ECLI:NL:GHAMS:2025:1805

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
200.349.767/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [minderjarige 1] (11 jaar) en [minderjarige 2] (14 jaar). De kinderen verblijven momenteel bij de vader en hebben elke twee weken een weekend bij de moeder. De rechtbank Noord-Holland heeft in een eerdere beschikking van 10 oktober 2024 de verzoeken van de moeder om wijziging van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling afgewezen. De moeder is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Ze verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en de zorgregeling te wijzigen. De vader en de Raad voor de Kinderbescherming zijn het eens met de beslissing van de rechtbank.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de moeder haar standpunt toegelicht, waarbij ze stelt dat de kinderen bij haar willen wonen en dat de huidige regeling niet in hun belang is. De vader daarentegen betoogt dat de kinderen bij hem moeten blijven, omdat hij een stabiele situatie kan bieden. De Raad adviseert om de huidige regeling in stand te houden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de huidige zorgregeling en hoofdverblijfplaats bij de vader moeten blijven, omdat dit in het belang van de kinderen is. De moeder's verzoeken zijn afgewezen, maar het hof heeft wel een aanpassing in de zorgregeling doorgevoerd, zodat de kinderen om de week bij de moeder verblijven tot zondagavond.

De beslissing van het hof is op 15 juli 2025 openbaar uitgesproken, waarbij de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk is vernietigd en de zorgregeling is aangepast. Het hof heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders werken aan hun communicatie om de situatie voor de kinderen te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.349.767/01
zaaknummer rechtbank: C/15/353539 / FA RK 24-3010
beschikking van de meervoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. I.M. Thieme te Zaandam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. M. van Espen te Hoorn.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] , en
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] (11 jaar) en [minderjarige 2] (14 jaar) (hierna: de kinderen).
1.2
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vader en zijn elke twee weken een weekend bij de moeder. De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 10 oktober 2024 (hierna: de bestreden beschikking) de verzoeken van de moeder om de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling te wijzigen afgewezen.
De moeder is het daar niet mee eens en wil dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben en elke twee weken een weekend bij de vader zijn. Als het hof het daar niet mee eens is, wil de moeder dat de kinderen de ene week bij haar en de andere week bij de vader zijn. De vader en ook de raad zijn het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 9 januari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 24 februari 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van moeder van 15 mei 2025 met bijlagen, en
- een bericht van de zijde van de vader van 16 mei 2025 met bijlagen.
2.4
De zitting heeft op 28 mei 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door mr. D.E.M. Boukens waarnemend voor zijn advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door W. Daalderop.
2.5
De kinderen hebben na de zitting allebei in een brief laten weten wat zij van de zaak vinden. Die brieven zijn door de moeder persoonlijk per e-mail van 3 juni 2025 aan de griffie van het hof verzonden. Aan de advocaat van de vader en de raad is gelegenheid gegeven om op de zakelijke inhoud daarvan te reageren. De advocaat van de vader heeft bij e-mail van 10 juni 2015 gereageerd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna: de ouders) zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2014 te [plaats A] ; en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2010 te [plaats A] .
De ouders hebben tot januari 2015 een relatie met elkaar gehad. Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
De rechtbank heeft op 28 december 2016 een tijdelijke zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen elke woensdag van 9.00 uur tot 17.15 uur en een keer in de veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 17.15 bij de moeder zijn.
3.3
De rechtbank heeft bij beschikking van 2 augustus 2017 de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald. Ook heeft zij toen de tijdelijke zorgregeling gewijzigd. De rechtbank heeft bepaald dat de kinderen de ene week van vrijdag uit school tot zondag 17.15 uur en de andere week van vrijdag uit school tot zaterdag 12.00 uur bij de moeder verblijven. Verder heeft de rechtbank de vakanties bij helfte verdeeld.
3.4
De rechtbank heeft in een beschikking van 24 april 2019 de volgende zorgregeling bepaald:
- de kinderen verblijven telkens in een cyclus van drie weken gedurende twee achtereenvolgende weekenden van vrijdag uit school tot zondag 17.15 uur bij de moeder, vervolgens verblijven zij het weekend bij de vader;
  • in de week waarin er geen weekendregeling is, verblijven de kinderen bij de moeder van woensdag uit school tot 17.15 uur;
  • in de oneven jaren verblijven de kinderen bij de moeder: de voorjaarsvakantie, de tweede week van de meivakantie, de laatste drie weken van de zomervakantie en de tweede week van de kerstvakantie;
  • de kinderen verblijven bij de vader: de eerste week van de meivakantie, de eerste drie weken van de zomervakantie. de herfstvakantie en de eerste week van de kerstvakantie
  • de vakantieregeling wordt in de even jaren andersom toegepast;
  • de kinderen verblijven op Moederdag en de verjaardag van de moeder bij de moeder en zijn op Vaderdag en de verjaardag van de vader bij de vader.
3.5
De ouders zijn tijdens een zitting in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank op 5 december 2019 overeengekomen dat op meerdere data begeleide omgang op het kantoor van Jeugdbescherming Regio [plaats] zal plaatsvinden tussen de moeder en de kinderen.
3.6
De rechtbank heeft op 17 juni 2020 de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 24 april 2019 gewijzigd. De rechtbank heeft onder meer bepaald dat de kinderen om de week bij de moeder verblijven vanaf vrijdag uit school tot zondag 17.15 uur, waarbij de moeder de kinderen uit school haalt en de vader de kinderen ophaalt bij de moeder. Op zondag brengt de moeder de kinderen naar beneden. Op de zaterdag, in het weekend dat de kinderen bij de vader zijn, is om 10.00 uur contact via videobellen tussen de kinderen en de moeder.
3.7
De kinderen zijn vier jaar onder toezicht van Jeugdbescherming Regio [plaats] gesteld geweest, te weten van 11 maart 2019 tot en met 10 maart 2023.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van de moeder betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling afgewezen. De moeder had verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en te bepalen dat de kinderen bij haar op het adres worden ingeschreven. Daarnaast had de moeder primair verzocht de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat de kinderen om het weekend gedurende het weekend bij de vader verblijven. De moeder had subsidiair verzocht dat de kinderen om de week bij de ene ouder en vervolgens bij de andere ouder zijn, met het wisselmoment op maandag via school.
4.2
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en haar inleidende verzoeken alsnog toe te wijzen.
4.3
De vader verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Toelaatbaarheid van de kindbrieven
5.1
De advocaat van de vader heeft het hof verzocht geen rekening te houden met de inhoud van de beide kindbrieven, omdat niet duidelijk is of deze brieven uit vrije wil of onder dwang van de moeder zijn geschreven. Voor zover zij daarmee heeft willen aanvoeren dat de kindbrieven ontoelaatbaar zijn, gaat het hof daarin niet mee. De kinderen hebben in deze procedure nu eenmaal het recht hun stem te laten horen.
Het wettelijk kader
5.2
Uit artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan ingevolge artikel 1:253a, tweede lid, BW omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
De standpunten
5.3
De kinderen geven volgens de moeder structureel en al geruime tijd aan dat ze bij haar willen wonen en meer bij haar willen zijn. De moeder vindt dat het belang van rust tussen de ouders en voor de kinderen niet zwaarder moet wegen dan het belang dat de kinderen hebben bij een uitgebreider contact met de moeder. Ook de langere reistijd voor de kinderen naar school weegt niet op tegen dat laatstgenoemde belang. Bij de moeder voelt [minderjarige 2] zich merkbaar meer op zijn gemak en ervaart hij minder emotionele stress. De kinderen kunnen zich bij de moeder vrijer uitdrukken en dit is van belang voor hun emotionele en psychologische ontwikkeling. Dat de onderlinge verstandhouding tussen de ouders niet is verbeterd, mag geen aanleiding zijn om de zorgregeling niet te veranderen.
5.4
De vader vindt dat er geen wijziging moet komen in de hoofdverblijfplaats van de kinderen en ook niet in de zorgregeling. De moeder kan de kinderen geen stabiele situatie bieden terwijl de vader al jarenlang samen is met zijn huidige partner. De vraag is ook of de moeder de volledige zorg voor de kinderen aankan. In het verleden is gebleken dat dit niet goed ging als de moeder onder spanning kwam te staan. [minderjarige 2] heeft een speciale aanpak nodig en dit vergt veel van de moeder. Daarnaast maakt de vader zich zorgen over de financiële problemen van de moeder. Een wijziging van de zorgregeling waarbij de kinderen gewoon op hun vertrouwde school blijven zitten, zou ook inhouden dat de kinderen veel meer reistijd hebben. Dat is niet wenselijk. Verder is er tussen de ouders een vertrouwensbreuk ontstaan die niet zomaar te helen is en dat staat een goede samenwerking in de weg.
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting geadviseerd om de huidige zorgregeling en hoofdverblijfplaats bij de vader in stand te houden omdat dat in het belang van de kinderen is. Daarnaast adviseert de raad de ouders om samen het hulpverleningstraject Ouderschap Blijft te starten om hun communicatie te verbeteren.
De beoordeling door het hof
5.6
De ouders hebben al veel procedures gevoerd over onder meer de zorgregeling. Tot op heden communiceren zij niet goed met elkaar en hebben ze een slechte verstandhouding. De huidige zorgregeling houdt in dat de kinderen om de week bij de moeder zijn vanaf vrijdag uit school tot zondag 17.15 uur, maar ter zitting is gebleken dat de kinderen ook zondagavond bij de moeder zijn tot na het avondeten.
De zorgregeling
5.7
Het hof is het met de raad eens dat de zorgregeling die de moeder heeft voorgesteld niet in het belang van de kinderen wenselijk is en wijst daarom de verzoeken van de moeder af. De moeder stelt dat zij beter dan de vader in staat is [minderjarige 2] gerichte aandacht te geven, maar er zijn geen aanwijzingen dat de moeder de kinderen beter kan opvoeden en verzorgen dan de vader. De door de moeder gestelde zorgen over de thuissituatie bij de vader zijn onvoldoende onderbouwd. Het hof ziet hierin dan ook geen aanleiding om op dit punt tot een ander oordeel te komen. De kinderen zijn gewend aan de huidige zorgregeling, die inmiddels al een aantal jaren wordt uitgevoerd. Na een lange periode waarin de kinderen te maken hebben gehad met emotionele druk door de onderlinge strijd tussen de vader en de moeder zorgt de huidige regeling dus voor rust en stabiliteit voor de kinderen. Dit is met name van belang voor [minderjarige 2] , gezien zijn beperking. Wijziging van de huidige situatie zoals door de moeder zowel primair als subsidiair is verzocht zou ingrijpende veranderingen voor de kinderen met zich brengen die op dit moment niet in hun belang worden geacht. Het hof is er zich van bewust dat met deze beslissing afgeweken wordt van de inhoud van de beide kindbrieven, die erop neerkomen dat zij graag (vaker) bij de moeder willen zijn. Maar uit het voorgaande volgt dat het hof dat niet in hun belang vindt.
5.8
Ter zitting in hoger beroep zijn de ouders overeengekomen dat de kinderen in het weekend dat ze bij de moeder zijn op zondag bij haar blijven tot na het avondeten. De zorgregeling wordt al enige tijd op die manier ingevuld. De ouders hebben afgesproken dat de moeder de kinderen op zondag om 19.00 uur bij de vader thuisbrengt. Het hof zal, met wijziging van de bestreden beschikking, de zorgregeling overeenkomstig aanpassen.
De hoofdverblijfplaats
5.9
Het hof is het met de rechtbank eens dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader moet blijven. Het uitgangspunt is dat de hoofdverblijfplaats van kinderen wordt bepaald bij de ouder die het meeste zorg voor die kinderen draagt. Zoals volgt uit de beoordeling van de zorgregeling, is dat de vader. Niet is gebleken dat in het belang van de kinderen hun hoofdverblijf moet worden gewijzigd in afwijking van genoemd uitgangspunt.
5.1
Ten slotte benadrukt het hof dat het in het belang van de kinderen gewenst is dat de ouders zich gaan inzetten om hun communicatie te verbeteren. Ter zitting in hoger beroep hebben de ouders ingestemd met deelname aan het hulpverleningstraject Ouderschap Blijft. Het hof juicht dit toe, maar dit traject heeft alleen kans van slagen als de ouders in de komende periode afzien van procederen tegen elkaar. Dat zal ook de rust voor de kinderen ten goede komen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 10 oktober 2024 voor zover het de verdeling van de reguliere zorg- en opvoedingstaken betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt, met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank van 17 juni 2020, dat de kinderen bij de moeder verblijven:
- om de week vanaf vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag uit school haalt en op zondag thuisbrengt bij de vader;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. A.V.T. de Bie en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. N.L. Lusink als griffier en is op 15 juli 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.