ECLI:NL:GHAMS:2025:1486

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
24/3311
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzuimboete opgelegd aan [X] B.V. voor niet tijdig indienen van vennootschapsbelasting aangifte

Op 15 mei 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzuimboete die aan [X] B.V. was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst voor het niet tijdig indienen van de vennootschapsbelasting aangifte voor het jaar 2020. De inspecteur had een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd van € 2.332 en een verzuimboete van € 2.757. Na bezwaar werd de verzuimboete verlaagd tot € 1.375, maar [X] B.V. stelde dat deze verder verlaagd moest worden naar nihil, omdat zij meerdere keren voor hetzelfde verzuim was beboet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en [X] B.V. ging in hoger beroep. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verzuimboete terecht was opgelegd. Het Hof stelde vast dat de herinnering en aanmaning voor het indienen van de aangifte naar het juiste adres waren gestuurd en dat [X] B.V. niet tijdig aangifte had gedaan. Het Hof oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig doorgeven van adreswijzigingen bij [X] B.V. lag. De verzuimboete werd als passend en geboden beschouwd, en het Hof wees de verzoeken tot verdere vermindering van de boete af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/3311
13 mei 2025
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak van 13 juni 2024 in de zaak met kenmerk HAA 23/3571 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag
vennootschapsbelasting opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.332 en een verzuimboete van € 2.757.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar de
naheffingsaanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot € 1.375.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep
ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De
inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Desgevraagd heeft geen van beide partijen kenbaar gemaakt een zitting te wensen. Het
Hof heeft daarop het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Op 1 december 2018 heeft eiseres een wijziging van haar postadres naar het adres [adres 1] te Amsterdam doorgegeven aan de Kamer van Koophandel. Eiseres heeft destijds bij de Belastingdienst geen aparte melding gedaan van deze wijziging van het postadres. Eiseres heeft bij brief van 3 november 2021 het verplichte toezendadres gewijzigd bij de Belastingdienst van de [adres 2] te Amsterdam naar het adres [adres 1] te Amsterdam .
2. De uitnodiging voor het doen van aangifte Vpb 2020 is op 1 maart 2021 gestuurd naar het adres [adres 2] te Amsterdam. Dit was het bij de Belastingdienst geregistreerde (post)adres van eiseres.
3. Op 23 juli 2021 is door verweerder een herinnering met betrekking tot het doen van de aangifte Vpb 2020 gestuurd naar het adres [adres 2] te Amsterdam. De uiterste termijn voor het indienen van de aangifte is in deze herinnering gesteld op 5 augustus 2021.
4. Op 10 september 2021 is door verweerder een aanmaning met betrekking tot het doen van de aangifte Vpb 2020 gestuurd naar de [adres 2] te Amsterdam . De uiterste datum voor het indienen van de aangifte is in deze aanmaning gesteld op 23 september 2021.
5. Eiseres heeft op 3 november 2021 de aangifte Vpb 2020 ingediend.
6. Voor de jaren 2018 en 2019 heeft verweerder ook de uitnodiging, herinnering en aanmaning voor de aangiften Vpb gestuurd naar de [adres 2] en zijn aan eiseres verzuimboetes opgelegd van respectievelijk € 500 en € 750. Deze verzuimboetes staan onherroepelijk vast.”
2.2.
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.

3.Geschil in hoger beroep

In geschil is of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

4.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil als volgt overwogen:

Ontvangst herinnering en aanmaning Vpb 2020
11. Op grond van het bepaalde in artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan verweerder een verzuimboete aan de belastingplichtige opleggen als deze niet dan wel niet tijdig aangifte heeft gedaan. Van dit laatste is sprake indien de belastingplichtige niet binnen de op de aanmaning vermelde termijn aangifte heeft gedaan (artikel 67a, eerste lid, in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR).
12. Tussen partijen is niet in geschil dat de herinnering en de aanmaning verzonden zijn naar het adres [adres 2] en dat de aangifte Vpb 2020 niet binnen de in de aanmaning genoemde termijn is ingediend. Wat partijen verdeeld houdt is of de herinnering en de aanmaning naar het juiste adres zijn verstuurd.
Volgens eiseres is de [adres 2] te Amsterdam een onjuist adres omdat zij het postadres bij de Kamer van Koophandel per 1 december 2018 naar de [adres 1] te Amsterdam heeft veranderd. Eiseres stelt dat het hierom niet aan haar te wijten is dat de brieven naar een onjuist adres zijn verstuurd en zij ervan uit mocht gaan dat deze wijziging voldoende was. Verweerder heeft naar voren gebracht dat een wijzing van het postadres afzonderlijk doorgegeven had moeten worden aan de Belastingdienst en dat niet kon worden volstaan met het doorgeven van de wijziging van het postadres aan de Kamer van Koophandel. Op de website van de Belastingdienst en de website van de Kamer van Koophandel staat dit ook vermeld. Verweerder stelt dat eiseres dit had kunnen en moeten weten.
13. De rechtbank oordeelt als volgt. Op de website van de Belastingdienst en op de website van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat wijziging van het postadres van een vennootschap afzonderlijk bij de Belastingdienst moet worden doorgeven. De verantwoordelijkheid voor het (tijdig) doorgeven van een wijziging van het postadres ligt bij eiseres. Verweerder heeft om deze reden de herinnering en aanmaning gericht aan het juiste adres. Nu voorts vaststaat dat de herinnering en aanmaning tijdig ter post zijn verzonden zijn deze rechtsgeldig bekendgemaakt. Het niet (tijdig) ontvangen van de herinnering en de aanmaning en het niet tijdig doen van de aangifte Vpb 2020 dient voor rekening van eiseres te blijven.
14. De rechtbank oordeelt voorts dat evenmin sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Gelet op vorenomschreven omstandigheden kan niet worden gezegd dat eiseres alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van haar te verwachten zorg heeft betracht om tijdig aangifte te doen (vgl. onder meer HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184).
Hoogte verzuimboete
15. De verzuimboete is door verweerder in de bezwaarfase verminderd van € 2.757 naar € 1.375. Eiseres stelt echter dat de verzuimboete verder moet worden verminderd tot nihil. Hiertoe stelt eiseres dat als gevolg van de niet doorgevoerde adreswijziging in het systeem van de Belastingdienst drie keer een verzuimboete is opgelegd, te weten voor de jaren 2018, 2019 en 2020. Het gevolg hiervan is dat de verzuimboete voor het jaar 2020 hoger is vastgesteld dan als het een eerste verzuim zou zijn geweest. Eiseres acht de boete om deze reden niet passend en geboden.
16. Eiseres heeft met hetgeen zij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat zij in dermate slechte financiële omstandigheden verkeert of heeft verkeerd dat dit moet leiden tot matiging van de verzuimboete. De rechtbank ziet evenmin reden voor matiging in de samenloop van de verzuimboetes over de jaren 2018, 2019 en 2020. Deze verzuimboetes hebben immers betrekking op afzonderlijke verzuimen. De omstandigheid dat deze verzuimen dezelfde oorzaak hebben, namelijk het niet bij de Belastingdienst doorgeven van het gewijzigde postadres, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Met betrekking tot de verzuimboetes over de jaren 2018 en 2019 is rekening gehouden met de situatie dat het eiseres’ eerste c.q. tweede verzuim was door een lagere boete op te leggen. De thans aan de orde zijnde verzuimboete betreft een derde verzuim. Gelet op het hiervoor genoemde acht de rechtbank een verzuimboete van € 1.375 passend en geboden.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
17. Ter zitting heeft eiseres zich beroepen op algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiseres stelt dat de informatievoorziening van de overheid tekort is geschoten bij de overgang naar een nieuw ICT-systeem waardoor zij niet meer kon inzien wat de status was van de aangiften. Dit brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het ligt op de weg van eiseres zelf om zorg te dragen voor een tijdige aangifte Vpb.
Slotsom
18. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Belanghebbende betoogt dat de boete naar nihil verminderd moet worden. Zij voert daartoe, net als bij de rechtbank, aan dat het onlogisch is dat zij meerdere keren voor hetzelfde wordt beboet. Daarnaast wordt de volledige verantwoordelijkheid voor het niet tijdig doen van de aangifte bij haar neergelegd, terwijl de inspecteur niet voldaan heeft aan zijn zorgplicht door de herinnering en aanmaning naar het adres [adres 2] te Amsterdam te verzenden, aldus belanghebbende.
De inspecteur sluit zich aan bij de uitspraak van de rechtbank.
5.2.
Het Hof is met de rechtbank van oordeel dat de herinnering en aanmaning gericht zijn aan het juiste adres en rechtsgeldig zijn bekendgemaakt. . Hetgeen de rechtbank daartoe in rechtsoverwegingen 12 en 13 heeft overwogen acht het Hof juist en neemt het Hof over. Een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel acht het Hof niet aanwezig.
Nu belanghebbende niet binnen de op de aanmaning gestelde termijn aangifte heeft gedaan mocht de inspecteur aldus de verzuimboete aan belanghebbende opleggen (artikel 67a, eerste lid, in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR).
Ook de overweging en het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van afwezigheid van alle schuld (rechtsoverweging 14) acht het Hof juist en neemt het Hof over.
5.3.
Voorts deelt het Hof het oordeel van de rechtbank (rechtsoverwegingen 15 en 16) dat de omstandigheid dat tevens voor andere jaren verzuimboetes zijn opgelegd die op dezelfde gebeurtenis (het niet doorgeven van de adreswijziging) zijn terug te voeren in dit geval geen reden is tot vermindering van de boete en dat ook anderszins geen redenen aanwezig zijn voor (verdere) vermindering. Ook het Hof acht een verzuimboete van € 1.375 passend en geboden. Daarbij wordt opgemerkt dat de inspecteur de verzuimboete in de bezwaarfase reeds aanzienlijk heeft verminderd.
5.4.
Voorgaande leidt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en de uitspraak van de rechtbank bevestigd dient te worden. Het Hof zal aldus beslissen.

6.Kosten

Het Hof vindt geen aanleiding de inspecteur op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende.

7.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Leijdekker, lid van de de vijftiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 13 mei 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: