ECLI:NL:GHAMS:2025:1570

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
200.315.651/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling samenwerking en deskundigenonderzoek in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om de financiële afwikkeling van een samenwerking tussen meerdere appellanten en een geïntimeerde. De appellanten, bestaande uit drie partijen gevestigd in [plaats 1], zijn in principaal hoger beroep gegaan tegen de geïntimeerde, die handelt onder de naam [bedrijf 1] en woont in [plaats 2]. De procedure betreft een geschil over de redelijkheid en billijkheid van kosten die door de geïntimeerde aan de appellanten worden doorbelast, in het bijzonder extra personeelskosten die samenhangen met een gewijzigde exploitatie. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen, waaronder een van 28 januari 2025, waarin het hof de vraag heeft geformuleerd of er een leemte in de overeenkomst tussen partijen bestaat die kan worden aangevuld op basis van de redelijkheid en billijkheid. Het hof heeft besloten een deskundige te benoemen om de financiële verhouding tussen inkomsten en kosten te onderzoeken, met specifieke vragen over de wijzigingen sinds de start van de samenwerking in 2014. De deskundige, de heer [naam], is benoemd en zal het onderzoek zelfstandig verrichten, maar onder toezicht van raadsheer-commissaris mr. R.A. van der Pol. Het hof heeft ook een voorschot van € 7.356,80 vastgesteld voor de kosten van de deskundige, dat door beide partijen moet worden voldaan. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenonderzoek, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om op het deskundigenbericht te reageren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.315.651/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/699988 / HA ZA 21-318
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 juni 2025
inzake

1.[appellant 1] ,

2.
[appellant 2],
3.
[appellant 3],
allen gevestigd dan wel wonende te [plaats 1] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. H.P. Wellenberg te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] handelend onder de naam [bedrijf 1],
wonende te [plaats 2] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.C. Klompé te Loosdrecht.
Partijen worden hierna [appellanten] (en afzonderlijk [appellant 1] , [appellant 2] en [appellant 3] ) en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- het door het hof gewezen tussenarrest van 28 januari 2025;
- de akte van de zijde van [geïntimeerde] .
1.2.
Ten slotte heeft het hof opnieuw een datum voor arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

tussenarrest
2.1.
Het hof blijft bij hetgeen in het tussenarrest van 28 januari 2025 is overwogen
en beslist.
2.2.
Bij dat tussenarrest heeft het hof overwogen geen aanleiding te zien om terug te komen op de in het tussenarrest van 16 juli 2024 geformuleerde vraag of de overeenkomst tussen partijen een leemte kent die ruimte biedt voor aanvulling op grond van de redelijkheid en billijkheid, in die zin dat [geïntimeerde] - zoals hij stelt en [appellanten] betwisten - met de door de CCC veranderde exploitatie samenhangende extra personeelskosten mag doorbelasten aan [appellant 1] . Daarnaast heeft het hof de vraagstelling voor de deskundige geformuleerd en partijen in de gelegenheid gesteld zich - indien zij daarmee niet kunnen instemmen - bij akte uit te laten over de door het hof voorgestelde persoon van de te benoemen deskundige en/of de hoogte van het voorschot.
akte
2.3.
Vervolgens heeft [geïntimeerde] bij akte uitlating te kennen gegeven dat hij kan instemmen met de benoeming van de door het hof voorgestelde deskundige en de hoogte van het voorschot van de deskundige.
2.4.
[appellanten] hebben zich niet bij akte (en ook niet op een andere voor het hof kenbare wijze) uitgelaten over het voornemen van het hof om de heer [naam] te benoemen tot deskundige en/of het begrote voorschot.
deskundige
2.5.
Nu beide partijen akkoord zijn met, althans geen bezwaar hebben gemaakt tegen, de door het hof voorgestelde deskundige, zal het hof de heer [naam] , verbonden aan [bedrijf 2] , telefoonnummer: [nummer] en e-mailadres: [email] , als deskundige benoemen.
vraagstelling
2.6.
Het hof zal bepalen dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de hierna genoemde vragen:
i) is de verhouding tussen inkomsten en kosten vanaf het opstarten van de CCC in 2014 gewijzigd in vergelijking met de oorspronkelijke situatie in 2012 waarin exploitatie slechts plaatsvond door hospitality, daarbij rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder het aantal boten van [appellanten] dat [geïntimeerde] exploiteerde?
ii) zo ja, kunt u voor de jaren 2018 tot en met 2020 aangeven op welke posten deze wijziging betrekking heeft en wat de omvang van de wijziging is?
iii) zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan het hof volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
raadsheer-commissaris
2.7.
Het hof zal mr. R.A. van der Pol tot raadsheer-commissaris benoemen. Het hof zal bepalen dat de deskundige het onderzoek in beginsel zelfstandig - in de zin van artikel 198 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - zal verrichten, maar als de raadsheer-commissaris aanleiding daarvoor ziet, onder zijn leiding.
communicatie
2.8.
Indien de deskundige (procedurele) vragen en verzoeken heeft over de uitvoering van het onderzoek, kan hij zich wenden tot de raadsheer-commissaris via de griffie van het hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, team I, handelsrecht), onder vermelding van het zaaknummer en de namen van partijen. De griffier of de raadsheer-commissaris zal de deskundige berichten.
voorschot
2.9.
Nu beide partijen akkoord zijn met, althans geen bezwaar hebben gemaakt tegen, de hoogte van het voorschot voor de kosten van de deskundige, zal het hof bepalen dat voorafgaand aan het deskundigenonderzoek een voorschot ter hoogte van het bedrag van € 7.356,80 (inclusief btw) voor de kosten van de deskundige voldaan moet worden.
2.10.
Zoals in de beide eerdere tussenarresten overwogen, dient het voorschot voor de kosten van de deskundige (voorshands) te worden gedragen door beide partijen, ieder voor de helft. Iedere partij dient derhalve € 3.678,40 (inclusief btw) te voldoen.
het vervolg van de procedure
2.11.
Nadat de deskundige zijn deskundigenbericht (bericht) bij het hof heeft ingediend, zal het hof partijen in de gelegenheid stellen om gelijktijdig bij memorie op het bericht te reageren. Partijen zullen daarna bij antwoordmemorie op elkaars memorie na deskundigenbericht kunnen reageren.
2.12.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.Beslissing

Het hof
in principaal en in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de in
rechtsoverweging 2.6 weergegeven vragen;
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
de heer [naam] ,
verbonden aan [bedrijf 2] ,
telefoonnummer: [nummer] ,
e-mailadres: [email]
3.3.
bepaalt dat de deskundige bij het verrichten van zijn werkzaamheden de ‘Leidraad deskundigen in civiele zaken’ in acht dient te nemen;
3.4.
bepaalt dat de griffier een afschrift van de tussenarresten van 16 juli 2024 en 28 januari 2025, alsook van dit tussenarrest aan de deskundige zal toezenden;
3.5.
bepaalt dat beide partijen
vóór 15 juli 2025kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundige zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundige, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk;
3.6.
wijst partijen erop dat indien zij schriftelijke opmerkingen of verzoeken en andere stukken aan de deskundige doen toekomen, zij daarvan ook terstond een afschrift aan de wederpartij moeten verstrekken;
3.7.
wijst de deskundige op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek - én ten aanzien van het conceptbericht - partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijke bericht moet daarom blijken:
- dat de deskundige partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, waarvan de inhoud in het bericht moet worden vermeld;
- dat de deskundige, voordat hij een definitief bericht gaat opstellen, partijen een conceptbericht heeft gestuurd en hij partijen daarbij in de gelegenheid heeft gesteld (binnen vier weken nadat dit bericht aan partijen is toegezonden) opmerkingen te maken en verzoeken te doen (waarbij partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptbericht te reageren), waarvan de inhoud in het definitieve bericht moet worden vermeld;
3.8.
benoemt tot raadsheer-commissaris mr. R.A. van der Pol en bepaalt dat de deskundige het onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, maar als de raadsheer-commissaris aanleiding daarvoor ziet, onder zijn leiding;
3.9.
bepaalt dat de deskundige een voorschot toekomt van € 7.356,80 (inclusief btw);
3.10.
bepaalt dat iedere partij als voorschot op de kosten van de deskundige een bedrag van € 3.678,40 (inclusief btw) dient te voldoen; zij zullen daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota ontvangen met betaalinstructies; het bedrag moet worden voldaan binnen twee weken na ontvangst van die nota;
3.11.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het volledige voorschot van € 7.356,80 (inclusief btw) de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige
pas danmet het onderzoek behoeft te beginnen;
3.12.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
3.13.
bepaalt dat de deskundige een met redenen omkleed, schriftelijk en ondertekend bericht, met een duidelijke conclusie, zal inleveren ter griffie van het hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, team I, handelsrecht, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam )
vóór 16 december 2025en verzoekt de deskundige tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
3.14.
bepaalt dat de deskundige tegelijk met het deskundigenbericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van ‘zaaknummer 200.315.651/01 ( [appellanten] / [geïntimeerde] )’;
3.15.
verwijst de zaak naar de rol van
16 december 2025voor deskundigenbericht; als de deskundige zijn schriftelijk bericht niet vóór die datum kan toezenden, dient hij uiterlijk twee weken voor deze datum aan de raadsheer-commissaris te verzoeken om een andere datum voor het deponeren van het deskundigenbericht, via de griffie van dit hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, team I, handelsrecht, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam );
3.16.
bepaalt dat, nadat de deskundige het schriftelijk bericht heeft gedeponeerd, de zaak naar de rol zal worden verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellanten] en [geïntimeerde] gelijktijdig en vervolgens voor reactie op elkaars memorie;
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en A.J.M. Lauvenberg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025.