Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
- 11 november 2020 tot en met 16 november 2020.
- 25 november 2020 tot en met 12 december 2020.
- 22 december 2020 tot en met 18 januari 2021.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De moeder van [appellant] huurde een woning van Woonstichting Lieven de Key. Na het overlijden van haar moeder heeft [appellant] gevorderd dat de kantonrechter bepaalt dat zij de huurovereenkomst met Lieven de Key kan voortzetten. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen, omdat [appellant] en haar moeder geen gemeenschappelijke huishouding hadden. Lieven de Key had in reconventie gevorderd dat [appellant] de woning moest ontruimen, wat de kantonrechter heeft toegewezen. In hoger beroep heeft [appellant] de beslissing van de kantonrechter bestreden, maar het hof bevestigt de eerdere uitspraak. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding tussen [appellant] en haar moeder. De financiële verwevenheid en de zorg die [appellant] voor haar moeder heeft geboden, zijn niet voldoende om aan te tonen dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.