ECLI:NL:GHAMS:2025:1490
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de Jeugdwet
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van de achtjarige minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft op 31 december 2024 een beschikking gegeven waarin [minderjarige] onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van een half jaar. De moeder van [minderjarige] is het niet eens met deze uithuisplaatsing en heeft hoger beroep aangetekend. De Raad voor de Kinderbescherming, hierna de raad, steunt de beslissing van de kinderrechter en vraagt om bekrachtiging van de beschikking.
De moeder heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij in staat is om aan de opvoedbehoeften van [minderjarige] te voldoen, vooral na haar herstel van een ernstige ziekte. De raad heeft echter betoogd dat er nog steeds een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] bestaat, die een machtiging tot uithuisplaatsing rechtvaardigt. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de noodzaak van een veilige en voorspelbare omgeving voor [minderjarige] nog steeds aanwezig zijn. Het hof heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing terecht is verleend en dat deze ook nu nog noodzakelijk is.
De beslissing van het hof is om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij het hof ook de hoop uitspreekt dat er snel duidelijkheid komt over het opvoed- en opgroeiperspectief van [minderjarige].