Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur, en
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt [de inspecteur] tot het vergoeden van de door [belanghebbende] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.333, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van deze uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 209,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot het vergoeden van de door [belanghebbende] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 667, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 209,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank;
- draagt [de inspecteur] op de helft, oftewel € 90,50, van het betaalde griffierecht aan [belanghebbende] te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank;
- draagt de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid) de helft, oftewel € 90,50, van het betaalde griffierecht aan [belanghebbende] te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag nadat vier weken zijn verstreken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank.”
- een aanvulling van de gronden van het hoger beroep;
- een verweerschrift;
- een pleitnota zijdens belanghebbende (dagtekening 6 januari 2025);
- een nader stuk (“Opvraag artikel 8:42 Awb gegevens”) zijdens belanghebbende, en
- pleitaantekeningen zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025).
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
US spec) auto en die van de (
EU spec) referentieauto hoeft verder niet op onvoldoende gelijksoortigheid te duiden en daardoor een – achteraf bezien – onterechte toepassing van de koerslijstmethode. Het rechtvaardigt evenmin een vermoeden van die strekking (vgl. Hof Amsterdam 30 april 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1282). Omdat belanghebbende op haar beurt, mede de bevindingen van DRZ in aanmerking genomen, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto ten tijde van de aangifte meer dan normale gebruiksschade had, wordt het ervoor gehouden dat de inspecteur bij het vaststellen van de naheffingsaanslag terecht de koerslijstmethode heeft toegepast.
5.Kosten
- voor de behandeling van het bezwaar € 323,50 (1 punt, t.w. voor het indienen van het bezwaarschrift, een puntwaarde van € 647 en wegingsfactor 0,5);
- voor het geding in beroep € 907 (2 punten, t.w. voor het indienen van het beroepschrift en voor het bijwonen van de zitting, een puntwaarde van € 907 en wegingsfactor 0,5), en
- voor het geding in hoger beroep € 907 (2 punten, t.w. voor het indienen van het beroepschrift en voor het bijwonen van de zitting, een puntwaarde van € 907 en wegingsfactor 0,5).
ex aequo et bono, tot dertig percent, zijnde (afgerond) € 272.
6.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, doch niet voor zover het betreft de beslissingen over de vergoeding van immateriële schade, de proceskosten voor het geding in eerste aanleg ten laste van de Staat en het griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 8.303;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak in hoger beroep van € 548;
- veroordeelt de inspecteur (aanvullend) in de kosten van belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar en in het geding in beroep hoger beroep tot een bedrag van € 1.084, en
- beslist dat, indien de vergoeding van het griffierecht niet tijdig wordt uitbetaald, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.