ECLI:NL:GHAMS:2025:1701

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
200.353.044
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontvankelijkheid van appellant na te late herstelexploot

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellant heeft op 12 februari 2025 een dagvaarding uitgebracht, maar heeft de zaak niet op de rol van 4 maart 2025 aangebracht. Vervolgens heeft hij op 26 maart 2025 een herstelexploot betekend, maar dit bleek niet geldig te zijn omdat het niet binnen de vereiste termijn van twee weken na de oorspronkelijke roldatum was uitgebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de aanhangigheid van het geding is vervallen op grond van artikel 125 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellant heeft geprobeerd te betogen dat het herstelexploot weliswaar buiten de termijn was, maar binnen bekwame tijd was uitgebracht, maar dit argument werd door het hof verworpen. Het hof heeft geoordeeld dat de termijnen voor hoger beroep van openbare orde zijn en dat de rechter deze ambtshalve moet handhaven. Uiteindelijk heeft het hof beslist dat de instantie is geëindigd en heeft het appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 1.704,00, inclusief verschotten en salaris advocaat. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.353.044/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 11008248 CV EXPL 24-3082
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 juli 2025
inzake:
[appellant],
wonend te [plaats] ,
appellant,
advocaat: mr. W. Albers te Amsterdam,
tegen
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. van den Oord te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Bij dagvaarding van 12 februari 2025 heeft appellant geïntimeerde aangezegd dat hij hoger beroep instelt tegen het onder bovengenoemd zaaknummer tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 12 november 2024. Daarbij heeft hij geïntimeerde aangezegd in hoger beroep te verschijnen op 4 maart 2025. Appellant heeft de zaak niet op de rol van 4 maart 2025 aangebracht.
1.2.
Op 26 maart 2025 heeft appellant een herstelexploot aan geïntimeerde betekend en haar opgeroepen te verschijnen op 8 april 2025. Appellant heeft de zaak op de rol van 8 april 2025 aangebracht. Geïntimeerde is verschenen en heeft het hof verzocht ambtshalve te beoordelen of appellant ontvankelijk is in het hoger beroep.
1.3.
Bij rolbeslissing van 8 april 2025 is appellant in de gelegenheid gesteld zich op de rol van 22 april 2025 bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep. Appellant heeft eenmaal een uitstel verzocht van twee weken. Appellant heeft zich vervolgens bij H16-formulier en e-mailbericht van 5 mei 2025 over de ontvankelijkheid in hoger beroep uitgelaten. Geïntimeerde heeft op de rol van 20 mei 2025 een antwoordakte genomen.
Arrest is bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 125, leden 2 en 5 in verbinding met artikel 353, lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vervalt de aanhangigheid van het geding indien het exploot van de dagvaarding niet is ingediend op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht. Als herstelexploot kan slechts gelden een exploot dat een nieuwe rechtsdag aanzegt en dat gevolgd wordt door inschrijving op de rol van die aangezegde rechtsdag (zie o.a. HR 22 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1934).
2.2.
Het herstelexploot van 26 maart 2025 is niet geldig, omdat het niet is uitgebracht binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum van 4 maart 2025 (zie o.a. HR 5 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2523). Dit brengt mee dat de aanhangigheid van het geding op de voet van artikel 125 lid 5 Rv is vervallen. Het arrest van de Hoge Raad van 17 december 1982 (ECLI:NL:HR:1982:AG4507, NJ 1984/59 Van der Kroft/Lont), waarop appellant heeft gewezen, leidt niet tot een ander oordeel. Dit arrest is immers gecodificeerd in lid 5 van artikel 125 Rv, waarbij de termijn voor het uitbrengen van een herstelexploot is bepaald op twee weken. Het betoog van appellant dat hij het herstelexploot weliswaar buiten de termijn van twee weken maar wel binnen bekwame tijd heeft uitgebracht, kan hem dus niet baten. De termijnen voor hoger beroep zijn van openbare orde en worden door de rechter ambtshalve gehandhaafd.
2.3.
Het vorenstaande brengt mee dat zal worden verstaan dat de instantie is geëindigd.

3.Beslissing

Het hof:
verstaat dat de instantie is geëindigd;
veroordeelt appellant in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 827,00 aan verschotten alsmede € 607,00 aan salaris advocaat en € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.W. Hoekzema en A.R. Sturhoofd en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.