ECLI:NL:GHAMS:2025:1502

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
200.344.499/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de opheffing van bewind over goederen van betrokkene

In deze zaak gaat het om de vraag of de kantonrechter de goederen van de betrokkene terecht onder bewind heeft gesteld. De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft op 4 juni 2024 de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld, waarbij Stichting Schuldvrij is benoemd tot bewindvoerder. De betrokkene is het hier niet mee eens en heeft op 6 augustus 2024 hoger beroep ingesteld. Het hof heeft op 10 juni 2025 de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en het bewind opgeheven met ingang van 24 juni 2025. Het hof oordeelt dat de gronden voor het bewind ten tijde van de instelling aanwezig waren, maar dat de noodzaak voor het bewind inmiddels niet meer bestaat. De betrokkene heeft zijn financiën weer op orde gekregen met hulp van een schuldhulpmaatje en is in staat om zelf de regie over zijn financiën te voeren. De beslissing van het hof houdt in dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de uitspraak de eindrekening en -verantwoording moet afleggen aan de betrokkene en aan het Bewindsbureau van de rechtbank moet overleggen. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.344.499/01
zaaknummer rechtbank: 10977166 BM VERZ 24-473NvdW
beschikking van de meervoudige kamer van 10 juni 2025 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. P.C. Menick te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- Stichting Schuldvrij te Alkmaar (hierna: de bewindvoerder);
- [de broer] , de broer van de betrokkene;
- [de zus] , de zus van de betrokkene.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of de kantonrechter de goederen van de betrokkene terecht onder bewind heeft gesteld.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) heeft in haar beschikking van 4 juni 2024 (hierna: de bestreden beschikking) de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld. Stichting Schuldvrij is benoemd tot bewindvoerder van de betrokkene.
De betrokkene is het daar niet mee eens en wil dat het bewind wordt opgeheven.
1.3
Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk en heft met ingang van 24 juni 2025 het bewind op. Voor het overige laat het hof de beschikking van de rechtbank in stand. Hierna wordt uitgelegd waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 6 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de betrokkene van 4 november 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de betrokkene van 20 december 2024 met bijlage.
2.4
De zitting heeft op 11 april 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [X] en [Y] .

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1970 te [plaats A] .
3.2
De betrokkene heeft op 7 maart 2024 een door hem op 20 februari 2024 ondertekend verzoek tot onderbewindstelling bij de kantonrechter ingediend in verband met zijn geestelijke of lichamelijke toestand.
3.3
In mei 2024 heeft betrokkene contact gezocht met de afdeling Schuldhulpverlening van de gemeente [gemeente] . Naar aanleiding van een gesprek met betrokkene op 26 juni 2024 heeft schuldhulpverlening een schuldhulpmaatje ingezet.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking bepaald dat de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld worden en dat de Stichting Schuldvrij tot bewindvoerder benoemd wordt.
4.2
De betrokkene verzoekt, naar het hof begrijpt, met vernietiging van de bestreden beschikking, primair dat zijn verzoek tot onderbewindstelling alsnog wordt afgewezen en subsidiair dat de onderbewindstelling wordt opgeheven.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
De gronden voor het bewind volgen uit artikel 1:431, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt: de kantonrechter kan een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
5.2
Uit artikel 1:449, tweede lid, BW volgt dat de rechter het bewind kan opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is de onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW, dan wel ambtshalve.
De standpunten
5.3
De betrokkene vindt dat de kantonrechter ten onrechte bewind heeft ingesteld. De betrokkene stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de kosten en de vergaande gevolgen van het bewind. Zo zijn de schulden net zo hoog als de kosten die het bewind met zich meebrengt. Daarnaast stelt de betrokkene dat er geen sprake is van problematische schulden en dat de opgebouwde schulden met een minder vergaande maatregel in een korte periode kunnen worden opgelost. De betrokkene stelt zowel geestelijk als lichamelijk in staat te zijn om (eventueel met ondersteuning van schuldhulpmaatje en familie) zijn financiën op orde te krijgen.
5.4
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij een bewind voor betrokkene wel noodzakelijk acht. De bewindvoerder voert daartoe aan dat hij in het begin een paar keer heeft gezien dat betrokkene een paar honderd euro van zijn rekening pinde, maar vervolgens niet de huur betaalde.
De beoordeling door het hof
5.5
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken, is het volgende gebleken. Betrokkene is na het overlijden van zijn vader – die zijn financiën beheerde – het overzicht over zijn financiën kwijtgeraakt. Daar bovenop kreeg betrokkene in diezelfde periode een psychose. Omdat betrokkene niet in staat leek zijn vermogensrechtelijke belangen goed waar te nemen, heeft hij op 7 maart 2024 een door hem op 20 februari 2024 ondertekend verzoek tot onderbewindstelling bij de kantonrechter ingediend in verband met zijn geestelijke of lichamelijke toestand. De te benoemen bewindvoerder, Stichting Schuldvrij, heeft in het Plan van Aanpak Bewind aangegeven dat het doel van het bewind is om de financiën weer op de rit te krijgen en op termijn te werken aan zelfredzaamheid. Er was op dat moment geen sprake van problematische schulden. De totale schuld bedroeg rond de 2500 euro. Het ging om betalingsachterstanden bij de Belastingdienst, de woningverhuurder, zorgverzekeraar Univé en schoonmaakbedrijf CleanChoice.
Betrokkene heeft in mei 2024 uit eigener beweging contact gezocht met de afdeling Schuldhulpverlening van de gemeente [gemeente] . Naar aanleiding van een gesprek op 26 juni 2024 heeft Schuldhulpverlening een schuldhulpmaatje ingezet, die sindsdien iedere week bij betrokkene langsgaat. Met behulp van het schuldhulpmaatje is in korte tijd overzicht gecreëerd in de financiën, heeft betrokkene betalingsregelingen getroffen en is de administratie op orde gebracht. Bij brief van 10 september 2024 heeft de gemeente aangegeven achter het verzoek van betrokkene tot opheffing van het bewind te staan. De gemeente is van mening dat betrokkene met ondersteuning van een schuldhulpmaatje, van zijn buurman (dhr. [Z] ) en van zijn begeleider bij Leviaan in staat is zelf de regie te kunnen voeren over zijn financiën.
5.6
Het hof is, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, van oordeel dat ten tijde van de instelling van het bewind de gronden hiervoor aanwezig waren. Betrokkene had zijn vader – die zijn financiën beheerde – verloren, en kreeg een psychose, waardoor hij niet goed meer in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Zijn psychose is inmiddels verbleekt en onder controle door middel van medicatie. Thans bestaat de noodzaak voor het bewind niet meer. De meeste betalingsachterstanden zijn inmiddels weggewerkt en ook ten aanzien van de schuld aan de Belastingdienst is al een aanzienlijk deel afgelost. Daarnaast is ter zitting in hoger beroep naar voren gekomen dat betrokkene goed kan rondkomen van zijn inkomen en dat hij goed overzicht heeft over zijn financiën. Verder is gebleken dat betrokkene hulp en begeleiding weet te vinden als hij dat nodig heeft. Zodoende kan betrokkene het ontstaan van nieuwe schulden voorkomen. De grondslag voor het bewind is hierdoor komen te vervallen, en de noodzaak voor het bewind bestaat niet langer. Het hof zal dan ook het bewind met ingang van 24 juni 2025 opheffen en de beschikking waarvan beroep in zoverre vernietigen.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij na 24 juni 2025 het bewind voortduurt over de goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene] , geboren te [plaats A] [in] 1970, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
heft op, met ingang van 24 juni 2025, het bewind over de goederen van [betrokkene] ;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de betrokkene en een - zo mogelijk door hem voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, overlegt;
gelast de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, sectie kanton, in verband met aantekening in het centraal curatele- en bewindregister;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. R.J.C. Wegerif als griffier en is op 10 juni 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.