ECLI:NL:GHAMS:2025:1625

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
200.313.111/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering in hoger beroep inzake informatieplichten bij consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant], handelend onder de naam [bedrijf], en [geïntimeerde]. De zaak betreft de vraag of [appellant] heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten uit artikel 6:230l BW bij het aangaan van een overeenkomst voor het organiseren van een feest. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [appellant] afgewezen, omdat deze niet voldoende had aangetoond dat zij aan de informatieplichten had voldaan. In hoger beroep heeft [appellant] echter voldoende bewijs geleverd dat zij de benodigde informatie op duidelijke wijze heeft verstrekt. Het hof oordeelt dat de overeenkomst niet als een overeenkomst op afstand kan worden gekwalificeerd, waardoor de informatieplichten van toepassing zijn. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van [appellant] toe, met een te betalen bedrag van € 3.810,75, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.313.111/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 9755642 / CV EXPL 22-1422
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 juni 2025
in de zaak van
[appellant] , handelend onder de naam [bedrijf],
gevestigd te [plaats 1] (gemeente Dronten),
appellante,
advocaat: mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak is de vraag aan de orde of [appellant] bij het aangaan van een overeenkomst met [geïntimeerde] voor het organiseren van een feest in een beachclub heeft voldaan aan de informatieplichten uit artikel 6:230l BW. Het hof is van oordeel dat [appellant] aan die informatieplichten heeft voldaan en wijst haar vordering toe.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 29 juni 2022 in hoger beroep gekomen van een verstekvonnis van 11 mei 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
[geïntimeerde] is ook in hoger beroep niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
[appellant] heeft een memorie van grieven, met producties, ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - de vordering, verminderd met een bedrag van € 1.750,- dat reeds is afgelost op de hoofdsom, alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten.
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft geen feiten vastgesteld. Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
3.1.
[appellant] exploiteert een horecagelegenheid met de naam [bedrijf] .
3.2.
Bij e-mailbericht van 29 juli 2021 heeft [geïntimeerde] aan (een medewerker van) [appellant] het volgende bericht:
“Bedankt voor je leuke uitleg afgelopen woensdag.
We willen heel graag gebruik maken van jullie bovenruimte op zaterdag 23 oktober voor mijn 50e verjaardag.
We hebben het volgende in gedachten, maar stuur gerust e.e.a aan als je andere ideeën hebt hoor.
Aanvang inloop 18.00 uur met koffie/thee en bonbons
19
uur - 21.00 uur buffet arrangement nummer 3
aansluitend ijsbuffet nummer 2
drankarrangement 5 uur, met optie dat de nablijvers nog wat kunnen nemen
We willen graag gebruik maken van DJ Ozzie als hij beschikbaar is, kunnen jullie dat regelen?
We verwachten tussen de 35 - 40 personen, mogelijk iets meer, maar voor nu bekend is het dit aantal
Graag vernemen we jouw offerte, maar dat zal vast goedkomen. En willen we deze avond hierbij bij jullie vastleggen.”
3.3.
[appellant] heeft bij e-mail van 1 augustus 2021 aan [geïntimeerde] een offerte van diezelfde datum uitgebracht voor het organiseren van een verjaardagsfeest op 23 oktober 2021. De offerte vermeldt onder meer een bedrag per persoon voor ontvangst en diner, een bedrag per persoon voor een drankenarrangement, een bedrag per persoon voor een avondarrangement en bedragen voor zaalhuur en een DJ.
3.4.
In de offerte staat vermeld:
“Wanneer u de optie op deze offerte definitief wilt bevestigen kunt u hem getekend
terug sturen naar bovengenoemd adres.
U kunt de mail waarin deze offerte werd toegestuurd ook met ‘akkoord’ bevestigen, bij
het 'akkoord’ gaan van uw offerte, gaat u ook akkoord met onze algemene
voorwaarden.”
3.5.
Bij e-mail van 4 augustus 2021 heeft [geïntimeerde] aan (een medewerker van) [appellant] het volgende bericht:
“ Hartelijk dank voor het toesturen van jullie offerte.
Het ziet er uit zoals we in gedachten hebben.
Er zijn nog wel wat vraagjes alvorens ik akkoord geef;
- wat zijn de consequenties als de overheid weer coronamaatregelen aankondigd en het feest kan niet doorgaan?
-
- verwachten jullie een aanbetaling?
-
- wanneer kan ik de factuur verwachten?”
3.6.
Bij e-mail van 6 augustus 2021 heeft (een medewerker van) [appellant] aan [geïntimeerde] bericht:
“Als het feest helaas niet door kan gaan vanwege Corona, dan mag het feest ten alle tijden verplaatst worden naar een later moment.
Het is niet nodig om een aanbetaling te doen.
De factuur maken wij na uw feest op en sturen wij u per email.
U kunt een week van te voren het definitieve aantal gasten doorgeven.”
3.7.
Bij e-mailbericht van 6 augustus 2021 heeft [geïntimeerde] akkoord gegeven op de offerte.
3.8.
Op 23 oktober 2021 heeft [geïntimeerde] haar verjaardagsfeest gevierd in de beachclub.
3.9.
[appellant] heeft [geïntimeerde] een factuur d.d. 28 oktober 2021 gestuurd voor een bedrag van € 5.560,75.
3.10.
Op 4 januari 2022 is [geïntimeerde] namens [appellant] door Perfect Incasso gemaand tot betaling, met aanzegging van rente en incassokosten als zij met betaling in gebreke blijft.
3.11.
Bij e-mail van 7 januari 2022 heeft (de directeur van) [appellant] aan [geïntimeerde] het volgende bericht:
“Ik heb vanaf begin november diverse pogingen gedaan om u te bellen en te mailen, hier had ik al die tijd geen reactie op ontvangen.
Graag verwacht ik binnen 2 weken de betaling of een afspraak voor een betalingsregeling.”
3.12.
Op 15 januari 2022 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] bericht:

(…) Mag ik jullie eind januari alvast een deel betalen en in februari de rest?”
3.13.
Ondanks brieven van de incassogemachtigde van [appellant] aan [geïntimeerde] van 19 januari 2022 en 9 februari 2022 heeft [geïntimeerde] de factuur onbetaald gelaten.
3.14.
Op 20 juli 2022 bericht [geïntimeerde] aan de advocaat van [appellant] onder meer het volgende:

Neemt niet weg dat ik mijn verplichtingen zal nakomen en de kosten niet hoger op wil laten lopen voor mijzelf maar ook voor uw client. Maar het bedrag in een keer tevoorschijn toveren lukt me ook helaas niet. Mag ik deze in gedeeltes betalen?(…) Maar wil er wel alles aan doen om dit zsm betaald te krijgen.”
3.15.
Na het uitbrengen van de dagvaarding in hoger beroep heeft [geïntimeerde] € 1.750,- aan [appellant] betaald.

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van:
- een hoofdsom van € 5.560,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid van de factuur tot en met de dag van voldoening,
- een bedrag van € 653,04 voor buitengerechtelijke incassokosten,
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, inclusief nakosten.
4.2.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat de vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument en dat bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet worden voldaan. Volgens de kantonrechter heeft [appellant] niet gemotiveerd gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De kantonrechter heeft onder verwijzing naar artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton overwogen dat [appellant] niet meer in de gelegenheid wordt gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep twee genummerde grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] heeft nagelaten een concrete toelichting te geven op de wijze van de totstandkoming van de overeenkomst. [appellant] stelt zich op het standpunt dat zij voldaan heeft aan haar (pre)contractuele informatieplichten. Voor zover zij haar informatieplichten heeft geschonden, is die schending te gering voor vernietiging van de overeenkomst, althans afwijzing van de volledige vordering, aldus [appellant] .
5.2.
Het hof overweegt dat de vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter heeft terecht vooropgesteld dat dit betekent dat het consumentenrecht van afdeling 2b van titel 5 van Boek 6 BW van toepassing is en dat [appellant] bij het sluiten van de overeenkomst moest voldoen aan de in die afdeling opgenomen (pre)contractuele informatieplichten. Naar het oordeel van het hof is de overeenkomst te kwalificeren als een overeenkomst anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte, zodat de verplichtingen van artikel 6:230l BW van toepassing zijn. Het hof licht dit als volgt toe.
5.3.
Uit het e-mailbericht van 29 juli 2021 van [geïntimeerde] aan [appellant] , waarin zij verzoekt om een offerte, kan worden afgeleid dat [geïntimeerde] de horecagelegenheid van [appellant] de woensdag daarvoor heeft bezocht en ter plaatse van een medewerker uitleg heeft verkregen over de mogelijkheden voor het organiseren van een feest, waaronder de diverse beschikbare arrangementen die daarbij konden worden afgenomen en het boeken van een DJ. Hoewel de offerte vervolgens per e-mail is aangeboden en aanvaard, is de overeenkomst gelet op het contact tussen partijen voorafgaand aan het sluiten daarvan aan te merken als een andere overeenkomst dan een overeenkomst op afstand. Ook is het geen overeenkomst buiten de verkoopruimte. De (extra) bescherming die een consument toekomt bij het sluiten van een overeenkomst in situaties buiten de verkoopruimte is ingegeven door de mogelijkheid dat de consument daar door de handelaar wordt verrast of onder druk wordt gezet. Die situatie doet zich hier niet voor, gelet op het bezoek van [geïntimeerde] aan de horecalocatie, het tijdsverloop tussen dat bezoek en het sluiten van de overeenkomst en de e-mailcorrespondentie tussen partijen. Dit betekent dat [appellant] gehouden was te voldoen aan de (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l BW, voor zover relevant.
5.4.
In artikel 6:230l BW, voor zover hier van belang, is bepaald dat de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie dient te verstrekken, voor zover deze niet reeds duidelijk uit de context blijkt: (a) de voornaamste kenmerken van de zaken of de diensten, (b) de identiteit van de handelaar, zoals zijn handelsnaam, het geografische adres en zijn telefoonnummer, (c) de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend; en (d) voor zover van toepassing, de wijze van betaling, levering, nakoming, de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt de zaak te leveren of de dienst te verlenen, en het beleid van de handelaar inzake klachtenbehandeling.
5.5.
Het hof is van oordeel dat [appellant] in hoger beroep voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat zij aan haar (pre)contractuele informatieplichten heeft voldaan.
Uit de door [appellant] gestuurde offerte en de overgelegde e-mailcorrespondentie van 29 juli 2021 tot en met 6 augustus 2021, waarin [geïntimeerde] nog aanvullende vragen heeft gesteld, die [appellant] heeft beantwoord, blijkt dat [appellant] aan [geïntimeerde] op duidelijke en begrijpelijke wijze de onder 5.4 genoemde gegevens heeft verstrekt. Dit betekent dat [geïntimeerde] bij het sluiten van de overeenkomst beschikte over alle essentiële informatie. De grief slaagt dus. De hoofdsom zal worden toegewezen zoals gevorderd, dus met aftrek van het reeds betaalde bedrag van € 1.750,-, zodat een toe te wijzen bedrag van € 3.810,75 resteert.
5.6.
Ook de gevorderde incassokostenvergoeding is toewijsbaar. [appellant] heeft [geïntimeerde] één of meerdere aanmaningen gestuurd die voldoen aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW. [geïntimeerde] heeft evenwel niet binnen de haar geboden termijn van vijftien dagen na ontvangst van de aanmaning betaald, zodat zij de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. [appellant] heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum waarop de factuur opeisbaar was, evenwel zonder die datum te specificeren. In haar inleidende dagvaarding is vermeld dat de incassogemachtigde van [appellant] [geïntimeerde] op 5 januari 2022 heeft bericht dat er op dat moment nog geen rente en incassokosten verschuldigd waren, en dat [geïntimeerde] nog vijftien dagen de tijd zou hebben om zonder kosten de hoofdsom te betalen. Het hof zal de wettelijke rente daarom toewijzen vanaf 21 januari 2022.
5.7.
De tweede grief richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] in eerste aanleg niet heeft voldaan aan haar stelplicht. [appellant] stelt zich op het standpunt dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om alsnog te reageren en/of bij akte een toelichting te geven. [appellant] verbindt daaraan de conclusie dat zij in eerste aanleg ten onrechte is veroordeeld in de proceskosten.
5.8.
Deze grief treft geen doel. De kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat [appellant] in eerste aanleg niet had voldaan aan haar stelplicht. De kantonrechter was niet gehouden [appellant] gelegenheid te geven dit te herstellen. Volgens vaste jurisprudentie [1] is het bij ambtshalve toetsing van informatieplichten aan de feitenrechter om te beoordelen of uit de stellingen van partijen en uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat de handelaar aan die informatieplichten heeft voldaan. De rechter kan dit afleiden uit de in het geding gebrachte algemene informatie over het bestelproces. Als uit de overgelegde stukken niet blijkt dat is voldaan aan die informatieplichten, is het aan de rechter of hij de eisende partij nader in de gelegenheid stelt stukken ter staving daarvan in het geding te brengen. De rechter is daartoe niet verplicht. Het hof ziet gelet hierop geen aanleiding voor een ander oordeel over de proceskosten in eerste aanleg, zodat deze voor rekening van [appellant] zullen blijven.
Slotsom en kosten
5.9.
De eerste grief slaagt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de vordering zal alsnog worden toegewezen. [geïntimeerde] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Zoals hiervoor overwogen blijven de kosten in eerste aanleg voor rekening van [appellant] . Het hof stelt de kosten in het hoger beroep als volgt vast:
- explootkosten € 105,31
- griffierecht € 783,-
- salaris advocaat € 858,- (tarief I, 1 punt)
Totaal € 1.746,31

6.Beslissing

Het hof:
6.1
vernietigt het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van (€ 5.560,75 aan hoofdsom, verminderd met het reeds betaalde bedrag van € 1.750,-, dus) € 3.810,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 januari 2022 tot en met de dag van voldoening en € 653,04 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de dag van deze uitspraak tot de dag van voldoening indien [geïntimeerde] dit bedrag niet binnen deze termijn voldoet;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.746,31 en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. R.L. de Graaff, mr. M.E. van Neck en mr. J.E. van der Werff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.

Voetnoten

1.HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.