerd op gedragingen dan wel nalatigheden in deze fase en heeft geen betrekking op diens handelen of nalaten in de periode dat het platform daadwerkelijk operationeel is. Het hof kent aan het
start upkarakter van de onderneming van Kwynt c.s. dan ook geen bijzondere betekenis toe voor de beantwoording van de vraag of [geïntimeerde] ter zake van zijn handelen of nalaten persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
fintechbetreft en daarmee strenge financiële (toezicht)regelgeving op haar van toepassing zou zijn.
fintechniet ter zake. De mogelijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] als bestuurder op deze grondslag heeft op zichzelf immers niet te maken met deze door Kwynt c.s. gestelde kwalificatie.
fintechwaarop de genoemde strenge regelgeving van toepassing is.
grief 3 onderdeel Ikeren Kwynt c.s. zich tegen rov. 4.5 en 4.7 van het bestreden vonnis. Daarin oordeelt de rechtbank – samengevat – dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] heeft gelogen tegen zijn medebestuurders over de voortgang van de ontwikkeling van het platform en voorts dat uit de rapporten van System4 en d-centralize niet (voldoende) blijkt dat [geïntimeerde] zijn medebestuurders heeft misleid toen hij in januari 2021 een voortgangsrapportage presenteerde waaruit volgt dat het MVP voor 80% af was.
nietop de hoogte was van de werkelijke voortgang van de ontwikkeling van het platform en daarmee dus van het feit dat hij zijn medebestuurders en de vennootschap onjuiste informeerde, dit alles aldus Kwynt c.s. [geïntimeerde] heeft deze stellingen gemotiveerd bestreden. Het hof overweegt als volgt en zal daarbij eerst ingaan op de hoedanigheid waarin [geïntimeerde] door Kwynt c.s. wordt aangesproken.
primairdat sprake is van
opzettelijkeonjuiste informatieverstrek- king dan wel misleiding door [geïntimeerde] , hetgeen naar het oordeel van het hof neerkomt op ‘liegen’. Het hof is van oordeel dat dit, tegenover de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] , vooralsnog onvoldoende is komen vast te staan.
subsidiairegrondslag voor de vorderingen van Kwynt c.s.) geldt dit eveneens. De enkele bij [naam 2] en [naam 1] kennelijk bestaande verwachtingen omtrent de voltooiing van sprints leiden niet, althans niet zonder meer, tot de conclusie dat [geïntimeerde] hen ernstig verwijtbaar onjuist heeft geïnformeerd.
nietop de hoogte was van de werkelijke voortgang en had hij zijn medebestuurders dienovereenkomstig behoren te informeren en hen ook nader behoren in te lichten over de (onverwachte) vertragingen en de achtergrond en budgettaire gevolgen daarvan.
reasonablewas maar maakt ook melding van een aantal basisfouten en onnodige
over-engineered basic functionsen voorts van onder meer het ontbreken van testrapporten terwijl tests wel zijn uitgevoerd, dubieuze (
questionable) of verkeerde keuzes, veel storingen (
bugs) enontbrekende onderdelen (
features)in de website en gebreken in de
back-end.
grief 4(passeren bewijsaanbod van Kwynt c.s.) aanhouden.
launchvan het platform (te weten het behalen van goede testresultaten en het bereiken van overeenstemming met een broker). Voorts is kort daarna (in april 2021) de vergunning ook daadwerkelijk door de AFM aan Kwynt verleend. Voor zover er al iets onjuist aan de AFM zou zijn meegedeeld in de daaraan voorafgaande fase, heeft dit niet tot aantoonbaar nadeel voor Kwynt c.s. geleid. Ook met betrekking tot de informatie aan andere derden dan de AFM geldt, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, dat dit geen nadelige gevolgen heeft gehad voor Kwynt c.s. Het hof gaat, ten slotte, voorbij aan de speculatieve stelling van Kwynt c.s. dat [geïntimeerde] zou hebben gelogen over zijn capaciteiten om een groter aandelenbelang in Kwynt te krijgen. Grief 5 faalt.