ECLI:NL:GHAMS:2025:1537

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
200.355.071/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoning van de raadsheer in verband met vrees voor vooringenomenheid

Op 28 mei 2025 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam een beslissing genomen op het verzoek tot verschoning van mr. N. Djebali, raadsheer in het gerechtshof. Dit verzoek werd ingediend op 26 mei 2025, waarbij de raadsheer aangaf dat hij zich niet langer vrij achtte om de hoofdzaken te behandelen vanwege een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. De raadsheer verwees naar een eerdere zitting op 10 november 2021, waar eiser onder druk had besloten zijn beroep in te trekken, en stelde dat er geen eerlijke procedure was geweest. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. Na beoordeling van de aangevoerde omstandigheden concludeerde het hof dat er voldoende aanwijzingen waren voor de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen. Het verzoek tot verschoning werd dan ook toegewezen, waardoor de raadsheer zich mocht terugtrekken uit de behandeling van de hoofdzaken met de bijbehorende zaaknummers.

Uitspraak

GeRechtshof Amsterdam

Zaaknummer: 200.355.071/01
zaaknummers hoofdzaken: AMS BK-AWB 24/3114, AMS BK-AWB 24/3115, AMS BK-AWB 24/3116, AMS BK-AWB 24/3117, AMS BK-AWB 24/3118, AMS BK-AWB 24/3119 en AMS BK-AWB 24/3120
Beslissing van de wrakingskamer van 28 mei 2025
op het verzoek tot verschoning van
mr. N. Djebali,
raadsheer in het gerechtshof Amsterdam,
hierna: de raadsheer,
belast met de behandeling van de hoofdzaken met bovengenoemde zaaknummers van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst.

1.Het verschoningsverzoek

1.1.
De raadsheer heeft op 26 mei 2025 een verschoningsverzoek ingediend.
1.2.
De raadsheer heeft in het verschoningsverzoek het volgende naar voren gebracht:
Belanghebbende, [eiser], heeft in een nader stuk […] het volgende te kennen gegeven […]:
“Bij de behandeling van de ingestelde hoger beroep door eiser op 10 november 2021 was eiser onder niet toe te rekenen omstandigheden en waar eiser toen in een situatie verkeerde onder enige dwang te beslissen om het beroep in te trekken. Er is geen eerlijke procedure geweest.”
De zitting waaraan belanghebbende refereert heb ik destijds voorgezeten en onder mijn leiding is toen een compromis tot stand gekomen […]. Ik wens mij daarom in de onderhavige zaken te verschonen vanwege het bestaan van de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden.
Ik acht mij niet langer vrij om deze zaken te behandelen.

2.De beoordeling

2.1.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.2.
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheid valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat verzoeker – subjectief – niet onpartijdig is in het geschil dat voorligt in de hoofdzaak.
2.3.
Vervolgens dient onderzocht te worden of de aangevoerde omstandigheid niettemin een (zwaarwegende) aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden – objectief – gerechtvaardigd is.
2.4.
De onder 1.2 vermelde omstandigheid levert naar het oordeel van het hof op zichzelf een aanwijzing op als hiervoor onder 2.3 bedoeld.
2.5.
Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer wijst toe het verzoek van de raadsheer zich van de verdere behandeling van de hoofdzaken met zaaknummers AMS BK-AWB 24/3114, AMS BK-AWB 24/3115, AMS BK-AWB 24/3116, AMS BK-AWB 24/3117, AMS BK-AWB 24/3118, AMS BK-AWB 24/3119 en AMS BK-AWB 24/3120 te mogen verschonen.
Deze beslissing is op 28 mei 2025 gegeven door mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.R. Sturhoofd en mr. L. Alwin in tegenwoordigheid van de griffier, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.