ECLI:NL:GHAMS:2025:1790

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
200.347.463
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging arbeidsovereenkomst Crocs Europe B.V. en terugbetaling proceskosten door werknemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van Crocs Europe B.V. om de arbeidsovereenkomst met de werknemer, [geïntimeerde], te beëindigen. Crocs had aangevoerd dat de functie van [geïntimeerde] per 1 februari 2024 was komen te vervallen als gevolg van een reorganisatie, maar het hof oordeelde dat Crocs onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een redelijke grond voor ontslag. Het hof wees het verzoek van Crocs af en oordeelde dat de werknemer recht had op de reële proceskosten die in eerste aanleg waren toegewezen. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat Crocs zich niet als goed werkgever had gedragen en dat de werknemer recht had op schadevergoeding. Het hof bevestigde deze beslissing en verwees de zaak naar de schadestaatprocedure voor verdere beoordeling van de schade. De proceskosten in het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg, en de werknemer werd veroordeeld tot terugbetaling van de proceskosten aan Crocs.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.347.563/01
zaaknummer rechtbank : 11003295 AO VERZ 24-43
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 juli 2025
inzake
CROCS EUROPE B.V.,
gevestigd te Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer),
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.S.R. Dijkstra te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats 1] (gemeente [plaats 2] ),
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. B. Parmentier te Haarlem.
Partijen worden hierna Crocs en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Het verzoek van Crocs om het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen wordt afgewezen omdat een redelijke grond ontbreekt. De werknemer moet het in eerste aanleg toegewezen bedrag aan reële proceskosten terugbetalen. De verwijzing naar de schadestaatprocedure blijft in hoger beroep in stand.

2.Het geding in hoger beroep

Crocs is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 31 oktober 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter) op 31 juli 2024 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking).
Op 14 april 2025 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep met producties, tevens incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] ingekomen. Crocs heeft daarna op 16 mei 2025 en 22 mei 2025 de aanvullende producties 35 tot en met 44 overgelegd.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 28 mei 2025 laten toelichten, Crocs door mr. Dijkstra voornoemd en mr. G.M. Boonman, advocaat te ’s-Gravenhage, en [geïntimeerde] door mr. Parmentier voornoemd, beiden aan de hand van overgelegde preekaantekeningen. Partijen hebben vragen beantwoord en inlichtingen verstrekt.
Uitspraak is bepaald op heden.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in 2.1 tot en met 2.6 van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Crocs is de dochter van Crocs Inc. gevestigd te Colorado, Verenigde Staten. Crocs is een bedrijf dat zich bezighoudt met de groothandel in sportartikelen, accessoires en schoeisel, alsmede met het verrichten van activiteiten op het gebied van onderzoek, ontwikkeling, en ontwerp van dergelijke producten.
3.2.
[geïntimeerde] , geboren in [jaar] , is in 2001 naar Nederland geëmigreerd.. [geïntimeerde] is sinds 1 februari 2011 bij Crocs in dienst, laatstelijk als Manager Planning Operation. Als Manager Planning Operation houdt [geïntimeerde] zich bezig met het analyseren van afdelingsprocessen en prognose- en planningstechnieken. [geïntimeerde] adviseert magazijnen en logistieke afdelingen om tijdige leveringen te garanderen. Deze functie is bij Crocs ingedeeld op Career Level 6 en salarisschaal NLG 13 (Pay Grade 6). [geïntimeerde] ontvangt een salaris van € 7.021,80 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en emolumenten. [geïntimeerde] is lid van de Ondernemingsraad (hierna: OR) van Crocs. De opzegtermijn van de arbeidsovereenkomst bedraagt drie maanden. In 2021/2022 heeft [geïntimeerde] een Executive Education Certificate in Digital Transformation Management aan de University of California, Verenigde Staten behaald.
3.3.
Op 12 oktober 2023 heeft [naam 1] , VP of Distribution & Logistics Operations EMEA-LATAM & APAC (hierna: [naam 1] ) [geïntimeerde] een e-mail gestuurd met als onderwerp: ‘
Perhaps something for you?’, waarin [naam 1] [geïntimeerde] heeft gewezen op een functie bij Rugs USA.
3.4.
Op 17 oktober 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Crocs en [geïntimeerde] , waarin Crocs [geïntimeerde] heeft meegedeeld dat zijn functie is komen te vervallen en dat Crocs geen andere functie voor hem beschikbaar heeft. Aan het einde van het gesprek heeft Crocs [geïntimeerde] een schriftelijke bevestiging van het gesprek en een vaststellingsovereenkomst meegegeven. Een collega heeft [geïntimeerde] na het gesprek naar de uitgang begeleid. [geïntimeerde] heeft sinds 17 oktober 2023 geen werkzaamheden meer verricht en de toegang tot zijn werkaccount is tot 23 mei 2024 geblokkeerd geweest.
3.5.
In de brief van 17 oktober 2023 staat onder meer:
‘As set out during this meeting, Crocs is focussing on streamlining its processes, harmonizing procedures and standardizing working methods which will ultimately translate into improved quality of service and higher levels of productivity. As a result it has been decided to outsource your work to the IT department based in the US. Unfortunately this means that your role as Manager, Planning Operations will become redundant as per 1 February 2024. Although we investigated the opportunities for another suitable position for you thoroughly, and discussed these with you during our meeting, we must conclude that there are no suitable positions available within the company. (..) It is our explicit preference to effect such termination with mutual consent. (..) Our settlement offer in short:
1. The employment agreement will be terminated as per 1 February 2024, (…)
2. (..) we will pay you a severance payment (…) of € 45.000 gross. As the transition allowance is € 37.791 gross we will increase that amount with € 7.209 gross.
3. Reimbursement of your legal costs up to € 750,- excluding VAT (…)
We hereby kindly request you to respond to our offer before the 24th of October 2023 on which date the offer will lapse if it has not been accepted in full. (…)
3.6.
Crocs heeft haar strategie voor 2024 vastgelegd in een stuk getiteld
‘2024 AOP HEADCOUNT PROPOSAL CROCS PLANNING EXECUTIVE SUMMARY’met bijbehorende slides. De heer [naam 2] , VP IT-Supply Chain Technologies heeft in een e-mail van 31 januari 2024 aan [naam 3] , HR-medewerker van Crocs, een toelichting gegeven op deze documenten. Crocs heeft haar OR niet om advies gevraagd voor de organisatiewijziging.
3.7.
Bij e-mail van 17 oktober 2023 heeft [geïntimeerde] als volgt gereageerd op de e-mail van 12 oktober 2023 van [naam 1] :
‘(…) however at this point I don’t want to leave Crocs/Heydude (..).[naam 1] heeft bij e-mail van dezelfde datum onder meer geantwoord:
‘ good luck with your search within Crocs. For the continuous improvement manager role in Dordrecht, the team will be looking for candidates with the right experience. I am not sure if you are the best fit for that role. I expect this vacancy will be posted by the end of this week (..).
3.8.
[geïntimeerde] heeft het beëindigingsvoorstel van Crocs afgewezen. Op 10 november 2023 heeft Crocs een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. Het UWV heeft bij beslissing van 19 januari 2024 de gevraagde toestemming geweigerd, omdat -samengevat- het UWV het niet aannemelijk achtte dat de arbeidsplaats van [geïntimeerde] vervalt door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering.
3.9.
[geïntimeerde] heeft gesolliciteerd op een functie ‘
Business Solutions Architect-Supply Chain’(Career Level 5) met als standplaats de Verenigde Staten en Singapore. [geïntimeerde] wilde deze functie vanuit Nederland verrichten. [geïntimeerde] heeft ook gesolliciteerd op de functie ‘
DC Continuous Improvement Manager’met als standplaats Dordrecht (Career Level 6, salarisschaal NLG 9). Crocs heeft [geïntimeerde] voor beide functies afgewezen omdat zij [geïntimeerde] niet geschikt achtte.
3.10.
Op 29 februari 2024 heeft Crocs [geïntimeerde] de volgende drie functies voorgelegd: ‘
Digital Allocator’, ‘Key Account Planner’(Career Level 4, Pay Grade 7)
,en
‘Senior Key Account Planner’(Career Level 5, Pay Grade 9). Op 5, 7 en 11 maart 2024 heeft Crocs [geïntimeerde] gevraagd om op de functie
‘Senior Key Account Planner’te solliciteren. De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft namens [geïntimeerde] gereageerd en Crocs onder meer gevraagd ‘voorlopig even niet’ met [geïntimeerde] te communiceren maar met hem, en Crocs verzocht aan te geven waarom [geïntimeerde] zijn eigen taken niet meer kan verrichten.
3.11.
Op 18 maart 2024 heeft Crocs een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de rechtbank Noord-Holland.
3.12.
In een verwijsbrief van 11 april 2024 van de huisarts van [geïntimeerde] aan de GGZ staat als reden voor de verwijzing:
‘Last van trauma gerelateerde klachten ivm plotseling ontslag’.
3.13.
In het verweerschrift naar aanleiding van het door Crocs ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst staat dat [geïntimeerde] ziek was. Naar aanleiding daarvan heeft Crocs [geïntimeerde] ziek gemeld per 6 mei 2024. In een verslag van de Arboarts staat als eerste ziektedag 6 mei 2024.
3.14.
Na de mondelinge behandeling in eerste aanleg is tussen partijen mediation gestart.
3.15.
Bij de bestreden beschikking van 31 juli 2024 heeft de kantonrechter onder meer de ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.
3.16.
Op 26 augustus 2024 is [geïntimeerde] uitgenodigd voor een herplaatsingsgesprek dat op 4 september 2024 heeft plaatsgevonden en waarvan Crocs op 18 september 2024 verslag heeft gedaan. Crocs heeft aan [geïntimeerde] de functie van ‘
Demand Planner’voorgesteld.
3.17.
In een reactie van 27 september 2024 heeft [geïntimeerde] geschreven: ‘
However, I expect we are working on it TOGETHER, to see what Crocs can offer and what I can do, and finding out a middle ground. I want to be ENGAGED in this process, but not like Crocs looks around internally and simply INFORM me the result. This should come from BOTH sides, not just ONE side’.(…)
‘So it is likely the global team might not find anything since it is approaching the year end. But again THAT IS NOT MY PROBLEM. Crocs should change itself for good.’
3.18.
Op 30 september 2024 heeft Crocs aan [geïntimeerde] voorgesteld te starten met re-integreren in de positie van Demand Planner. Partijen hebben afgesproken de re-integratie verder te bespreken in de mediation. Daarvan is het niet gekomen omdat (de gemachtigde van) [geïntimeerde] de afspraak een dag van te voren heeft afgezegd.
3.19.
In een advies van 4 oktober 2024 heeft de bedrijfsarts onder meer geschreven: ‘
Uw werknemer heeft medische klachten met objectiveerbare beperkingen t.a.v. (eigen) arbeid. De beperkingen zijn werk-gerelateerd. (..) Ik adviseer te starten met 2x2u per week (..).’
3.20.
Bij e-mail van 15 oktober 2024 heeft Crocs de gemachtigde van [geïntimeerde] laten weten dat [geïntimeerde] kan re-integreren in de positie van Demand Planner en dat Crocs samen met het global team de mogelijkheden voor herplaatsing van [geïntimeerde] heeft onderzocht maar dat er geen geschikte rollen of projecten voorhanden zijn. Op 18 oktober 2024 heeft [geïntimeerde] laten weten dat hij de Demand Planner positie niet geschikt acht en op 25 oktober 2024 dat hij wil re-integreren als consultant. Op 24 oktober 2024 heeft Crocs [geïntimeerde] het volgende bericht: ‘
you explained that you want to re-integrate in a project or transformation role, but without any deadlines or pressure which causes you stress. I explained that finding such a role without deadlines is very hard’.
3.21.
Op 31 oktober 2024 is Crocs in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
3.22.
Op 7 november 2024 heeft [geïntimeerde] gedurende een dag re-integratiewerkzaamheden verricht.
3.23.
Op 5 december 2024 heeft de Arboarts onder meer het volgende geschreven: ‘
Werknemer was begonnen met re-integratie in aangepaste werkzaamheden. Echter, vanwege recente arbeidsgerelateerde factoren is werknemer zijn belastbaarheid afgenomen. Er zijn wel benutbare re-integratiemogelijkheden. Mijns inziens staan deze arbeids-gerelateerde factoren de re-integratie echter in de weg. Deze moeten eerst met elkaar (en zo nodig een derde, neutrale partij) opgelost worden, voordat werknemer opnieuw kan starten met re-integratie.’
3.24.
Op 5 februari 2025 heeft de Arboarts geschreven: ‘
Er spelen nog steeds werk-gerelateerde factoren die een duurzame re-integratie belemmeren. Hierover moeten eerst met elkaar goede afspraken gemaakt worden, voordat werknemer opnieuw kan starten met re-integratie. Ik heb begrepen dat er momenteel juridische processen lopen. Gezien de recent gestarte behandeling en de juridische processen, adviseer ik op dit moment geen mediation. ik adviseer een nieuwe afspraak bij mij over ongeveer 6-8 weken om de situatie opnieuw te evalueren, tevens voor het opstellen van een functionele mogelijkhedenlijst’.
3.25.
Bij e-mail van 7 februari 2025 heeft Crocs aan [geïntimeerde] gevraagd hoe het met hem gaat en of een gesprek met iemand van Crocs misschien helpend kan zijn.
3.26.
Bij advies van 2 april 2025 heeft de Arboarts het volgende geschreven: ‘
Ik heb begrepen dat er juridische processen lopen en dat de uitspraak hiervan op 28 mei bekend zal worden. Dit zal ook van invloed zijn op het einddoel van de re-integratie. Ik adviseer tot die tijd de focus op herstel en behandeling te leggen en geen tot weinig contact met elkaar te hebben. Er is een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld t.b.v. arbeidsdeskundig onderzoek en exploratie van spoor 1/2. Indien uit de uitspraak blijkt dat werknemer en Crocs een arbeidsovereenkomst met elkaar blijven houden, dan adviseer ik het arbeidsdeskundig onderzoek in te zetten en re-integratiemogelijkheden in spoor 1 en 2 te onderzoeken en starten.’
3.27.
[geïntimeerde] heeft een medisch dossier overgelegd dat hij niet heeft willen delen met Crocs en haar advocaten. [geïntimeerde] heeft dit dossier wel gedeeld met de arbodienst en de verzekeraar van Crocs, [naam 4] . Uit dit dossier blijkt dat [geïntimeerde] in eerste instantie is gediagnosticeerd met ‘depressive mood disorder- moderate, single episode’ en later met ‘andere gespecificeerde psycho-trauma of stressor gerelateerde stoornis’. In eerste instantie is cognitieve gedragstherapie ingezet om de stemmingsklachten te verminderen. In de tussentijdse rapportage staat vermeld dat de klachten van [geïntimeerde] indien nodig behandeld zullen worden met EMDR. [naam 4] heeft op 12 mei 2025 geschreven:
’ Het lijkt dus ook aannemelijk (..) dat er een causaal verband is tussen de stressgerelateerde klachten en de acties van Crocs met betrekking tot het ontslag van 17 oktober 2023. Dat betekent echter naar mijn mening niet dat dit per definitie gerelateerd is aan de wijze waarop betrokkene destijds is ontslagen. Een ontslag bij een langdurig dienstverband kan worden aangemerkt als een fors life-event, waarvan men uiteraard psychische klachten kan ervaren maar ook kan dit aanleiding kan geven tot een psychiatrische stoornis, (..).

4.Eerste aanleg

4.1.
Crocs heeft in eerste aanleg verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] op de kortst mogelijke termijn omdat zijn arbeidsplaats is komen te vervallen als gevolg van een reorganisatie (artikel 7:669 lid 3 sub a BW). Crocs heeft gesteld dat zij zich heeft ingespannen om [geïntimeerde] binnen Crocs te herplaatsen maar dat herplaatsing niet mogelijk is gebleken.
4.2.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en tegenverzoeken gedaan. In geval van afwijzing of intrekking van het verzoek van Crocs heeft [geïntimeerde] primair verzocht om Crocs te veroordelen tot betaling van een (voorlopige) (im)materiële schadevergoeding van € 50.000,-, (verhuiskosten en opleidingskosten) en een vergoeding van alle kosten, waaronder behandelkosten voor psychische zorg en de daaruit voortvloeiende materiële schade, nader op te maken bij staat. In geval van toewijzing van het verzoek heeft [geïntimeerde] subsidiair verzocht om Crocs te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 40.000,-, een billijke vergoeding gebaseerd op vijftien jaren inkomensverlies en een aanvullende (im)materiële schadevergoeding van € 50.000,-, (verhuiskosten en opleidingskosten). In beide gevallen heeft [geïntimeerde] verzocht om Crocs te veroordelen tot betaling van de reële buitengerechtelijke juridische kosten (waaronder de kosten van de procedure bij het UWV) en de reële proceskosten, alles uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van Crocs in de nakosten en de wettelijke rente.
4.3.
De kantonrechter heeft het verzoek van Crocs afgewezen, omdat geen sprake is van een voldragen a-grond. Crocs heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende concreet onderbouwd wat de voordelen zijn van het overhevelen van de functie van [geïntimeerde] vanuit Nederland naar de Verenigde Staten, zodat het onvoldoende duidelijk is hoe het besluit van Crocs kan bijdragen aan de door Crocs gewenste doelen en doelmatige bedrijfsvoering. De kantonrechter heeft een bedrag aan reële advocaatkosten in deze procedure ter hoogte van € 11.505,-- (exclusief btw) toegewezen, omdat Crocs volgens de kantonrechter had moeten begrijpen dat haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen kans van slagen had, nu het UWV zijn toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen heeft geweigerd vanwege een gebrek aan onderbouwing, en Crocs het ontbindingsverzoek vervolgens op geen enkel punt nader heeft onderbouwd. Crocs is door de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld in de proceskosten in het verzoek.
4.4.
Ten aanzien van de tegenverzoeken van [geïntimeerde] heeft de kantonrechter overwogen dat Crocs zich niet als goed werkgever heeft gedragen door -samengevat- de rücksichtslose wijze waarop zij op 17 oktober 2023 aan [geïntimeerde] heeft meegedeeld dat er voor [geïntimeerde] geen plaats meer was bij Crocs en de manier waarop Crocs zich daarna heeft gedragen. Tevens is Crocs volgens de kantonrechter te kort geschoten in haar herplaatsingsverplichting door onder andere [geïntimeerde] de toegang te ontzeggen tot alle systemen. De verzoeken tot vergoeding van de materiële schadeposten ter zake van de verhuiskosten en de kosten van de opleiding heeft de kantonrechter afgewezen; het verzoek tot vergoeding van de verhuiskosten vanwege het ontbreken van causaal verband en het verzoek tot vergoeding van de opleidingskosten omdat [geïntimeerde] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij geen voordeel meer zou hebben van de opleiding omdat zijn toekomst bij Crocs onzeker is. De kantonrechter heeft partijen naar de schadestaatprocedure verwezen omdat [geïntimeerde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de onrechtmatige gedragingen van Crocs psychische en mentale klachten bij [geïntimeerde] hebben veroorzaakt, waardoor [geïntimeerde] (im)materiële schade heeft geleden of nog zal lijden. De proceskosten in het tegenverzoek heeft de kantonrechter gecompenseerd.

5.Beoordeling

5.1.
Crocs heeft in hoger beroep zes genummerde beroepsgronden aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking voor zover het betreft de afwijzing van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] , de veroordeling van Crocs tot betaling van de proceskosten ter hoogte van € 11.505,- (exclusief btw) en de verwijzing naar de schadestaatprocedure, en het hof verzocht om opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad:
  • I) op grond van artikel 7:683 lid 5 BW een datum te bepalen waarop de arbeidsovereenkomst tussen Crocs en [geïntimeerde] zal eindigen,
  • II) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de kosten van de procedure in eerste aanleg,
  • III) [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde proceskosten ter hoogte van € 11.505,-- te vermeerderen met de nakosten in eerste aanleg en btw, te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag van de voldoening,
  • IV) te verklaren voor recht dat Crocs niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens [geïntimeerde] , met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in hoger beroep.
5.2.
Crocs heeft aan haar verzoeken in hoger beroep samengevat ten grondslag gelegd dat de functie van [geïntimeerde] per 1 februari 2024 is komen te vervallen als gevolg van een reorganisatie waarmee sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak voor ontslag(grond I). Volgens Crocs heeft zij voldaan aan haar herplaatsingsverplichtingen (grond II). In hoger beroep heeft Crocs toegevoegd dat inmiddels ook sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (grond III) door de discussie die is ontstaan over de mogelijke herplaatsing en de re-integratie van [geïntimeerde] . Een constructief gesprek over de herplaatsing is niet mogelijk gebleken en mediation heeft niet tot succes geleid, zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet eindigen, aldus Crocs. Van een opzegverbod is volgens Crocs geen sprake. Crocs betwist niet dat [geïntimeerde] recht heeft op de wettelijke transitievergoeding, wel dat [geïntimeerde] recht heeft op een billijke vergoeding (grond IV). Crocs betwist ook dat zij in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap, zodat er geen aanleiding bestaat tot het toekennen van een schadevergoeding of een verwijzing naar de schadestaatprocedure (grond V). Aan haar verzoek tot terugbetaling van het toegewezen bedrag aan reële proceskosten legt Crocs ten grondslag dat de overweging van de kantonrechter waarop de toewijzing van het bedrag is gebaseerd, berust op een onjuiste rechtsopvatting (grond VI). Volgens Crocs heeft zij geen misbruik gemaakt van procesrecht of in dit verband onrechtmatig gehandeld. Bovendien bestaat bij Crocs het vermoeden dat [geïntimeerde] beschikt over een rechtsbijstandsverzekering.
5.3.
Bij verweerschrift in hoger beroep, tevens
incidenteel hoger beroepheeft [geïntimeerde] onder aanvoering van drie genummerde beroepsgronden, uitvoerbaar bij voorraad, verzocht
( I) de vorderingen en beroepsgronden van Crocs ongegrond te verklaren.
In het geval het verzoek van Crocs in hoger beroep wordt afgewezen of het verzoek wordt ingetrokken, verzoekt [geïntimeerde]
  • II) Crocs niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van de verstoorde arbeidsverhouding, althans de verzoeken tot ontbinding (op welke grond dan ook) af te wijzen;
  • III) Crocs te veroordelen tot betaling van een (voorlopige) schadevergoeding/billijke vergoeding ter hoogte van € 600.000,-;
  • IV) Crocs te veroordelen tot betaling van een (voorlopige) immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2023 tot en met de dag van de betaling, met instandlating van de verwijzing naar de schadestaatprocedure en aldus de schade te vermeerderen met de werkelijke schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
  • V) te bevestigen dat Crocs terecht is veroordeeld tot betaling van alle kosten, waaronder behandelingskosten voor psychische zorg en de daaruit voortvloeiende materiële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.4.
Als in het hoger beroep het verzoek van Crocs wordt ingewilligd verzoekt [geïntimeerde]
  • VI) een verhoogde transitievergoeding toe te wijzen en Crocs te veroordelen tot betaling van deze transitievergoeding;
  • VII) Crocs te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding van € 600.000,--;
  • VIII) Crocs te veroordelen tot betaling van een (voorlopige) immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2023 tot en met de dag van de betaling, met instandlating van de doorverwijzing naar de schadestaatprocedure en aldus de schade te vermeerderen met de werkelijke schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
5.5.
In alle gevallen verzoekt [geïntimeerde]
  • IX) Crocs te veroordelen tot betaling van de reële buitengerechtelijke juridische kosten, waaronder de buitengerechtelijke kosten van de advocaat, gemaakt in de procedure bij het UWV ad € 9.500,- (excl. btw);
  • X) Crocs te veroordelen tot betaling van de reële advocaatkosten in deze procedure ad € 28.862,21 (excl. btw), gebaseerd op het verlaagde uurtarief van € 295,- excl. btw en 6% kantoorkosten;
met veroordeling van Crocs in de nakosten en de wettelijke rente.
Het principaal hoger beroep en het incidenteel hoger beroep
5.6
De gronden en verzoeken in het principaal hoger beroep en het incidenteel hoger beroep zullen hieronder per onderwerp gezamenlijk worden behandeld. Uitgangspunt in de voorliggende zaak is dat het UWV heeft geweigerd Crocs toestemming te verlenen om de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] op te zeggen en dat ook de kantonrechter het verzoek van Crocs tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft afgewezen. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen Crocs en [geïntimeerde] op het moment van de (mondelinge) behandeling bij het hof voortduurt en het hof op grond van artikel 7:683 lid 5 BW aan de hand van de hem ten tijde van zijn beslissing bekende feiten en omstandigheden (‘
ex nunc’) dient te beoordelen of het ontbindingsverzoek ten onrechte is afgewezen.
Er bestaat geen redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 1 BW
5.7.
Het hof zal het verzoek van Crocs om een einddatum van de arbeidsovereenkomst te bepalen afwijzen, omdat het hof van oordeel is dat geen sprake is van een redelijke grond in de zin van artikel 7:699 lid 1 BW. Ter toelichting dient het volgende.
Bedrijfseconomische noodzaak onvoldoende aangetoond
5.8.
Op grond van artikel 7:669 lid 1 BW kan de werkgever een arbeidsovereenkomst opzeggen als daarvoor een redelijke grond bestaat en herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Als redelijke grond wordt onder andere aangemerkt het, over een toekomstige periode van 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering (artikel 7:669 lid 3 sub a BW). Bij de toetsing van de beslissingen van de werkgever past een zekere mate van terughoudendheid. De werkgever moet zijn onderneming zo kunnen inrichten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn verzekerd is. Dat is niet alleen in zijn belang maar ook in het belang van het behoud van werkgelegenheid in meer algemene zin. De werkgever moet zich wel verantwoorden voor zijn beslissing. In de Ontslagregeling zijn in dat kader nadere regels gesteld.
5.9.
Crocs heeft in dit verband gesteld dat het vervallen van de functie van [geïntimeerde] deel uitmaakt van een bredere organisatiewijziging. [geïntimeerde] was in zijn functie onder andere verantwoordelijk voor het beheer van de 09 Planning applicatie. Om haar organisatie efficiënter in te richten en de samenwerking wereldwijd te verbeteren heeft Crocs alle IT-gerelateerde verantwoordelijkheden, waaronder het beheer van de 09 Planning applicatie, (terug)geplaatst bij de IT-afdeling op het hoofdkantoor van Crocs in de Verenigde Staten. Het beheer van de 09 Planning applicatie is onderdeel geworden van de nieuwe lager ingeschaalde functie van Business Analyst op die afdeling. Ter onderbouwing heeft Crocs verwezen naar een aantal slides van het Annual Operating Plan 2024, een overzicht van de herverdeling van taken en een achteraf opgestelde toelichting van [naam 2] (zie 3.6). Andere werkzaamheden die behoorden tot de functie van [geïntimeerde] zijn overgeheveld naar andere teams binnen Crocs.
5.10.
[geïntimeerde] heeft de beroepsgrond bestreden. Volgens [geïntimeerde] past zijn ontslag in een gebruikelijke modus operandi van Crocs, die eruit bestaat dat Crocs de bescherming van het Nederlandse ontslagrecht omzeilt door werknemers van Crocs met een vast contract in opdracht van het Amerikaanse hoofdkantoor ‘out of the blue’ te confronteren met ontslag onder gelijktijdige aanbieding van een vaststellingsovereenkomst, voor welk ontslag Crocs dan achteraf een bedrijfseconomische grondslag construeert.
5.11.
Of sprake is van een gebruikelijke modus operandi zoals [geïntimeerde] heeft aangevoerd kan in het midden blijven, omdat het in de voorliggende zaak om de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] gaat. Naar het oordeel van het hof heeft Crocs met de overgelegde stukken (zie 3.6) en de toelichting ter zitting onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door Crocs doorgevoerde organisatiewijziging noodzakelijk was voor een doelmatige bedrijfsvoering. Crocs heeft ten tijde van de mondelinge behandeling op vragen van het hof toegelicht dat de opdracht voor de organisatiewijzing vanuit de Verenigde Staten is gekomen en niet (zozeer) was ingegeven door bezuinigingen, maar vanuit efficiencyoverwegingen. Crocs heeft echter onvoldoende (concreet) aannemelijk gemaakt wat en hoe het centraliseren van de IT-functie van [geïntimeerde] kon bijdragen en heeft bijgedragen aan de efficiency. Crocs heeft volstaan met uiteenzetten dat zij haar organisatie op de hierboven weergegeven manier beoogde te wijzigen en inmiddels ook heeft gewijzigd, maar niet waarom dat noodzakelijk was voor een doelmatige bedrijfsvoering. Crocs heeft onvoldoende (cijfermatig) inzicht gegeven in de achtergronden van en de redenen voor het overhevelen van de taken van [geïntimeerde] naar de IT-afdeling in de Verenigde Staten. Een nulmeting ontbreekt. Evenmin heeft Crocs (financiële) stukken overgelegd waarmee zij aannemelijk heeft gemaakt dat, en op welke wijze de(ze) organisatiewijziging tot positieve resultaten voor haar bedrijfsvoering kon leiden (prognoses) en inmiddels ook heeft geleid (resultaten). Ter zitting heeft Crocs immers op de vraag van het hof of ‘er ook aanwijzingen zijn dat het proces nu efficiënter is’ verklaard, dat die aanwijzingen er niet zijn.
5.12.
Het voorgaande betekent dat geen sprake is van een voldragen a-grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub a BW.
Er is geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding
5.13.
Subsidiair heeft Crocs in hoger beroep voor het eerst verzocht om een einddatum van de arbeidsovereenkomst te bepalen omdat de arbeidsovereenkomst volgens Crocs inmiddels duurzaam is verstoord (artikel 7:669 lid 3 sub g BW). [geïntimeerde] heeft ten aanzien hiervan primair als verweer gevoerd dat Crocs in haar verzoek niet kan worden ontvangen omdat zij haar verzoek niet voor het eerst in hoger beroep op deze wijze mag aanvullen. Het hof verwerpt dit verweer omdat [geïntimeerde] hiermee de herkansingsfunctie van het hoger beroep miskent. Crocs doet in dit hoger beroep niet voor het eerst een nieuw verzoek, zij breidt bij beroepsschrift enkel de grondslag waarop haar verzoek berust uit.
5.14.
In het verweerschrift in hoger beroep heeft [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat de verstoorde arbeidsverhouding door Crocs zelf is veroorzaakt. Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft het hof [geïntimeerde] meerdere keren gevraagd of deze stelling als een erkenning van de aanwezigheid van de g-grond moet worden opgevat. [geïntimeerde] heeft deze vraag impliciet ontkennend beantwoord en ten aanzien van de verhouding met Crocs evenzo vaak verklaard dat zijn baan bij Crocs veel voor hem betekent en dat hij graag bij Crocs wil re-integreren. Hij heeft zijn situatie bij Crocs vergeleken met zijn huwelijk, waarin er ook een mindere fase is geweest, maar hij nooit is gescheiden. Wat [geïntimeerde] betreft zijn de verhoudingen aldus niet zodanig verstoord dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk is.
5.15.
Het hof is van oordeel dat geen sprake is van een voldragen g-grond. Uit artikel 7:669 lid 3 sub g BW in samenhang met artikel 7:671b lid 1 aanhef en sub a BW, volgt dat een arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden als sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Blijkens de in de relevante rechtspraak geformuleerde criteria dient het te gaan om een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:220).
5.16.
Crocs heeft in eerste aanleg uitsluitend de a-grond aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd. Kennelijk was de arbeidsverhouding ten tijde van het indienen van het verzoekschrift niet verstoord. Dat betekent dat Crocs voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de g-grond door het hof feiten en omstandigheden moet stellen en bij betwisting zo nodig moet bewijzen, die zich hebben voorgedaan tussen de indiening van het ontbindingsverzoek en de indiening van het beroepsschrift die hebben geleid tot een ernstige en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
5.17.
Crocs heeft in dit verband gesteld dat
( a) [geïntimeerde] in eerste instantie niet bereid was om een herplaatsingsgesprek te voeren,
( b) in eerste instantie alle correspondentie met [geïntimeerde] via zijn advocaat moest verlopen (zie 3.10),
( c) de discussie met [geïntimeerde] over zijn herplaatsing regelmatig escaleert hetgeen blijkt uit de hoofdletters die [geïntimeerde] gebruikt om zijn woorden kracht bij te zetten (zie 3.17) ,
( d) [geïntimeerde] niet bereid is geweest om enig compromis te accepteren wat betreft functieniveau,
( e) [geïntimeerde] onrealistische eisen stelt door bijvoorbeeld te eisen dat Crocs het Annual Operating Plan 2025 met hem deelt,
( f) [geïntimeerde] heeft geweigerd om de hem opgedragen re-integratiewerkzaamheden te verrichten (zie 3.20),
( g) constructieve gesprekken en/of afspraken met [geïntimeerde] omtrent zijn herplaatsing onmogelijk zijn gebleken, en
( h) [geïntimeerde] een ingeplande mediationsessie een dag van te voren heeft afgezegd (zie 3.18).
5.18.
Inleidend overweegt het hof ten aanzien van de door Crocs aangevoerde omstandigheden dat deze omstandigheden betrekking hebben op de verhouding tussen [geïntimeerde] (en zijn advocaat) en de medewerkers van Crocs die zich bezighouden met het ontslag, de re-integratie en de herplaatsing van [geïntimeerde] en niet op de verhouding tussen [geïntimeerde] en zijn directe collega’s of leidinggevende(n). Dat die verhouding is verstoord is gesteld noch gebleken. Niet betwist is immers dat [geïntimeerde] tot 17 oktober 2023, de dag waarop hem de wacht werd aangezegd, naar volle tevredenheid van beide partijen en in goede harmonie bij Crocs heeft gewerkt en [geïntimeerde] sinds 17 oktober 2023 niet meer op het kantoor bij Crocs is geweest en geen werkzaamheden meer voor Crocs heeft verricht (met uitzondering van de re-integratiewerkzaamheden op 7 november 2024, zie 3.22). Verder overweegt het hof ten aanzien van de door Crocs aangevoerde omstandigheden dat deze te maken hebben met het verweer van [geïntimeerde] (en zijn advocaat) tegen het door Crocs beoogde ontslag en ook in dat licht moeten worden bezien.
5.19.
Ten aanzien van de onder 5.17 (a) tot en met (h) door Crocs gestelde omstandigheden overweegt het hof als volgt.
(ad 5.17 a, c, e en g) Uit de e-mails en de verslagen van de Arboarts (zie 3.24, 3.24 en 3.26) kan worden afgeleid dat er weliswaar irritaties zijn tussen [geïntimeerde] en de medewerkers die bij het aangezegde ontslag betrokken waren en die zich bezighouden met de re-integratie (en herplaatsing) van [geïntimeerde] , maar uit deze stukken blijkt ook dat [geïntimeerde] de herplaatsing (terecht) ziet als een gezamenlijk proces en dat [geïntimeerde] zich in dit kader door Crocs in de steek gelaten voelt (zie 3.17). Het door [geïntimeerde] in dit verband opgevraagde Annual Operating Plan moet in dit kader worden bezien, nu uit dat plan immers de strategie van Crocs kan worden afgeleid en de daaruit voortvloeiende vrijkomende posities of projecten, waarop [geïntimeerde] zou of had kunnen worden ingezet. De door Crocs beschreven escalatie ziet het hof niet. Het mag zo zijn dat [geïntimeerde] in eerste instantie niet open stond voor een herplaatsingsgesprek maar [geïntimeerde] heeft met Crocs dat herplaatsingsgesprek wel gevoerd op 18 september 2024 (zie 3.16).
5.20. (
ad b) Dat het contact op enig moment uitsluitend tussen advocaten is verlopen maakt ook niet dat de verhouding tussen partijen ernstig en duurzaam is verstoord. De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft vanwege de aard en de ernst van de ziekte van [geïntimeerde] op enig moment gemeend [geïntimeerde] te moeten beschermen. Dat stond de advocaat van [geïntimeerde] vrij als dat hem in het belang van zijn cliënt geraden voorkwam. Het hof heeft uit de overgelegde correspondentie tussen advocaten en de sfeer op de zitting wel geconstateerd dat de verstandhouding tussen advocaten niet optimaal is, maar dat is voor de beoordeling niet relevant, nu de g-grond ziet op de verhouding tussen partijen.
5.21. (
ad d) Dat [geïntimeerde] niet bereid is geweest om enig compromis te accepteren wat betreft functieniveau valt [geïntimeerde] niet te verwijten. Crocs heeft twee functies aangeboden die maar liefst twee niveaus lager waren dan zijn huidige functie en een functie die één niveau lager was dan zijn huidige functie (zie 3.10). Overigens heeft [geïntimeerde] ook gesolliciteerd op een functie met een lager niveau (zie 3.10).
5.22. (
ad f) [geïntimeerde] heeft gedurende een dag re-integratiewerkzaamheden verricht maar is teruggevallen omdat hem toen bekend werd dat Crocs in hoger beroep was gegaan van de bestreden beschikking (zie 3.21). Nadien heeft de Arboarts ook geoordeeld dat arbeids-gerelateerde factoren de re-integratie in de weg staan en dat deze eerst moeten worden opgelost voordat [geïntimeerde] opnieuw kon starten met re-integratie (zie 3.23). Als Crocs van oordeel was dat [geïntimeerde] onvoldoende meewerkte aan zijn re-integratie had zij bovendien het UWV om een deskundigenoordeel kunnen vragen.
5.23. (
ad h) Vast staat dat de advocaat van [geïntimeerde] de mediationsessie heeft afgezegd en niet [geïntimeerde] zelf. Volgens de advocaat van [geïntimeerde] zette Crocs [geïntimeerde] op ongepaste wijze onder druk. Wat hier ook van zij, het afzeggen van een mediationsessie door de advocaat van een werknemer leidt niet tot een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen.
5.24.
De conclusie is dat niet vast is komen te staan dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam is verstoord waardoor de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet kan voortduren. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen redelijke grond bestaat om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Daarom hoeft ook niet beoordeeld te worden of sprake is van een opzegverbod en evenmin of Crocs aan haar herplaatsingsverplichting heeft voldaan. Crocs heeft daarom bij de bespreking van grond II geen belang. Datzelfde geldt voor grond IV die ziet op de transitievergoeding en de billijke vergoeding.
Verwijzing naar de schadestaatprocedure blijft in stand; geen (im)materiële schadevergoeding
5.25.
Grond 5 in het principaal hoger beroep en de gronden 1 en 2 in het incidenteel hoger beroep lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Met grond 5 in principaal hoger beroep bestrijdt Crocs het oordeel van de kantonrechter dat zij onrechtmatig heeft gehandeld waardoor [geïntimeerde] schade zou hebben geleden die in een schadestaatprocedure nader moet worden beoordeeld. Volgens Crocs heeft zij niet in strijd gehandeld met goed werkgeverschap en is zij niet toerekenbaar tekortgeschoten jegens [geïntimeerde] , zodat geen aanleiding bestaat tot het toekennen van een schadevergoeding of een verwijzing naar de schadestaatprocedure. Daarbij komt volgens Crocs dat [geïntimeerde] de summiere stellingen over zijn schade niet heeft onderbouwd zodat niet aannemelijk is geworden dat [geïntimeerde] schade heeft geleden die verband houdt met het handelen van Crocs en aan haar kan worden toegerekend. Crocs betwist dat zij rücksichtslos heeft gehandeld; zij heeft [geïntimeerde] op 17 oktober 2023 slechts een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan. Van een ontslag op staande voet, zoals [geïntimeerde] het voorstel heeft geduid, is geen sprake. [geïntimeerde] heeft vervolgens alle contact afgehouden en zijn schade ook onvoldoende concreet onderbouwd. Subsidiair heeft Crocs gesteld dat bij een eventueel tekortschieten van haar een beperkt deel van de immateriële schade kan worden meegewogen in een billijke vergoeding.
5.26.
[geïntimeerde] heeft in dit verband aangevoerd dat hij tot zijn ontslag in 2023 nog nooit ziek is geweest en geen verleden heeft van psychische kwetsbaarheid. Zijn huidige toestand heeft ertoe geleid dat hij zware medicatie slikt voor PTSS en een traject voor psychologische zorg moet ondergaan. Volgens [geïntimeerde] is zijn huidige toestand enkel het gevolg van het onrechtmatig handelen van Crocs. [geïntimeerde] stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op volledige schadeloosstelling, waaronder psychologische kosten, inkomensverlies en vergoeding van smartengeld.
5.27.
Grond 5 in principaal hoger beroep faalt. Naar het oordeel van hof wordt voldaan aan de twee vereisten voor verwijzing naar de schadestaatprocedure, te weten (a) vaststelling van de grondslag van de aansprakelijkheid en (b) aannemelijkheid van de mogelijkheid van schade (Hoge Raad, 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:328). Het is voldoende aannemelijk dat het tekortschieten van Crocs psychische klachten heeft veroorzaakt. Dit oordeel wordt ondersteund door de verwijzing van de huisarts (zie 3.27), de Arboarts (zie 3.23, 3.24 en 3.26 ) en de psycholoog (zie 3.27). Met de kantonrechter is het hof daarom van oordeel dat de mogelijkheid dat [geïntimeerde] materiële schade, bijvoorbeeld in de vorm van kosten voor het ontvangen van psychologische zorg, lijdt of zal lijden aannemelijk is. Anders dan Crocs betoogt, hoeft [geïntimeerde] voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure zijn schade niet nu al te onderbouwen en te concretiseren. Voldoende is immers dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is.
Ook aan het vereiste dat de grondslag van de aansprakelijkheid is vastgesteld, is voldaan. Het hof is van oordeel dat Crocs heeft gehandeld in strijd met goed werkgeverschap en daarmee toerekenbaar tekort is geschoten in haar verbintenis tegenover [geïntimeerde] .
5.28.
Het tekortschieten van Crocs bestaat onder meer uit het volgende stelsel van gedragingen van Crocs in onderlinge samenhang bezien:
( a) het ontheffen van [geïntimeerde] uit zijn functie zonder enige (voor)aankondiging, van het ene op het andere moment, na een vlekkeloos dienstverband van dertien jaar,
( b) het overhandigen van een (al klaar liggende) vaststellingsovereenkomst in dat zelfde gesprek, waarin stond dat er geen herplaatsingsmogelijkheden waren, waarop [geïntimeerde] dan ook nog binnen een week moest reageren op straffe van verval van het aanbod, en voorts
( c) [geïntimeerde] direct na dat gesprek naar de uitgang te begeleiden, nadien geen contact meer met hem op te nemen en het blokkeren van de accounts van [geïntimeerde] en gedurende langere tijd geblokkeerd te houden, zodat [geïntimeerde] onder meer de vacaturesite niet kon bezoeken.
Gelet op deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is goed voorstelbaar dat [geïntimeerde] de gang van zaken op 17 oktober 2023 en in de periode daarna als een ontslag op staande voet heeft ervaren (ook als daarvan formeel geen sprake was), terwijl voor een dergelijk ontslag geen enkele aanleiding was. Het feit dat Crocs op enig moment wel weer contact heeft opgenomen met [geïntimeerde] doet aan het voorgaande niet af, nu dat onverlet laat dat Crocs de toegang van [geïntimeerde] tot de systemen langere tijd heeft geblokkeerd en pas enkele maanden na het gesprek op 17 oktober 2023 met [geïntimeerde] in contact is getreden over andere mogelijke functies. Het hof zal de verwijzing naar de schadestaatprocedure dan ook in stand laten en wijst de door Crocs verzochte verklaring voor recht dat zij niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens [geïntimeerde] af. Het hof komt niet toe aan een bespreking van het subsidiaire standpunt van Crocs, omdat dat standpunt uitgaat van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] , hetgeen gelet op het voorgaande niet aan de orde is. Het hof ziet evenmin aanleiding om het verzoek toe te wijzen van [geïntimeerde] om te bevestigen dat Crocs terecht is veroordeeld tot betaling van alle kosten nader op te maken bij staat. Van een veroordeling tot betaling is immers met een verwijzing naar de schadestaatprocedure nog geen sprake.
5.29.
Met grond 2 in incidenteel hoger beroep komt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing door de kantonrechter van de gevorderde immateriële schade ter hoogte van € 4.000,--. In hoger beroep heeft [geïntimeerde] zijn vordering op dit punt vermeerderd tot (een voorschot van) € 25.000,--. Deze grond faalt; het hof ziet geen aanleiding om vooruitlopend op de schadestaatprocedure een voorschot toe te kennen. Daartoe is redengevend dat, zoals ook [naam 4] heeft overwogen (zie 3.27), het weliswaar aannemelijk lijkt dat er een causaal verband bestaat tussen de stress gerelateerde klachten van [geïntimeerde] en de acties van Crocs met betrekking tot zijn ontslag, maar dat het ook zo kan zijn dat de stress gerelateerde klachten ook zonder het tekortschieten van Crocs zouden zijn ontstaan, omdat een ontslag bij een langdurig dienstverband sowieso kan worden aangemerkt als een fors life-event, dat kan leiden tot psychische klachten of een psychiatrische stoornis.
5.30.
Met grond 1 in incidenteel hoger beroep komt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing van de gevorderde schade ter hoogte van de kosten van de door [geïntimeerde] genoten opleiding (zie 3.2). Volgens [geïntimeerde] moet Crocs de kosten die [geïntimeerde] heeft gemaakt voor het volgen van de opleiding vergoeden, omdat de opleiding tot een aanzienlijke verbetering van de functiemogelijkheden van [geïntimeerde] had moeten leiden en Crocs deze mogelijkheden door de ontslagaanzegging heeft gefrustreerd. In hoger beroep heeft [geïntimeerde] bij wijze van tegenverzoek zijn vordering op dit punt (voorlopig) vermeerderd tot een bedrag van € 600.000,-- .
5.31.
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat niet is gesteld of gebleken dat de door [geïntimeerde] gevolgde opleiding door het handelen van Crocs nutteloos is of zal zijn. De arbeidsovereenkomst duurt immers voort en ook als aan de arbeidsovereenkomst met Crocs op enig moment een einde zou komen, kan [geïntimeerde] de door de opleiding verkregen kennis en vaardigheden buiten Crocs toepassen.
5.32.
[geïntimeerde] heeft het bedrag van € 600.000,- gevorderd ten titel van schadevergoeding c.q. billijke vergoeding, bestaande uit samengevat compensatie van inkomensverlies. Omdat de arbeidsovereenkomst voortduurt doet deze schade zich niet voor, zodat dit tegenverzoek zal worden afgewezen.
De reële proceskosten
5.33.
Grond 6 in principaal hoger beroep en grond 3 in incidenteel hoger beroep lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Met grond 6 bestrijdt Crocs het oordeel van de kantonrechter dat Crocs had moeten begrijpen dat haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen kans van slagen had omdat het UWV de ontslagvergunning had geweigerd en Crocs in de ontbindingsprocedure geen nieuwe stukken heeft ingebracht. Volgens Crocs heeft zij in de ontbindingsprocedure wel nieuwe stukken ingebracht, maar ook als zij dat niet had gedaan is volgens Crocs niet voldaan aan de strenge toets voor toewijzing van de reële proceskosten, zodat [geïntimeerde] het door Crocs betaalde bedrag aan haar moet terugbetalen. Subsidiair heeft Crocs de hoogte van de kosten betwist en gesteld dat [geïntimeerde] een rechtsbijstandsverzekering heeft.
5.34.
[geïntimeerde] bestrijdt met grief 3 in incidenteel hoger beroep de afwijzing van de reële proceskosten in de UWV procedure. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat Crocs tegen beter weten in procedeert door stelselmatig tegen te werken en te vertragen. Crocs heeft gedurende de mediation hoger beroep ingesteld en stellingen ingenomen waarvan zij wist dat ze onjuist waren en waarvan zij wist dat ze daarmee een op dat moment zeer kwetsbare medewerker geweld zou aandoen. Deze handelswijze maakt dat toewijzing van de reële advocaatkosten in de UWV-procedure toewijsbaar zijn. Daarnaast verzoekt [geïntimeerde] om toekenning van de reële proceskosten in hoger beroep.
5.35.
Grond 6 in principaal hoger beroep slaagt en grond 3 in incidenteel hoger beroep faalt. Daartoe is het volgende redengevend. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2015:1600 overwogen dat een volledige vergoedingsplicht ter zake van proceskosten denkbaar is, doch alleen in ‘buitengewone omstandigheden’, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Hieromtrent is in het arrest HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, NJ 2012/233 overwogen dat pas sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
5.36.
Met Crocs is het hof van oordeel dat in het voorliggende geval niet voldaan is aan de hiervoor vermelde strenge toets, niet voor wat betreft de reële advocaatkosten in de UWV procedure en evenmin met betrekking tot de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Ten aanzien van de procedure in eerste aanleg overweegt het hof nog dat de wetgever met artikel 7:671b BW expliciet de mogelijkheid heeft geboden om een afwijzing van een ontslagverzoek door het UWV opnieuw te laten beoordelen door de kantonrechter. (De inhoud van) het ontbindingsverzoek van Crocs was niet zodanig dat zij op voorhand moest begrijpen dat dat geen kans van slagen had. Dat betekent dat het verzoek van Crocs [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van het betaalde bedrag aan reële proceskosten zal worden toegewezen en het verzoek van [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep wordt afgewezen.
Conclusie
5.37.
De conclusie is dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen met uitzondering van de veroordeling van Crocs om aan [geïntimeerde] een bedrag van € 11.505,- (exclusief btw) aan reële proceskosten te betalen. Nu het hof de bestreden beschikking bijna volledig bekrachtigt, zal het verzoek van Crocs om [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in eerste aanleg te veroordelen, worden afgewezen. Door geen van beide partijen zijn feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beoordeling van het petitum kunnen leiden, zodat het hof niet toekomt aan het toelaten tot bewijslevering. Het hof beoordeelt de overige stellingen van partijen zo dat deze ook niet tot een andere beslissing kunnen leiden, zodat die stellingen en verweren verder onbesproken kunnen blijven.
De proceskosten
5.38.
De proceskosten in het principaal hoger beroep zullen worden gecompenseerd, omdat beide partijen gedeeltelijk in het (on)gelijk zijn gesteld. De proceskosten in incidenteel hoger beroep komen voor rekening van [geïntimeerde] nu hij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij Crocs is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.505,-- (exclusief btw) aan proceskosten,
en in zoverre opnieuw rechtdoende
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Crocs van een bedrag van € 11.505,-- (te vermeerderen met de nakosten in eerste aanleg en btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
compenseert de proceskosten in principaal hoger beroep in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Crocs vastgesteld op € 1.214,--
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg, R.L. de Graaff, en mr. S. Tamboer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.