Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur, en
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt [de inspecteur] tot het vergoeden van de door [belanghebbende] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 952;
- veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 418,50;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) tot het vergoeden van de door [belanghebbende] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.048;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 418,50”
- een aanvulling van de gronden van het hoger beroep;
- een verweerschrift;
- een pleitnota zijdens belanghebbende (dagtekening 6 januari 2025);
- een reactie van de inspecteur (op 16 januari 2025);
- een nader stuk (“conclusie van repliek”) zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025);
- een nader stuk (“Opvraag artikel 8:42 Awb gegevens”) zijdens belanghebbende, en
- pleitaantekeningen zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025).
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
belastinggeschil tevens op die datum is aangevangen. De datum van 3 december 2018 is slechts relevant voor het geschil over de boete (welke geschil overigens niet binnen een redelijke termijn is geëindigd, hetgeen echter geen reden vormt om meer immateriële schade te laten vergoeden, omdat de boete minder beliep dan € 1.000; vgl. HR 29 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1337). Voor het overige onderschrijft het Hof, voor zover nodig, hetgeen de rechtbank heeft overwogen in punt 31 van de bestreden uitspraak.
5.Kosten
ex aequo et bono, tot dertig percent, zijnde (afgerond) € 136.
6.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, doch niet voor zover de inspecteur en de Staat daarin zijn veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en tot vergoeding van kosten;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de kostenvergoeding betreft;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, vastgesteld op € 647;
- gelast de inspecteur het betaalde griffierecht in beroep (€ 181) en in hoger beroep (€ 274) te vergoeden, in totaal € 455;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende voor het geding in hoger beroep, vastgesteld op € 136, en
- beslist dat, indien de vergoeding van het griffierecht niet tijdig wordt uitbetaald, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.