In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar uitvoerig beschreven hoe de communicatie met de gemachtigde van belanghebbende over de informatieverstrekking heeft plaatsgevonden. De uitspraak op bezwaar vermeldt ter zake:
“● Tijdens de behandeling van het bezwaar bent u door de heer [naam 1] per mail op 8-6-2023 gewezen op het verantwoordingsdocument met daarin de gehanteerde grondstaffels, bijgebouwenmodel, correctiepercentages van de secundaire objectkenmerken en indexeringscijfers. Tevens is er inzage gegeven in de secundaire kenmerken van de objecten onder bezwaar en de gehanteerde referentieobjecten. Hier is geen reactie vanuit u op gegeven.
● Op 9-8-2023 bent u door de heer [naam 1] per mail herinnerd aan de inzagestukken die wij hebben verstrekt en geeft aan dat hij geen reactie meer heeft vernomen. De heer [naam 1] stelt daarom de vraag of er terecht mag worden aangenomen dat aan alle verzoeken om inzage is voldaan en wij dit onderwerp, zoals ook besproken tijdens het maken van de werkafspraken in het eerste kwartaal, geen onderdeel van de vervolgprocedures vormen.
Hier is geen reactie vanuit u op gegeven.
● Op 22-8-2023 heeft de heer [naam 2] per mail nogmaals het verzoek gedaan om te reageren op de inzagestukken die wij hebben gegeven. Hier is geen reactie vanuit u op gegeven.
● Op 11-9-2023 wordt door de heer [naam 2] antwoord gegeven op de vraag vanuit u of wij nog in afwachting zijn van stukken dan wel reacties. Hierbij wordt door de heer [naam 2] nogmaals aangegeven dat [dat] wij graag een reactie willen op onze aangeleverde inzagestukken.
● Op 21-9-2023 reageert u op deze mail en geeft u het volgende aan: Deze vraag moet ik uitzetten bij mijn collega die ik helaas de hele week al misloop. Ik hoop morgen aan te kunnen geven of wij voldoende inzage in de artikel 40 stukken hebben ontvangen.
● Op 22-9-2023 geeft u per e-mail aan dat u nog de volgende inzagestukken mist: correctiepercentages KOUDV, Indexeringspercentages van de verkoopprijzen, Waarden bijgebouwen van de referenties, Grondstaffels, Vve-correcties.
● Op 22-9-2023 heeft de heer [naam 2] nogmaals gewezen op het verantwoordingsdocument waarin het gevraagde uit de mail van 22-9-2023 staat. Tevens heeft hij aangegeven dat wij voor de VVE-correctie tijdens de marktanalyse een correctiepercentage van 2% hanteren op het transactiecijfer bij stapelwoningen. Ook hierop hebben wij geen reactie meer mogen ontvangen.”
Hieruit blijkt dat de heffingsambtenaar uit en te na heeft gevraagd of was voldaan aan de informatiewensen van belanghebbende. De gemachtigde van belanghebbende heeft hier telkenmale niet op gereageerd en toen zij op 22 september 2023 wel een reactie stuurde, vroeg zij in algemene termen om informatie die grotendeels reeds is opgenomen in het “Verantwoordingsdocument-WOZ Herwaardering 2023 (waardepeildatum 1 januari 2022) Gemeente [Z] ”, waar de heffingsambtenaar blijkens voormelde citaten keer op keer naar heeft verwezen. Deze handelwijze van de gemachtigde van belanghebbende is naar ’s Hofs oordeel in strijd met een goede procesorde. Van de gemachtigde, als beroepsmatig optredende gemachtigde, mag worden verwacht dat zij reageert op vragen van het bestuursorgaan en dat zij desgevraagd concreet aangeeft welke informatie zij nog mist. Nu gemachtigde zulks heeft nagelaten is reeds om die reden geen sprake van een schending van het bepaalde in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ.