ECLI:NL:GHAMS:2025:1850
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.H. Lieber
- A.R.O. Mooy
- J.A.H. Bruggemann
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer inzake klacht tegen notaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klaagster tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer, waarbij het verzet van klaagster ongegrond is verklaard. Klaagster had op 16 december 2024 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 18 november 2024, waarin haar klacht tegen de notaris werd afgewezen. De kamer had geoordeeld dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk was. Klaagster stelde dat zij een redelijk belang had bij de klacht en dat de kamer ten onrechte had beslist dat zij geen doorbrekingsgrond had aangevoerd. Het hof oordeelt echter dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de kamer, zoals bepaald in artikel 99 lid 19 van de Wet op het notarisambt. Klaagster heeft in haar beroepschrift geen feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op een schending van fundamentele rechtsbeginselen. Het hof concludeert dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat er geen grond is om de uitsluiting van het rechtsmiddel te doorbreken. De beslissing van het hof is op 22 juli 2025 openbaar uitgesproken.